Openbaring 3:14-22 – Laodicea
I. Wij gaan de zevende en laatste brief van Jezus aan Zijn kerk met elkaar doornemen. Dit zijn dan ook de laatste woorden van Jezus aan Zijn kerk, aan ons, aan jou persoonlijk.
Openbaring 3:14-22
Vers 14 –“14En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het begin van Gods schepping:”
I. In tegenstelling tot hoe Jezus het in de eerste vijf brieven wel deed, grijpt Jezus nu in deze brief niet terug naar de omschrijving van Zichzelf uit hoofdstuk 1. Jezus benadrukt hier hele andere eigenschappen van Zichzelf.
A. Blijkbaar was het voor deze kerk van belang om andere eigenschappen van Jezus te zien.
B. Ook is het voor ons goed om niet te blijven steken bij de eigenschappen of kenmerken van Jezus die wij fijn vinden, maar dat wij ons ook schikken naar de eigenschappen die wij misschien minder kunnen waarderen.
i. Bijvoorbeeld vinden sommige mensen het hartstikke fijn om het vooral te hebben over de liefdevolle en verdraagzame Jezus.
ii. Dezelfde mensen weigeren te geloven dat Jezus echt meent, dat Hij de ongelovige en weerbarstige wereld gaat veroordelen!
a. Jezus Christus is zowel liefdevol alsook rechtvaardig en zo moeten wij alle eigenschappen van Jezus aannemen.
II. Aan de kerk in Laodicea zegt Jezus dat Hij de ‘Amen’ is. Meestal als wij het woord ‘amen’ horen of gebruiken, dan is het aan het eind van een gebed, want ‘amen’ is een bevestiging van wat er gezegd wordt. Het betekent letterlijk: ‘het zij zo’.
A. Het wordt zowel aan het einde van iets dat gezegd wordt, alsook aan het begin van iets dat gezegd wordt, geplaatst.
i. Bijvoorbeeld, elke keer wanneer Jezus in de Evangeliën iets van essentieel belang zei, begon Hij met de woorden: ‘Voorwaar, voorwaar, ik zeg u. . .’
a. Het Grieks woord voor amen en voor voorwaar is hetzelfde woord.
1. Dus, door het aan het begin van een zin te plaatsen bevestigt de Bijbel dat wat er gezegd gaat worden volkomen waar en betrouwbaar is.
2. Door het aan het eind van een zin te plaatsen bevestigt de Bijbel dat wat er gezegd werd volkomen waar en betrouwbaar is.
B. Wat Jezus hiermee aan de kerk in Laodicea (en aan ons) duidelijk wil maken, is, dat Hij Zelf waar en betrouwbaar is en dat Hij het laatste woord heeft.
i. Jezus is altijd en in alle gevallen de ‘het zij zo’, oftewel, Jezus is de ‘punt uit’. Hij heeft het laatste woord en Zijn wil zal uiteindelijk gedaan worden, punt uit!
III. Ook is Jezus dé getrouwe en waarachtige Getuige, in tegenstelling tot de kerk in Laodicea die totaal niet getrouw en waarachtig was.
IV. En tot slot zegt Jezus, dat Hij het begin van Gods schepping is. Dit betekent absoluut niet dat Jezus een schepsel van God is, maar dat Jezus de oorsprong van Gods schepping is.
Zo’n 30 jaar voor het schrijven van deze brief schreef de apostel Paulus de brief aan de kerk in Kolosse.
A. Kolossenzen 1:15-17 – “15Jezus is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. 16Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. 17 En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.”
i. In deze brief pakt Paulus het probleem aan van valse leer over Jezus. Paulus tackelt vooral de valse opvattingen over de goddelijkheid en het eeuwig bestaan van Jezus Christus.
a. Kolossenzen 2:8 –“Wees op uw hoede en laat u niet meeslepen door holle en misleidende theorieën die op menselijke tradities zijn gebaseerd en zich richten op de machten van de wereld en niet op Christus.” (NBV)
1. Blijkbaar was de kerk in Kolosse niet de enige die met dit probleem te kampen had, want we zullen zien, dat de kerk in Laodicea zich uiteindelijk wél heeft laten meeslepen door misleidende theorieën en menselijke tradities.
B. Trouwens, de steden Laodicea, Hiërapolis en Kolosse lagen heel dicht bij elkaar. De apostel Paulus noemt Laodicea en Hiërapolis zelfs in zijn brief aan de Kolossenzen.
Vers 15 –“15Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet!”
I. De Amen, die het laatste woord heeft, de getrouwe Getuige die alleen de waarheid spreekt, en de Schepper van alles wat er is, zegt tegen de kerk in Laodicea: “Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent.”
A. Jezus kent en Jezus weet. En uiteindelijk heeft Jezus niets goeds te zeggen over deze kerk. De diagnose die Jezus stelt is, dat deze kerk lauw was.
II. Zoals wij zo meteen zullen zien, was de stad Laodicea zeer welvarend. Dit bracht een mate van hoogmoed en trots met zich mee. Alhoewel zij veel geld hadden, had de stad geen eigen waterbron. Zij moesten het water elders vandaan halen.
A. In Hiërapolis bevonden zich hete waterbronnen die een zogenaamde genezende kracht hadden.
B. In Kolosse bevonden zich ijskoude waterbronnen die de stad voorzag van heerlijk verfrissend water.
i. Omdat Laodicea geen eigen waterbron had, hadden zij dure aquaducten aangelegd die heet water vanuit Hiërapolis naar de stad voerden en koud water vanuit Kolosse.
a. Alleen was het zo, dat tegen de tijd dat het hete water Laodicea bereikt had, het niet meer heet was, maar lauw. Hetzelfde gold voor het koude water uit Kolosse.
b. Daarnaast kampten zij met een ander probleem en dat was het materiaal waarvan de aquaducten gemaakt waren. Dit zorgde ervoor dat het water verontreinigd in Laodicea aankwam.
1. Kortom, het water in Laodicea was walgelijk!
C. Jezus speelt dus in op de situatie in de stad. Zoals de mensen in de stad liefst heet en koud water hadden, hadden zij dit walgelijk lauw water waar zij eigenlijk niets mee konden. Was het water maar koud of heet!
Vers 16 –“16Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen.”
I. De kerk in Laodicea bestond niet uit ‘koude’ mensen, d.w.z. mensen die verkild zijn jegens Jezus Christus, mensen die niets met God te maken willen hebben.
A. Jezus zegt in vers 15: ‘was u maar koud!’ omdat iemand die geestelijk koud is, d.w.z. iemand die van zichzelf weet, dat hij/zij niets met het Evangelie heeft, gemakkelijker met het Evangelie te bereiken is dan iemand die lauw is.
II. De kerk in Laodicea bestond ook niet uit ‘hete’ mensen, d.w.z. mensen die geestelijk in vuur en vlam staan voor de Heere!
A. Jezus zegt in vers 15: ‘was u maar heet!’! Brandde er maar iets van Jezus in hun harten!
III. De mensen in de kerk in Laodicea waren noch koud noch heet, zij waren lauw. Zoals het water in Laodicea lauw en onbruikbaar was, waren deze mensen in de kerk voor Jezus ook onbruikbaar.
A. Doordat het hete water en het koude water uiteindelijk zo ver verwijderd werden van de bron werd het water lauw. En zo ook met deze mensen. Deze kerk was dusdanig verwijderd van de bron, Jezus Christus, dat ook zij lauw werden.
i. Deze kerk bestond uit naamchristenen. Zij beleden Jezus wel met hun mond, kwamen elke zondag in de dienst, waren op allerlei vlakken actief, maar de echte harde waarheid over de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige en de oorsprong van de Schepping was blijkbaar niet van belang en dus waren zij niet echt.
IV. Toen Jezus op aarde was, uitte Hij regelmatig Zijn afkeer tegen de schijnheilige religieuze leiders van Israël. Jezus was daar niet verlegen in.
A. En hier doet Jezus precies hetzelfde. Hij zegt, dat Hij op het punt staat om deze lauwe Laodicenzen uit te spuwen. De grondtekst leert ons, dat Jezus ziek van hen werd, dat Hij kotsmisselijk van hen werd.
i. Het uitspuwen spreekt hier letterlijk van het braken. Jezus moest door deze kerk over Zijn nek gaan, Hij moest van hen kotsen, Zij maakten Hem ziek!
Vers 17 –“17Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.”
I. Zij waren vermogend en zij hadden niets nodig. Wat zij als kerk deden en hoe zij het deden, deden zij hartstikke goed. Alles was tot in de puntjes aan toe goed geregeld.
A. Hier is op zich niets mis mee, maar deze kerk was verwaand, zij waren verblind, zij waren onafhankelijk, zij hadden Jezus niet nodig!
i. Sterker nog, in vers 20 staat, dat Jezus buiten de kerk staat!
II. Jezus zei in vers 15: “Ik ken en Ik weet”, maar hier staat dat deze kerk juist niet weet, niet weet dat zij ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt is.
A. Doordat zij zo ver verwijderd waren van de bron, Jezus Christus, zagen zij niet met geestelijke ogen. Zij waren niet in staat om geestelijke waarheden waar te nemen, waardoor zij totaal niet doorhadden hoe ellendig en hoe zielig zij daadwerkelijk waren.
i. Voor de echte rijkdommen in Christus hadden zij geen oog. Zij waren geestelijk afgestompt. Het Griekse woord voor ellendig is een afgeleide van het woord eelt. Eelt heeft geen gevoel en zo ook was deze kerk gevoelloos voor het werk van de Heilige Geest.
B. Jezus prikt door alle uiterlijkheden heen. Ja, zij hadden een hoop geld, maar Jezus achtte hen arm, blind en naakt.
Vers 18 –“18Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien.”
I. Ondanks dat deze kerk Jezus kotsmisselijk maakte, zien wij Zijn genade aan het werk in deze brief. Hij biedt hun Zijn raad aan en zegt, dat zij de ware rijkdom bij Hem moeten gaan zoeken.
A. Jesaja 55:1 –“Dit zegt de Heer: ‘Heb je dorst? Kom toch bij mij! Hier is water. Kom, ook al heb je geen geld. Koop koren en eet! Kom! Koop wijn en melk, het kost je niets.” (GNB)
II. Laodicea stond bekend om haar winstgevende banken, maar het kopen van het gelouterd goud spreekt van de ware rijkdom die alleen bij Jezus te krijgen is.
A. 1 Petrus 1:7 spreekt van het echte geloof in Jezus Christus dat kostbaarder is dan vergankelijk goud.
i. Het waarachtige geloofsleven met Jezus is pas echte rijkdom en Jezus zet deze rijkdom tegenover de geestelijke armoede waarin deze kerk op dit moment verkeerde.
III. Laodicea stond ook bekend om de productie en de verkoop van zwarte glanzende wol. De modekleur in Laodicea was dus zwart, maar het kopen van de witte kleren spreekt van het verkrijgen van Gods redding, Gods heil.
A. Jezus zet Gods redding, de witte kleren, tegenover de schande van hun naaktheid, wat spreekt van hun verlorenheid.
IV. Het laatste wat Jezus hier noemt, is ogenzalf. Laodicea stond ook bekend om een medische opleiding waar ook geneesmiddelen werden gemaakt.
A. Een van de middelen was een ogenzalf. Maar ongeacht hoe goed dat zij beweerden dat deze zalf was, was het krachteloos tegen de geestelijke blindheid van de kerk in Laodicea.
i. Alleen de zalving van de Heilige Geest kan de mens geestelijke ogen geven waardoor de mens echt kan zien.
Vers 19 –“19Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u.”
I. Ondanks dat deze kerk Jezus ziek maakte, heeft Hij hen lief en roept hen op om zich te bekeren.
A. Het terecht wijzen dat Jezus doet, is een proces waarin Jezus van alles gebruikt om een lauw persoon voor Zichzelf te winnen.
i. Hierin is het mogelijk, dat Hij omstandigheden in ons leven gebruikt, dat Hij ons in situaties plaatst om onze aandacht te krijgen.
ii. In dit proces is het ook mogelijk, dat Hij negatieve dingen, zaken, mensen uit ons leven verwijdert, of dat Hij ons uit bepaalde situaties haalt.
iii. Meestal laat Jezus in dit proces niets in ons leven lukken. M.a.w. als je je eigen ding blijft doen, dan zal alles gewoon fout blijven gaan. Zijn zegen rust er niet op.
a. En in en door al deze dingen zal Hij op een of andere manier door Zijn Woord tot je gaan spreken.
B. Het bestraffen dat Jezus doet, is vaak het opvoeden oftewel het trainen van een lauw persoon.
i. Ook hierin zal Jezus op een of andere manier Zijn Woord tot je spreken.
a. 2 Timotheüs 3:16 – “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,”
II. Jezus geeft het niet gauw op. Hij zal de lauwe blijven trachten te bereiken om die persoon uiteindelijk tot bekering te brengen.
A. “Wees dan ijverig en bekeer u.” zegt Jezus! Geestelijk lauwe mensen kunnen voor veel dingen ijverig zijn behalve Jezus en Zijn Woord.
i. Waarvoor kunnen wij jou wakker maken? Wat is waar jij ijverig voor bent? Nu zegt Jezus, wees ijverig voor Hem en bekeer je tot Hem! Je moet het zelf willen.
Vers 20 –“20Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.”
I. Jezus staat buiten deze kerk! Hij heeft in deze kerk geen plaats gekregen. Dit geldt trouwens voor alle liberale kerken van nu.
A. In elke liberale kerk waar de waarachtige Jezus Christus en de Bijbel niet het hoogste gezag heeft, staat Jezus buiten de kerk.
i. En Jezus staat aan de deur van de kerk en Hij klopt aan om door iemand binnengelaten te worden.
II. Je zou denken, dat Jezus naar deze kerk toe zou komen om hen te veroordelen, maar hier zien wij, dat Jezus hen juist genadig is en hen probeert te bereiken.
A. “De Heere Jezus gebruikt opnieuw een beeld uit het dagelijks leven van de Laodicenzen: Romeinse ambtenaren konden in elk huis in de stad onderdak afdwingen. Deze situatie riep veel weerstand op. Christus zegt daarentegen dat Hij Zich niet opdringt. Iemand bij wie Hij om toegang vraagt, kan zelf beslissen of hij wil opendoen. Dit beeld impliceert wel, dat de Heere buiten staat!” (CvB)
i. Het is aan ieder individu om voor Jezus de deur open te doen en Hem binnen te laten.
III. De belofte is dat, wanneer iemand de deur voor Jezus opendoet, Hij met hem/haar samen gaat eten.
A. Dit samen eten spreekt van het aangaan van een persoonlijke en intieme relatie met Jezus. Het spreekt van fellowship met Hem, waarin Jezus centraal staat en waarin Jezus onze voedingsbron is.
B. Toen Jezus en Zijn discipelen door Samaria heen reisden, kwamen zij op een gegeven moment bij de stad Sichar. Jezus was doodop van de reis en bleef bij de waterbron zitten, terwijl Zijn discipelen de stad in gingen om broodjes te halen.
i. In de tussentijd had Jezus een zeer boeiend gesprek met een Samaritaanse vrouw die uiteindelijk in Jezus ging geloven.
ii. Toen de discipelen terugkwamen met het eten boden zij Jezus het eten aan, maar Jezus weigerde het aan te nemen. Zij vroegen zich af of iemand anders Hem wat te eten had gegeven, maar Jezus zei dit tegen hen:
a. Johannes 4:34 – “…Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.”
1. M.a.w. de fellowship die Jezus met God de Vader heeft, is Zijn lust en Zijn leven, en wanneer wij Jezus binnenlaten om met Hem op dat niveau die fellowship aan te gaan, zal het ook onze lust en leven worden om de wil van God te doen en om Zijn werk in en door ons leven heen te volbrengen.
Vers 21 –“21Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.”
I. Door Zijn overwinning aan het kruis en de opstanding uit de dood deelt Jezus de troon en de glorie van God de Vader.
II. Maar, op het moment dat Jezus tijdens het duizend jarig rijk Zijn troon hier op aarde zal vestigen, zullen allen die overwinnen, d.w.z. die echt in Jezus geloven, samen met Jezus hier op aarde voor duizend jaar gaan regeren en vervolgens zullen wij voor eeuwig in Zijn koninkrijk zijn.
A. Dit is zo ontzettend mooi! Er zijn geen woorden voor! Degene die Jezus kotsmisselijk maakt, die Hij uit zijn mond zal spuwen, krijgt hier de uitnodiging om met Hem voor eeuwig te gaan regeren.
i. Soms word ik door mijn doen en laten echt ziek van mezelf. Soms walg ik van mezelf. En dan vraag ik me af waarom God nog steeds met mij om wil gaan, waarom Hij nog steeds zo liefdevol en genadig is en blijft.
ii. Soms voel ik me ook lauw worden in mijn toewijding aan Christus. Gelukkig houdt Jezus mij heel kort en Hij laat mij niet wegkomen met het lauw zijn.
a. Daar heeft Hij mij o.a. Marnie voor gegeven en anderen die mij weten aan te spreken.
III. Hoe zit het vanmorgen met jou? Ben je koud, ben je heet of ben je lauw? Wordt Jezus blij van jou of wordt Hij ziek van jou? Waar staat Jezus in jouw leven?
A. Heb jij intieme fellowship met Jezus of staat Hij buiten aan te kloppen?
B. Op welke gebieden in jouw leven heb je Jezus nog geen toegang gegeven?
C. In hoeverre is Jezus Christus jouw lust en jouw leven? Kunnen wij jou voor de dingen van de Heere wakker maken of zijn er andere dingen in jouw leven die voor jou belangrijker zijn?
D. Zolang je adem in je longen hebt, is de uitnodiging van Jezus geldig. Het is dus zaak, dat je de uitnodiging van Jezus aanvaardt voordat je je laatste adem hier op aarde uitblaast.
Vers 22 –“22Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”
I. M.a.w. laat de woorden van de Heilige Geest aan de gemeenten (meervoudig) goed tot je doordringen.
Studie van het Bijbelboek Openbaring door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl