Mattheüs 13:33-35, 44-46 – Gelijkenis van het zuurdeeg, schat en parel
I. Deze keer pakken wij onze studie in het Evangelie van Mattheüs op, dus laten we onze Bijbels openslaan bij Mattheüs 14.
Lees vers 1-12
I. In dit stuk komen wij de naam Herodes weer tegen. Weten jullie nog wanneer wij deze naam voor het eerst in Mattheüs tegen kwamen? Ja, bij de geboorte van Jezus in Mattheüs 2.
A. In Mattheüs 2 ging het om Herodes de Grote. Hij wilde Jezus als klein jongetje vermoorden, dus liet hij alle jongetjes van twee jaar oud en jonger ombrengen.
II. Hier in Mattheüs 14 gaat het om de zoon van deze Herodes de Grote, zijn naam is Herodes Antipas.
A. Herodes Antipas was een viervorst, wat betekende dat hij een soort stadhouder was van één vierde oftewel een klein gedeelte van het Romeinse rijk. In zijn geval regeerde hij over Galilea en Perea.
Vers 1-2 – “1In die tijd hoorde Herodes, de viervorst, het gerucht over Jezus, 2en hij zei tegen zijn knechten: Dat is Johannes de Doper; hij is opgewekt uit de doden, en daarom zijn die krachten werkzaam in hem.”
I. Herodes Antipas kreeg het e.e.a. over Jezus te horen en het eerste waar hij aan dacht was dat de geest van Johannes de Doper uit de dood teruggekomen was.
A. Het komt kennelijk vaak voor dat wanneer iemand een mens vermoord, hij/zij echt bang is dat de geest van de vermoorde persoon uit de dodenrijk terugkomt om hem/haar te plagen. Moordenaars krijgen hier nachtmerries over. . .
i. Ik kan me voorstellen dat Herodes Antipas hier ook echt bang voor was, want toen Johannes de Doper nog leefde nam hij geen blad voor zijn mond.
ii. Johannes de Doper durfde de waarheid tegen deze machthebber, Herodes Antipas, te zeggen. En omdat hij een kwaad geweten had, dacht hij dat Johannes de Doper uit de dood teruggekomen was om te spoken.
II. Nu krijgen we wat in het Engels een “literary flashback” genoemd wordt. Simpelweg is het een terugblik naar wat er gebeurd is.
Vers 3-5 – “3Herodes had Johannes immers gevangengenomen, hem geboeid en in de gevangenis gezet, vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, 4want Johannes had tegen hem gezegd: Het is u niet geoorloofd haar te hebben. 5En hij wilde hem doden, maar hij was bevreesd voor de menigte, omdat zij hem voor een profeet hielden.”
I. Herodes Antipas maakte deel uit van een zeer verstoorde familie. Wie wie is en wie met wie trouwde is een zeer ingewikkeld verhaal. Omwille van de tijd zal ik proberen om een niet zo ingewikkeld beeld te schetsen.
A. Herodes Antipas was getrouwd met Phasaelis, de dochter van een Arabische koning, Aretas IV. Hij had deze Phasaelis verstoten waardoor koning Aretas Herodes en zijn leger aanviel en hen versloeg.
i. Vervolgens vroeg Herodes aan Keizer Tiberias om hulp. Daarom stuurde Keizer Tiberias versterking vanuit Syrië om Aretas uit het gebied van Herodes te verdrijven.
B. Herodes Antipas wilde zijn toenmalige vrouw verstoten, omdat hij verliefd werd op zijn schoonzus Herodias, de vrouw van zijn halfbroer Filippus.
i. Herodes had haar ontmoet toen hij een bezoek bracht aan Rome, waar Filippus en Herodias woonden. Herodias zag Herodes Antipas ook wel zitten en ze ging vervolgens mee terug met Herodes.
ii. Om het nog ingewikkelder te maken is Herodias de dochter van weer een andere halfbroer van zowel Herodes Antipas als Filippus. Beiden hadden dus hun nichtje als echtgenote.
II. Omdat Johannes de Doper een godvrezend en rechtvaardig man was, was hij niet bang om Herodes Antipas en Herodias te confronteren met hun zondige relatie.
A. Volgens Leviticus 18 mocht hij niet met zijn nicht trouwen én hij mocht niet met zijn schoonzus trouwen. Daarnaast mocht hij volgens Deut. 24 ook niet van zijn vrouw scheiden.
i. Hij overtrad dus meerdere van Gods geboden.
B. Vandaar dat Johannes de Doper zei: “Het is u niet geoorloofd haar te hebben.” De werkwoordsvorm wijst erop dat Johannes de Doper hen er continu op wees dat hun relatie niet koosjer was.
C. En niet alleen dat, Johannes de Doper schreeuwde het van de daken. Ik geloof dat als Johannes de Doper het had kunnen twitteren of als hij een blog schreef dan had hij zeker hierover getwittert en geblogt.
i. Daarom wilden Herodes en Herodias Johannes de Doper ombrengen.
III. Mij valt op dat de Heilige Geest ondanks dat Herodias van Filippus volgens de wetgeving gescheiden was en vervolgens volgens de wetgeving hertrouwd was met Herodes Antipas, Herodias nog steeds als de vrouw van Filippus ziet (vs. 3).
A. Dit bevestigt in de praktijk hoe God, hoe Jezus, hoe de Heilige Geest het huwelijk ziet én hoe God echtscheiding ziet.
i. Ik ga er nu niet dieper op in, want wij hebben dit grondig behandeld in onze studie over Mattheüs 5:31-32.
Vers 6-8 – “6Maar toen de verjaardag van Herodes gevierd werd, danste de dochter van Herodias in hun midden, en zij behaagde Herodes. 7Daarom beloofde hij haar met een eed dat hij haar zou geven wat zij ook maar vragen zou. 8En daartoe opgestookt door haar moeder, zei ze: Geef mij hier op een schotel het hoofd van Johannes de Doper.”
I. Ten eerste werden destijds verjaardagen alleen door de heidenen gevierd; de Joden vierden verjaardagen niet. Ten tweede was het gebruikelijk dat alleen mannen aanwezig waren op dit soort verjaardagsfeesten. Net als de vrijgezellenfeesten van vandaag de dag.
A. Het was hoogst waarschijnlijk zo’n soort verjaardagsfeest waarbij allerlei losbandigheid aan de orde van de dag was.
B. Het dansje van Salome, de dochter van Herodias, was ongetwijfeld een erotische dans waardoor een stomdronken Herodes Antipas haar begeerde en haar vervolgens veel beloofde.
Vers 9-11 – “9En de koning werd bedroefd, maar omwille van de eden en om hen die met hem aanlagen, gaf hij bevel dat het haar gegeven zou worden; 10en hij stuurde iemand en liet Johannes in de gevangenis onthoofden. 11En zijn hoofd werd op een schotel gebracht en aan het meisje gegeven, en zij bracht het bij haar moeder.”
I. Herodes Antipas handelde vanuit angst:
A. Hij was angstig voor het volk omdat het volk er zeker van was dat Johannes de Doper een profeet was.
B. Hij was angstig voor zijn vrouw, Herodias.
C. Hij was angstig voor zijn gasten.
D. En hij was angstig om zich te laten kennen.
i. Het gevolg was dat hij Johannes de Doper onrechtmatig zonder een eerlijk proces had geëxecuteerd. Hij heeft Johannes de Doper vermoord!
Vers 12 – “En zijn discipelen kwamen, namen het lichaam weg en begroeven het; zij gingen heen en berichtten het Jezus.”
I. Ik kan me niet voorstellen hoe het voor deze discipelen moet zijn geweest om het onthoofde lichaam van Johannes de Doper op te rapen, te wassen en te begraven.
A. Hun geliefde vriend, de grootste profeet ooit, Gods spreekbuis, de grootste man die zij ooit gekend hebben, onder wiens bediening zij hun zonden hadden beleden en zich tot God bekeerd hadden; die man waren zij ineens kwijt.
B. Maar het mooie ervan is dat zij naar Jezus gingen om het aan Hem te vertellen.
i. Dit is mooi, omdat het aangeeft dat Johannes de Doper geloofde dat Jezus daadwerkelijk de Messias is. In Mattheüs 11 zien wij dat Johannes de Doper zijn twijfels had, maar nu zien wij dat hij absoluut niet meer twijfelde.
ii. Het is ook mooi, omdat de discipelen van Johannes de Doper ook in Jezus geloven. Zij moesten dit per se aan Jezus melden.
II. Het trieste in dit verhaal is dat Herodes Antipas niet tot een reddend geloof in Jezus Christus is gekomen.
A. Ondanks dat Herodes Antipas vreesde dat Jezus een uit de dood opgestane Johannes de Doper was, wilde Herodes volgens Lukas 9:9 Jezus per se ontmoeten en hem ondervragen.
B. Maar er staat nergens in het Nieuwe Testament dat hij Jezus tijdens zijn aardse bediening ooit te zien gekregen heeft. Wel zien wij dat hij Jezus te zien kreeg nadat Jezus in Jeruzalem gearresteerd werd:
i. Lukas 23:8-9 – “8En toen Herodes Jezus zag, werd hij erg blij, want hij had al lange tijd gewenst Hem te zien, omdat hij veel over Hem gehoord had; en hij hoopte een of ander teken te zien dat door Hem gedaan zou worden. 9En hij ondervroeg Hem met veel woorden, maar Hij antwoordde hem niets.”
a. Herodes had zijn keuze aangaande Jezus Christus reeds gemaakt. En nu hij Jezus face-to-face ziet, antwoordt Jezus hem niet. Jezus zwijgt!
b. Het allerergste dat een mens hier op aarde mee kan maken, is dat Jezus Christus wanneer je Hem aanroept, jou geen antwoord geeft.
c. Voor alle duidelijkheid: dit ligt niet aan Jezus, het ligt niet aan Zijn reddingsplan, het ligt niet aan Zijn voorverkiezing. Het ligt simpelweg aan het feit dat wanneer een mens zich niet bekeert, wanneer een mens geen berouw toont over zijn/haar zonde tegen God, hij/zij geen gehoor zal krijgen bij Jezus.
d. Herodes was niet berouwvol en uiteindelijk werden hij en Herodias verbannen naar een plaats die Gaul heet. Sommigen geloven dat zij in Gaul allebei zelfmoord hebben gepleegd.
Vers 13-14 – “13En toen Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar met een schip naar een eenzame plaats, alleen; en de menigte, die dat hoorde, volgde Hem te voet vanuit de steden. 14En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken.”
I. Nogmaals: in de parallelle passage in Lukas 9 staat dat Herodes Jezus te zien wilde krijgen, maar dat is hem nooit gelukt. Jezus vertrok vandaar, omdat Hij niet onnodig een confrontatie met Herodes Antipas aanging.
A. Alles dat Jezus deed verliep volgens Gods plan en Gods tijdschema. Het paste dus niet binnen Gods plan dat Jezus Herodes op dit moment zou spreken.
II. In de parallelle passage in Markus 6 staat dat Jezus Zijn discipelen aanmoedigde om samen met Hem naar een afgelegen plek te gaan om te rusten.
A. Want er staat dat zij het zo druk met de menigte hadden dat zij zelfs niet eens de gelegenheid kregen om iets te kunnen eten.
B. Volgens Markus en Lukas kwamen de discipelen op dit moment ook net terug van hun zendingsreis waarbij zij het Koninkrijk der Hemelen hadden gepredikt, mensen hadden genezen, demonen hadden uitgedreven, enz…
i. Zij moesten dus niet alleen hun rust pakken, maar zij hadden Jezus heel veel te vertellen. Zij waren er erg aan toe om een tijd van fellowship met de Heere te hebben en de Heere met hen!
III. Maar wat gebeurt er? Jezus en Zijn discipelen zoeken rust om bij te kunnen komen, om met Jezus te fellowshippen en vervolgens worden zij wederom opgezocht door de menigte.
A. Ondanks dat Jezus en de discipelen doodop waren en honger hadden, zien wij dat Jezus innerlijk met ontferming over de menigte bewogen was en hen diende en hun zieken genas.
IV. Voordat we verder in Mattheüs gaan, moeten wij even naar de parallelle passage in Johannes gaan om het verhaal compleet te maken.
Johannes 6:1-9 – “1Hierna vertrok Jezus naar de overkant van de zee van Galilea, ofwel van Tiberias. 2En een grote menigte volgde Hem, omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de zieken. 3En Jezus ging de berg op en ging daar zitten met Zijn discipelen. 4En het Pascha, het feest van de Joden, was nabij. 5Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag dat een grote menigte naar Hem toe kwam, zei Hij tegen Filippus: ‘Waar zullen wij broden kopen, opdat deze mensen kunnen eten?’6(Maar dit zei Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist Zelf wat Hij zou gaan doen.) 7Filippus antwoordde Hem: ‘Voor tweehonderd penningen brood is voor hen niet genoeg, zodat ieder van hen een beetje zou kunnen krijgen’. 8Een van Zijn discipelen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei tegen Hem: 9Hier is een jongetje dat vijf gerstebroden en twee visjes heeft, maar wat betekenen die voor zovelen?”
A. Jezus is moe, de discipelen zijn moe, zij hebben allemaal honger en wat gebeurt er? Een menigte komt op hen af, Jezus herkent meteen hun noden en gaat hen dienen.
i. Naast het feit dat Jezus hun zieken genas, wilde Jezus ook de inwendige mens versterken.
ii. En wat doet Jezus? Hij is bezig het Koninkrijk der hemelen te prediken, mensen te genezen enz. Dan legt Hij een voor de discipelen niet op te lossen probleem bij Filippus neer en vraagt hun om het op te lossen.
iii. Ik kan me voorstellen dat Filippus naar de andere discipelen ging en aan hen vroeg: “Wat moeten wij hiermee?”
a. “Wij hebben niks om aan de menigte te geven. Wij hebben geen geld om eten te kopen. Wij kunnen helemaal niets! Wat moet ik tegen Jezus zeggen?
b. De discipelen hebben zich vast helemaal suf gebrainstormd en hebben waarschijnlijk overal gezocht naar eten, maar zij hadden geen oplossing voor dit probleem!
1. Het allerbeste dat zij konden bieden was twee visjes en vijf broodjes. Dit waren zeer waarschijnlijk kleine visjes en kleine broodjes; à la broodje haring. Genoeg voor dat jongetje, maar zeer zeker niet genoeg voor duizenden mensen.
2. Jezus legt het probleem dus bij de discipelen neer, en de oplossing die zij uiteindelijk aan Jezus voorleggen zien wij in Mattheüs.
Vers 15-17 – “15Toen het avond werd, kwamen Zijn discipelen naar Hem toe en zeiden: Deze plaats is eenzaam en de tijd is nu verstreken; stuur de menigte weg, zodat zij naar de dorpen kunnen gaan om voor zichzelf voedsel te kopen. 16Jezus zei echter tegen hen: Het is niet nodig dat zij weggaan, geeft u hun te eten. 17Maar zij zeiden tegen Hem: Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen.”
I. Jezus legt het probleem bij de discipelen neer, zij gaan met elkaar in beraad, zij gaan op zoek naar een oplossing en de oplossing waarmee zij bij Jezus kwamen was: “Stuur de menigte weg, zodat zij naar de dorpen kunnen gaan om voor zichzelf voedsel te kopen.”
II. Maar Jezus had al lang een plan bedacht. Maar Hij wil Zijn discipelen een essentiële les leren. Dus wat doet Jezus? Hij legt de lat nog hoger.
A. Eerst vroeg Jezus aan Filippus waar zij eten konden kopen om de menigte te voeden. Wetende dat zij met lege handen bij Jezus kwamen, zegt Hij nu: “Het is niet nodig dat zij weggaan, geeft u hun te eten.”
i. Zij zeiden tegen Hem: “Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen.” Vanuit het beperkte menselijke oogpunt is dit een druppel op een gloeiende plaat.
ii. Maar kijk wat Jezus hiermee gaat doen!
Vers 18-19 – “18Hij zei: Breng ze hier bij Mij. 19En Hij gaf de menigte opdracht op het gras te gaan zitten (groepen van 50 en 100); en Hij nam de vijf broden en de twee vissen, en terwijl Hij opkeek naar de hemel, zegende Hij ze. En toen Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden aan de discipelen, en de discipelen gaven ze aan de menigte.”
I. Het was een hele onderneming om alle mensen in groepen van 50 en 100 in te delen en om hen te laten zitten. Vergeet niet dat zij zelf vermoeid waren en zelf ook honger hadden.
II. Jezus nam iets kleins, iets onbetekenends op zo’n grote menigte, de vijf broden en twee vissen en dankte God daar voor. Vervolgens begon Hij ze te breken en aan de discipelen uit te delen, die de stukken vervolgens aan de mensen uitdeelden.
A. We weten niet precies op welke manier het eten zich vermenigvuldigde. Maar hoe dan ook, naast het feit dat dit een gigantisch wonder was, was het tegelijkertijd ook een gigantische onderneming voor de discipelen.
Vers 20-21 – “20En zij aten allen en werden verzadigd, en ze raapten het overschot van de stukken brood op, twaalf manden vol. 21Zij die gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen, de vrouwen en de kinderen niet meegeteld.”
I. De hele menigte, naar schatting zo’n 15.000 mensen, hadden zichzelf helemaal vol gegeten. Dit waren de beste visbroodjes die zij ooit gegeten hadden, want zij kwamen rechtstreeks uit de handen van Jezus. Het was tijd om uit te buiken!
II. Kijk wat er overgebleven was; twaalf manden vol. Eén mand voor elke discipel. Dus ook zij waren voorzien in hun noden.
A. Het valt mij op dat er niet dertien manden waren; twaalf voor de discipelen en één voor Jezus.
i. Wellicht wilde Jezus hun ook leren om wat zij hadden met Hem te delen. . .
I. Tot slot zie ik dat Jezus hun hiermee een aantal essentiële praktische lessen wilde leren. Lessen die in hun christen zijn en in hun toekomstige bediening onmisbaar zijn.
A. De eerste les was dat zij zich moesten terugtrekken van onnodige confrontatie en gevaar. Niemand zou er baat bij hebben als de discipelen zichzelf als martelaar opstelden om martelaar te zijn.
B. Ten tweede leerde Jezus hun dat het nodig is om rust te zoeken, rust bij God; om zich terug te trekken van de dagelijkse drukte en chaos; om door God verfrist en verkwikt te worden; om Zijn leiding te zoeken. Voorwaarde is dat zij keihard werkten!
C. Ten derde leerde Jezus hun dat zij innerlijk met ontferming bewogen moeten zijn t.a.v. de noden van anderen. En dan niet alleen de geestelijke noden, maar ook de praktische noden van de mens, wat dat ook mag zijn.
D. Ten vierde leerde Jezus hun dat zij bereid moeten zijn om hun eigen rust en eigen vrije tijd op te offeren omwille van de noden van anderen.
i. Het is zo gemakkelijk om te zeggen: “Nu even niet, ik heb ook recht op een stukje rust en ontspanning!”
ii. Maar Jezus toont Zelf aan dat het Zijn prioriteit is om aan de noden van mensen tegemoet te komen en dat Hij Zijn rust en vrije tijd daarvoor opoffert.
E. Ten vijfde leerde Jezus hun dat zij God moesten gehoorzamen, al begrepen zij zelf niet waarom. Kan je je voorstellen dat zij de menigte in groepen van 100 en 50 lieten zitten om hun eten te geven dat zij niet hadden en niet konden kopen?
i. Ondanks dat zij zich in een onmogelijke situatie bevonden, ondanks dat zij totaal niet snapten waarom zij dit moesten doen, deden zij het.
a. God wil mij, God wil een ieder van jullie leren om Hem te gehoorzamen al snap je er geen bal van, al lijkt het verstandelijk gezien onverantwoord.
b. Als God je iets opdraagt dat je niet begrijpt, dan is het goed om het te doen, want God wil in zo’n situatie iets wonderlijks doen.
F. Ten zesde leerde Jezus hun dat het er in de bediening om gaat dat je allereerst voor de noden van anderen zorgt i.p.v. voor je eigen noden.
i. Jezus zei: “Geef mij wat je hebt en wij gaan het aan hen geven.” De discipelen kregen pas hun deel, hun eten nadat alle anderen eerst te eten hadden gekregen.
ii. Ik kan me voorstellen dat de discipelen misschien gedacht hadden: “Hoe lang blijft het eten zich vermenigvuldigen? Wat als het ophoudt voordat wij gegeten hebben?”
iii. Maar er was genoeg voor iedereen! De les waartoe wij geroepen worden, is dat wij eerst in de noden van anderen voorzien en dat God ervoor zal zorgen dat wij in onze noden zullen worden voorzien.
G. Ten zevende leerde Jezus hun dat zij in de kracht van God moesten vertrouwen om te voorzien in het onmogelijke.
i. De discipelen hadden niets, zij konden ook niets krijgen of kopen en God zegt: “Nu heb ik jullie op de plaats waar Ik je hebben wil!”
ii. “Nu ga je leren dat je, wanneer je het punt hebt bereikt waarin je iets niet hebt en het niet kan krijgen, Mij gaat vertrouwen om daarin te gaan voorzien.”
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl