Mattheüs 9:37-38 – De oogst is groot; welke oogst
Mattheüs 9:35-38
I. Zes keer geleden waren wij met dit gedeelte geëindigd, maar de laatste twee verzen van het hoofdstuk had ik heel vluchtig gelezen, omdat ik wist dat ik hierop terug zou komen.
A. Dus pakken wij deze keer de studie op in vers 37.
Vers 37 – “Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.”
I. Los van wat Jezus hier zegt; als ik vraag wat een oogst is, waar moet je als eerste aan denken?
A. Ja, de oogst is de opbrengst van wat men verbouwd heeft.
B. Dus is het logisch om te denken, dat de oogst iets is wat binnengehaald dient te worden.
i. Zijn wij het er allemaal mee eens?
II. Als de oogst iets is wat binnengehaald moet worden en als de oogst inderdaad groot is zoals Jezus hier zegt, dan heb ik persoonlijk tot nu toe als christen behoorlijk gefaald!
A. Want in de 23 jaar waarin ik christen ben, heb ik zo weinig van deze grote oogst binnengehaald; en dit heeft mij tot gisterochtend ontzettend gefrustreerd!
III. In mijn voorbereiding worstelde ik ontzettend met de woorden van Jezus: “de oogst is wel groot”. De reden waarom ik zo worstelde, is, omdat ik zelf geen grote oogst zie.
A. Sinds het begin van de kerk in Handelingen 2 hebben wij uiteraard wel periodes in de kerkgeschiedenis gezien waarin God opwekking bracht; en dat er bijvoorbeeld tijdens de grote opwekking van 1904 gedurende een periode van tien jaar een aantal miljoen mensen tot geloof was gekomen.
i. Maar over het algemeen zie ik persoonlijk door de gehele kerkgeschiedenis heen geen grote oogst, laat staan een grote oogst die binnengehaald wordt.
B. Mattheüs 7:13-14 – “13Ga binnen door de nauwe poort, want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan; 14maar de poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.”
i. Jezus zegt hier expliciet, dat er weinigen zijn die door de nauwe poort binnen zullen gaan en de smalle weg zullen bewandelen, die naar het leven leidt.
a. Dit spreekt dus niet van een grote oogst die binnengehaald zal worden.
ii. In Handelingen 1 geeft Jezus Zijn discipelen instructies om in Jeruzalem te blijven wachten op de belofte, dat de Heilige Geest aan hen gegeven zal worden.
a. Vervolgens vaart Jezus op naar de hemel en de groep die overbleef, telde ongeveer 120 mensen; 120!
1. Jezus Zelf heeft dus na Zijn bediening hier op aarde, na Zijn kruisiging en opstanding uit de dood geen grote oogst binnengehaald.
Al deze dingen bij elkaar opgeteld zorgden er dus voor, dat ik tijdens mijn voorbereiding ontzettend worstelde met de woorden van Jezus: “de oogst is wel groot”. Dus ging ik met de Heere worstelen in gebed en ik ging me verdiepen in het woord “oogst”.
IV. Over het algemeen zijn er binnen de kerk drie opvattingen over de oogst:
1) Alle verloren mensen;
2) Alle mensen die naar God zoekende zijn;
3) Alle mensen die door God uitverkoren zijn;
i. Bij alle drie de opvattingen is er sprake van een oogst die binnengehaald moet worden, dus in mijn worsteling ging ik nog verder zoeken.
V. In zowel het Oude Testament als het Nieuwe Testament spreekt de Bijbel op verschillende plekken over de oogst en dan vooral over een letterlijke oogst van bijv. graan.
Maar de Bijbel spreekt ook over de oogst als de dag van Gods oordeel over de mensheid!
A. Jesaja 17:10-11 – “10Want u bent de God van uw heil vergeten, aan uw sterke Rots hebt u niet gedacht. Daarom poot u wel lieflijke planten en zet uitheemse stekjes – 11op de dag dat u ze plant, doet u ze opschieten; in de ochtend doet u uw zaaisel in bloei staan – maar de oogst zal slechts een hoopje zijn, op de dag van ziekte en niet te bestrijden leed.”
i. God spreekt hier d.m.v. de profeet Jesaja over de oogst, maar in dit geval is de oogst Gods oordeel over het volk Israël.
B. Joël 3:9-14 – “9Roep dit uit onder de heidenvolken: Verklaar de oorlog! Wek de helden op! Laten zij aantreden en oprukken, alle strijdbare mannen!10 Smeed uw ploegscharen tot zwaarden en uw snoeimessen tot speren. Laat de zwakke zeggen: Ik ben een held. 11Snel te hulp en kom, alle heidenvolken van rondom, verzamel u! HEERE, laat Uw helden daarheen afdalen! 12Laten de heidenvolken opgewekt worden en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om te berechten alle heidenvolken van rondom! 13Sla de sikkel erin, want de oogst is rijp. Kom en daal af, want de wijnpers is vol. De perskuipen stromen over, want hun kwaad is groot. 14Menigten, menigten in het dal van de dorsslede, want de dag van de HEERE is nabij in het dal van de dorsslede.”
i. Hier spreekt God d.m.v. de profeet Joël expliciet over de dag van de Heere; dit is de dag van Gods grote oordeel over de mensheid.
a. En ook hier spreekt God over de oogst als de Dag des Oordeels.
C. In Mattheüs 13:24-43 vertelt Jezus een gelijkenis over het onkruid dat tussen de tarwe in groeit.
i. Vers 24-30 – “24Een andere gelijkenis hield Hij hun voor. Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan iemand die goed zaad zaaide in zijn akker. 25Maar toen de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen de tarwe, en ging weg. 26Toen het gewas opkwam en vrucht voortbracht, kwam ook het onkruid tevoorschijn. 27De slaven van de heer des huizes gingen naar hem toe en zeiden: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar komt dan dit onkruid vandaan? 28Hij zei tegen hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. De slaven zeiden tegen hem: Wilt u dan dat wij erheen gaan en het verzamelen? 29Maar hij zei: Nee, opdat u bij het verzamelen van het onkruid niet misschien tegelijk ook de tarwe zelf uittrekt. 30Laat ze allebei samen tot de oogst opgroeien, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid en bind het in bossen om het te verbranden, maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.” (de uitleg van de gelijkenis vanaf vers 36)
ii. Vers 36- 42 – “36Toen Jezus de menigte had laten weggaan, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid op de akker. 37Hij antwoordde en zei tegen hen: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen. 38De akker is de wereld, het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen van de boze. 39De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld en de maaiers zijn engelen. 40Zoals dan het onkruid verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het ook zijn bij de voleinding van deze wereld: 41de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die de wetteloosheid doen, 42en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.”
a. In deze gelijkenis legt Jezus expliciet uit, dat de oogst de voleinding van de wereld is d.w.z. de dag van de Heere, de dag van het grote oordeel.
D. De apostel Johannes kreeg van God een kijkje in de toekomst en in Openbaring 14 krijgt hij een klein gedeelte van Gods oordeel te zien:
i. Vers 14-20 – “14En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk zat Iemand als een Mensenzoon, met op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel. 15En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luide stem tegen Hem Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai, want het uur om te maaien is nu gekomen, omdat de oogst van de aarde geheel rijp is geworden. 16En Hij Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid. 17En een andere engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, en ook hij had een scherpe sikkel. 18En weer een andere engel kwam bij het altaar vandaan, en die had macht over het vuur. En hij riep met luide stem tegen hem die de scherpe sikkel had, en zei: Zend uw scherpe sikkel en oogst de trossen van de wijnstok van de aarde, want de druiven ervan zijn rijp. 19En de engel zond zijn sikkel op de aarde en oogstte de druiven van de wijnstok van de aarde, en wierp die in de grote wijnpersbak van de toorn van God. 20En de wijnpersbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de wijnpersbak, tot aan de tomen van de paarden, zestienhonderd stadiën (296km) ver.”
a. Ook hier zegt de Bijbel expliciet, dat de oogst de toorn van God is.
VI. Terug naar Mattheüs 9:37. Als Jezus met Zijn beeldspraak van de grote oogst de dag van het grote oordeel voor ogen heeft, dan is mijn worsteling over.
A. Want ieder mens die ooit geleefd heeft of nog leven zal, is door de zondeval van nature onderworpen aan Gods oordeel. En dat zijn er veel!
i. Op dit moment zijn er ruim 7 miljard mensen op aarde. Dat is een groot aantal. Nederland telt bijna 17 miljoen mensen.
ii. Stel, dat elke bewoner van Nederland vandaag wedergeboren wordt. In verhouding tot de 7 miljard mensen op aarde betekent dit, dat slechts 0,24 procent van alle mensen op aarde tot geloof zijn gekomen. Dit spreekt niet van een grote oogst.
a. Daarentegen het merendeel van de 7 miljard mensen die vandaag op het punt staan om verloren te gaan, dát spreekt van een grote oogst!
VII. Tot gisteren heb ik elke dag geworsteld met het idee dat er een grote oogst zielen te winnen was, die binnengehaald moest worden, want ik zie DIE grote oogst niet.
A. Elke dag voelde ik me een mislukkeling, omdat als er zo’n grote oogst is, waarom haalde ik zo weinig van die grote oogst binnen?
i. Wat deed ik dan verkeerd? Wat mankeerde aan mij?
ii. Als er zo’n grote oogst van mensen is die tot geloof gaan komen, waarom gebruikt God mij dan niet om een deel van die grote oogst binnen te halen?
B. God heeft de mens gemaakt en Hij weet, dat de mens beloning nodig heeft; zo zit de mens in elkaar. Daarom belooft God ook zoveel aan Zijn kinderen die Zijn wil doen.
i. Maar als de oogst van mensen die gered gaan worden zo groot is, en als ik dan weinig mensen tot geloof zie komen, dan is er in mijn beleving weinig beloning voor al mijn inspanning om van Jezus een getuige te zijn.
ii. En het gevolg daarvan is frustratie! En ik kan niet geloven, dat het Gods bedoeling is om mij te frustreren.
VIII. Maar, als de grote oogst waar Jezus het over heeft het grote oordeel van God is, dan is dat een heel ander verhaal en dan worden de woorden van Jezus ineens heel zinnig.
A. Jezus zei in Lukas 19:10, dat Hij naar de aarde toe gekomen was om te zoeken en te redden wat verloren is.
i. M.a.w. Hij was gekomen om de mensheid op te zoeken en te redden van de grote oogst, de dag van het grote oordeel van God.
B. Meteen nadat Jezus tegen zijn discipelen zegt dat de oogst groot is, zendt Hij hen uit en geeft hun de opdracht om naar de verloren schapen van Israël te gaan om hen te redden van de oogst, het oordeel van God. Mattheüs 10:6.
Vers 37 – “Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.”
I. Als ik dit nu lees, dan snap ik dat de oogst inderdaad groot is, dan zie ik ook dat de oogst groot is, want er zijn velen die uiteindelijk onderworpen worden aan Gods oordeel.
A. En nu is mijn kijk op het delen van het Evangelie heel anders. Nu hoef ik niet per se direct resultaten te zien. Nu hoef ik me niet gefrustreerd te voelen wanneer ik geen tientallen of honderden mensen tot geloof zie komen.
i. Natuurlijk is de wil er wel om velen tot geloof te zien komen, maar nu heb ik niet het gevoel dat er zo’n gigantische grote oogst mensen is die gered moet worden, maar dat ik daar weinig aan bijdraag.
B. En omdat het oordeel van God echt is en op komst is, beweegt het mij om zo veel mogelijk mensen te vertellen, dat het er aan zit te komen en dat God een uitweg mogelijk gemaakt heeft door Jezus Christus.
Vers 37 – “Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.”
I. Jezus zegt hier, dat er weinig zijn die zich inspannen om mensen te redden van Gods oordeel.
A. Arbeiders spreekt van mensen die zichzelf geven aan het werk dat gedaan moet worden. Het spreekt van mensen die zich tot uitputting aan toe inspannen om mensen te redden.
i. Jezus zegt terecht, dat er weinigen zijn die zich op deze manier geven.
II. De apostel Paulus kwam dit in zijn bediening ook tegen. Tijdens zijn eerste zendingsreis samen met Barnabas en Johannes Markus, verliet Johannes Markus hen en ging naar huis toe.
A. Handelingen 15:35-38 – “ 35En Paulus en Barnabas verbleven in Antiochië en zij onderwezen en verkondigden,met nog veel anderen, het Woord van de Heere. 36En na enkele dagen zei Paulus tegen Barnabas: Laten wij nu terugkeren en onze broeders bezoeken in elke stad waar wij het Woord van de Heere verkondigd hebben, en zien hoe het met hen gaat. 37Nu wilde Barnabas Johannes, die ook Markus heet, meenemen. 38Paulus achtte het echter juist om hem, die hen van Pamfylië af verlaten had en niet met hen meegegaan was naar het werk, niet mee te nemen.”
i. Wij weten niet wat de exacte reden is waarom Johannes Markus hen in de steek had gelaten, maar Paulus was er stellig van overtuigd, dat zij Johannes Markus niet voor een tweede keer op zendingsreis mee moesten nemen.
B. In zijn brieven schrijft Paulus ook over verschillende christenen die afhaakten en geen arbeiders wilden zijn.
Vers 38 – “Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.”
I. Het valt mij op, dat Jezus hier niet per se zegt om te bidden voor de verlorenen die onderworpen worden aan Gods oordeel. Nee, Jezus gebiedt Zijn discipelen om tot de Heere van de oogst te bidden om arbeiders in Zijn oogst uit te zenden.
A. Voor alle duidelijkheid; God wil wél dat wij voor verlorenen blijven bidden. Dat staat heel duidelijk in o.a. 1 Timotheüs 2, want God wil, dat alle mensen gered worden van Zijn oogst en tot kennis van de waarheid komen.
B. Maar in dit geval wil Jezus, dat wij tot God aanhoudend blijven bidden, opdat God arbeiders in Zijn oogst uitzendt.
II. Als ik tot God bid, dat Hij arbeiders uitzendt, dan bid ik specifiek.
A. In mijn gebeden denk ik aan mensen die soms buiten mijn bereik zijn en dan vraag ik God om één van Zijn geestvervulde kinderen naar hen te sturen om hen te redden.
i. Ik bid dan specifiek voor de redding van die persoon en tegelijkertijd bid ik, dat de Heere van de oogst, de Rechter, iemand op hun pad zal brengen om hen te redden van Zijn oordeel en de eeuwige ondergang.
B. In sommige gevallen heb ik mogen ervaren, dat God een arbeider naar iemand waarvoor ik gebeden heb, uitzond. De arbeider heeft op één of andere manier contact gekregen met degene waarvoor ik gebeden had en die persoon is tot geloof in Jezus Christus gekomen waardoor hij/zij gered is.
C. In andere gevallen heb ik mogen ervaren, dat, wanneer ik specifiek voor iemands redding bid, dat God door het gebed tot mijn hart sprak en tegen mij zei, dat ik de arbeider moest zijn die tot die persoon moest spreken.
i. Hoe dan ook, God verhoort deze gebeden!
III. God is mijn hemelse Vader en volgens 2 Petrus 3:9 wil Hij, dat geen enkel mens verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen.
De manier die God gekozen heeft om mensen tot bekering te brengen is door arbeiders de grote oogst in te zenden om mensen te redden.
A. Dus, tot slot. Vandaag is het vaderdag. Het is de bedoeling om op vaderdag je vader te verwennen, om iets bijzonders voor hem te doen, om hem iets bijzonders te geven.
B. Zou het voor God, onze hemelse Vader, geen fijne vaderdag zijn als elke wedergeboren christen hier vanmorgen, zichzelf toewijdt om vanaf dit moment elke dag opnieuw tot de Heere van de oogst te bidden, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt?
i. Ik weet niet of het jullie ooit is opgevallen, maar op de gebedslijst die wij als gemeente al jarenlang gebruiken, staat dit op de achterkant: LEES HET VOOR.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl