Mattheüs 9:14-17 – Geheel nieuw
Matteüs 9:14-17
I. In het vorige stuk zagen wij Jezus en Zijn discipelen heerlijk aan het eten en drinken bij Mattheüs thuis. Maar, zoals gebruikelijk kon Jezus niets doen zonder dat Zijn motieven of Zijn methodes in twijfel getrokken werden.
A. Alles wat Jezus deed, was onderhevig aan de kritische blikken van allen die Hem niet vertrouwden.
i. Nu wordt Jezus ondervraagd door de discipelen van Johannes de Doper.
Vers 14 – “Toen kwamen de discipelen van Johannes bij Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet?”
I. Johannes de Doper had tijdens zijn geweldige bediening veel discipelen gemaakt. Maar ondanks dat Johannes de Doper tegen zijn disciplen had gezegd dat zij i.p.v. hemzelf Jezus moesten navolgen, bleven een aantal discipelen Johannes de Doper trouw.
A. Wij vinden deze discipelen ook terug in Mattheüs 11, in Johannes 3 en 4.
B. In Handelingen 18 zien wij een zekere Apollos, die zich ook aan de leer van Johannes de Doper hield; en in Handelingen 19 zien wij dat Paulus een aantal discipelen van Johannes de Doper helemaal in Efeze tegenkwam; en dit zo’n 20 jaar na de kruisiging, de opstanding en de hemelvaart van Jezus.
i. Er waren op dit moment dus nog een wezenlijk aantal discipelen van Johannes de Doper.
II. Ik vind het interessant dat zij godvrezend waren. Zij hadden de boodschap van Johannes de Doper gehoord én zij hebben er gehoor aan gegeven door zichzelf te bekeren van hun zonden en zich door Johannes de Doper te laten dopen.
A. Deze discipelen waren laaiend enthousiast en zeer toegewijd aan de leer van Johannes de Doper.
i. Vergeet niet, dat God voordat Johannes de Doper op het toneel verscheen 400 jaar lang niet tot het volk Israël gesproken had.
ii. Dus toen God eindelijk weer begon te spreken, deze keer d.m.v. de profeet Johannes de Doper, kwamen er veel mensen op hem af.
iii. Degenen die zich hadden bekeerd en zich door Johannes de Doper lieten dopen, wilden God wel leren kennen, maar zaten zelf nog verstrikt in de tradities en in de religie van de Farizeeën en de schriftgeleerden.
B. D.m.v. de bediening van Johannes de Doper hadden zij wel iets van God gezien en geproefd, maar hun persoonlijke ervaring met God ontbrak.
Zij misten de volledige kennis van Jezus Christus, zij misten een persoonlijke vertrouwensband met God door Jezus, zij misten de waarheid en de genade van Jezus Christus.
i. Johannes 1:17 – “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen.”
a. Er is absoluut niets mis met de wet van Mozes, want Jezus Zelf zei in Mattheüs 5:17 dat Hij niet gekomen was om de wet af te schaffen, maar om die te vervullen.
b. Maar, omdat de Farizeeën en de schriftgeleerden de enigen waren die in die tijd nog Hebreeuws konden lezen en spreken, waren de gewone mensen zoals de discipelen van Johannes de Doper van hen afhankelijk om hun uit te leggen wat de wet van Mozes inhield.
c. Alleen het kromme ervan is, dat de interpretatie van de Farizeeën en schriftgeleerden over de wet van Mozes er geheel naast zat. En deze interpretatie tracht Jezus continu te weerleggen.
d. Nogmaals: deze discipelen van Johannes de Doper waren ijverig en enthousiast en zij hielden zich aan de leer van Johannes de Doper, maar zij hielden zich ook nog aan de Joodse leer van hun tijd, die hun geleerd werd door de Farizeeën en de schriftgeleerden.
1. Dus, ondanks dat de discipelen van Johannes de Doper onder de veronderstelling waren, dat zij het goed deden, waren zij misleid door de religie van hun tijd.
(i) Een aantal van deze discipelen van Johannes de Doper kwam naar Jezus toe en zei in vers 14:
Vers 14 – “… Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet?”
Het parallelvers in Markus 2:18 zegt: “En de discipelen van Johannes en van de Farizeeën vastten; en zij kwamen en zeiden tegen Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en van de Farizeeën wel en waarom vasten Uw discipelen niet?”
I. Dus al vastende kwamen deze discipelen naar Jezus en vroegen Hem waarom Zijn discipelen niet vasten.
A. Dit is een typische en vleselijke reactie van religieuze mensen die de genade van God niet kennen en die God niet vertrouwen.
B. Het is de mens eigen om zichzelf te vergelijken met anderen. Bijvoorbeeld in mijn huwelijksrelatie ben ik gauw geneigd om te denken, dat alleen ik met God bezig ben om mezelf te verloochenen, mijn kruis op me te nemen en Jezus na te volgen.
i. Want ik zie niet, dat mijn huwelijkspartner zichzelf verloochent, haar kruis opneemt, Jezus navolgt. Ik zie niet, dat zij er iets aan doet om haar persoonlijke relatie met God op te bouwen. Terwijl ik dat wel doe.
ii. Ik zie niet, dat zij goed voor haar tempel (haar lichaam) zorgt, want zij snoept te veel en beweegt te weinig, terwijl ik niet of in mindere mate snoep en ik wel voldoende beweeg.
iii. Ik zie niet, dat anderen in de gemeente actief bezig zijn met het bouwen en opbouwen van de gemeente, terwijl ik er alleen maar mee bezig ben.
iv. Als ik denk, dat ik wél mijn best doe, maar ik de ander dat niet zie doen; en als ik denk, dat ik meer dan mijn aandeel draag, terwijl de ander zijn/haar deel niet draagt, dan zou ik zeer gefrustreerd kunnen worden.
v. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat degenen, die elke zondag vroeg komen en tijd apart zetten om hiernaast te bidden, zoiets kunnen hebben van: “Waarom bidden wij wel en alle anderen die gezellig zitten te kletsen niet”?
a. Het is jammer, dat niet meer mensen op zondagochtend bidden, maar mensen kunnen er niet toe gedwongen worden. Bidden is een keus die men zelf moet maken.
C. Kortom, door deze gedachtegang, door mezelf te vergelijken met anderen, door mij te gaan bemoeien met Gods werk in een ander, stel ik mezelf boven anderen en dat is niet wat de liefde ons leert.
i. Het eerste woord dat de liefde in 1 Kor. 13 omschrijft, is ‘geduldig’. Liefde is geduldig en ik hoor geduldig te zijn met God, vertrouwende dat Hij met de ander bezig is; al is Gods werk in de ander op dit moment voor mij niet zichtbaar.
a. Als je op dit moment gefrustreerd bent met God of met een ander, omdat hij/zij niet naar jouw maatstaven geestelijk groeit, of de dingen doet of laat waarvan jij denkt dat zij deze dingen per se moeten doen of laten, dan wil ik je uitnodigen en uitdagen om elke zondagochtend voor die persoon te gaan bidden.
1. Maak een bewuste keus om elke zondag een half uurtje apart te zetten om voor jouw situatie te gaan bidden.
(i) En hoe hard dit ook klinkt, als ik ervoor kies om niet te bidden, of als ik zoiets heb van: “bidden heeft toch geen zin”, dan heb ik geen reden om er bij God of bij anderen over te klagen.
Vers 14 – “… Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet?”
I. Zij vragen hier eigenlijk aan Jezus: “Waarom houden wij ons wel aan de regels en jullie niet?” oftewel “Waarom doen wij wel zoveel voor God en jullie niet?”
A. De wet van Mozes schreef voor, dat men slechts 1x per jaar moest vasten; op Yom Kippur, de Grote Verzoendag. Voor de rest was vasten een vrijwillig iets wat men vooral deed wanneer men verdriet had.
B. Maar volgens Lukas 18 vastten de Farizeeën en waarschijnlijk ook de discipelen van Johannes de Doper twee keer per week.
i. Ik zie Jezus al voor me Die dan tegen de Farizeeën zegt: “Wauw, jullie vasten dus twee keer per week?”
“Hebben jullie dan ook echt berouw wanneer jullie vasten? Treur je dan ook echt over je zonden wanneer je vast? Ben je echt verdrietig wanneer je vast?”
a. Waarop zij waarschijnlijk hun schouders optrokken en zeiden: “Nee, niet echt, maar wij vasten wel.”
Vers 15 – “Jezus zei tegen hen: De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn en dan zullen zij vasten.”
I. In die tijd ging het nogal anders met een bruiloft:
A. Ten eerste duurde een bruiloftsfeest zeven dagen lang i.p.v. één dag.
B. De bruiloftsgasten waar Jezus het over heeft, waren de beste vrienden van de bruidegom, die samen met de bruidegom de bruid van haar thuis ophaalden en haar meenamen naar de plek waar het bruiloftsfeest plaatsvond.
i. Zij waren actief betrokken bij het bruiloftsfeest. Zij waren ook degenen die de festiviteiten op gang hielden en dit zeven dagen lang.
ii. Zo’n bruiloft was dus absoluut niet een gelegenheid om te treuren, maar juist een gelegenheid van vreugde en blijdschap, het was een feest!
II. Het zou dus volkomen ongepast zijn als de bruidegom op de meest blijde dag van zijn leven een stelletje treurende, verdrietige, chagrijnige, vastende bruiloftsgasten om zich heen had.
A. Jezus vergelijkt Zijn aanwezigheid bij de discipelen met een bruidegom die volop aan het genieten is van zijn bruiloftsgasten.
III. Het punt is dit: door Jezus naar de aarde te sturen kwam God heel dicht bij de mens. God was met de mens, Hij was onder de mensen en God trok persoonlijk met de discipelen op.
A. Het gaat God uiteindelijk om een persoonlijke relatie met de kroon van Zijn schepping, de mens. God wil met mensen persoonlijk omgaan zoals Hij met Adam en Eva persoonlijk omging.
B. Door de komst van Jezus Christus op aarde was God iets anders aan het doen dan wat de mensen tot op dat moment gewend waren.
C. God Zelf was in hun midden. En de realiteit van wat God aan het doen was, vereiste geen vasten, maar simpelweg het genieten ván en het rusten ín Zijn aanwezigheid en Zijn werk.
i. Het vasten van de discipelen van Johannes de Doper was dus geheel misplaatst en was niet in harmonie met wat God op dat moment aan het doen was.
ii. Nu is het ook Gods wil voor ons om van Zijn aanwezigheid in ons leven te genieten, om van Zijn werk in ons leven te genieten, om te rusten ín en te vertrouwen óp wie Hij is en waartoe Hij in staat is.
C. Zoals ik eerder zei, hadden deze discipelen van Johannes de Doper wel iets van God gezien en geproefd, maar hun persoonlijke ervaring met God ontbrak.
i. Zij misten de volledige kennis van Jezus Christus en wat Hij persoonlijk met een ieder van hen afzonderlijk voor ogen had.
ii. Zij misten de persoonlijke vertrouwensband met God en het gevolg daarvan was, dat zij zich vasthielden aan het enige wat zij kenden; en dat was religie.
III. Er zijn vandaag de dag mensen in de kerk die iets van God gezien en geproefd hebben, maar wiens persoonlijke vertrouwensrelatie met God ontbreekt.
A. Misschien ben jij iemand die door Gods genade iets van God gezien en geproefd hebt, maar die op dit moment op een soort van “auto pilot” met God leeft.
i. Je leest plichtmatig je Bijbel, je zegt plichtmatig je gebeden bij het eten en bij het naar bed gaan, je komt elke week trouw naar de kerkdienst, je vervult jouw taak binnen de gemeente week-in-en-week-uit heel trouw, maar het leeft niet bij jou.
ii. Je hebt geen passie voor God en de dingen van God, je gelooft niet echt dat God van je houdt, je gelooft niet echt dat God de gebeden van de rechtvaardigen verhoort, je tracht God op een verstandelijke te kennen en begrijpen i.p.v. dat je met je hart denkt en gelooft.
iii. Je bent als het ware aan het vasten i.p.v. aan het feesten.
iv. Misschien zit je niet vast in religie, maar je houdt je vast aan wat voor jou veilig is, wat vertrouwd is, je wil dat God naar jouw pijpen danst.
IV. “De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de Bruidegom bij hen is?”
A. M.a.w. God is met ons, God is met jou! En Hij is op dit moment iets in jouw leven aan het doen wat zo radicaal anders is dan religie.
B. Jezus is gekomen, omdat God iets geheel nieuw ging doen. En dat geldt niet alleen voor Gods heilsplan, maar het geldt ook nu voor jou en voor mij persoonlijk.
C. Hoe lastig het op dit moment ook voor je is, ga ernstig op zoek naar God en wat Hij momenteel in jouw leven aan het doen is of wil doen en geef jezelf geheel over aan Hem.
i. De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de Bruidegom bij hen is? Zolang Jezus met ons is, is er geen reden om te treuren.
a. Begrijp me niet verkeerd, want wij kunnen heel dichtbij Jezus zijn, wij kunnen Hem heel persoonlijk en intiem ervaren, maar toch heel veel verdriet hebben.
Vers 15 – “…Maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan zullen zij vasten.”
I. Jezus voorspelt hier Zijn arrestatie en Zijn kruisiging. En wij weten, dat de discipelen er helemaal ondersteboven van waren toen Jezus van hen weggenomen werd.
Vers 16 – “Ook zet niemand een lap niet-gekrompen stof op een oud bovenkleed, want de daarop genaaide lap scheurt van het bovenkleed af, en er ontstaat een ergere scheur.”
Vers 17 – “Ook doet men geen nieuwe wijn in oude leren zakken; anders barsten de zakken, en de wijn stroomt eruit, en de zakken gaan verloren; maar men doet nieuwe wijn in nieuwe zakken, en beide blijven behouden.”
I. Jezus wil met deze twee praktijkvoorbeelden zeggen, dat Hij niet gekomen is om nieuw leven te blazen in de verdraaide godsdienst van de Farizeeën en de schriftgeleerden.
Jezus is niet gekomen om hun verdraaide versie van de wet van Mozes en de Profeten in een nieuw jasje te steken.
A. Nee, wat Jezus tot de mensheid bracht, is geheel nieuw. Het is radicaal, het is revolutionair.
B. De nieuwe realiteit die Jezus met Zich meebracht, kon zich niet mengen met de oude vrome rituelen van wat het Jodendom was geworden.
II. Bij Jezus gaat het om het nieuwe, om vernieuwing.
A. Mattheüs 26:27-28 – “27Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, 28want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
B. Johannes 13:34-35 – “34Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. 35Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt.”
C. 2 Korinthe 5:17 – “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.”
D. Efeze 4:20-24 – “20Maar u hebt Christus zo niet leren kennen, 21als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is, 22namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, 23en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, 24en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.”
E. Romeinen 12:2 – “En word niet aan deze wereld gelijk-vormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.”
F. Romeinen 6:4 – “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opge-wekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.”
Bijbelstudie en Uitleg Geheel nieuw – Mattheüs 9:14-17 – Calvary Chapel Haarlemmermeer
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl