Mattheüs 26:57-75 – In zeven stappen naar een ellendig leven
I. Als wij een cursus zouden geven: ‘In zeven stappen naar een ellendig leven’, wie van jullie zou je daarvoor opgeven?
A. Niemand toch?!? Want geen van jullie zou zoiets bewust willen aanleren.
B. Maar toch nemen christenen bewuste stappen die ertoe leiden dat men onnodig een hoop ellende over zich heen haalt.
C. De apostel Petrus laat ons zien hoe dat gebeurt en tegelijkertijd laat Jezus ons zien hoe dat te voorkomen!
Mattheüs 26:57-75
I. Wij bevinden ons in het verhaal waarin Jezus Zichzelf gevangen laat nemen. Het is inmiddels de nacht van donderdag op vrijdag; nog een aantal uren en Jezus zal gekruisigd worden.
II. Direct na de Paasmaaltijd waarbij Jezus het Heilig Avondmaal instelde, ging Jezus met elf van de twaalf discipelen naar de Olijfberg om daar te bidden.
A. Judas ging niet met hen mee, omdat hij bezig was om Jezus te verraden.
B. Onderweg haalde Jezus Zacharias 13:7 aan, waarmee Hij voorspelde dat alle elf de discipelen aanstoot aan Jezus zouden nemen waardoor zij Jezus allemaal in de steek zouden laten.
C. Vervolgens gingen zij naar de hof van Gethsémané, omdat Jezus daar wilde bidden.
i. Jezus nam Petrus, Johannes en Jakobus met Zich mee om Zich in gebed af te zonderen.
ii. En tot drie keer toe vielen Petrus, Johannes en Jakobus in slaap, terwijl Jezus aan het bidden was.
D. Op het moment dat Jezus klaar was met bidden, kwam Judas, Zijn verrader, met volgens Johannes een hele legerafdeling van 600 Romeinse soldaten om Jezus te arresteren.
i. Nadat Jezus Zich gevangen had gegeven, gingen al Zijn discipelen op de vlucht.
Dit is waar wij het verhaal deze keer gaan oppakken:
Vers 57-60 – “57Zij die Jezus gegrepen hadden, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, waar de Schriftgeleerden en oudsten bijeengekomen waren. 58Petrus volgde Hem op een afstand, tot aan het paleis van de hogepriester, en toen hij naar binnen gegaan was, zat hij bij de dienaars om het einde te zien. 59De overpriesters en de oudsten en heel de Raad zochten een valse getuigenverklaring tegen Jezus, zodat zij Hem zouden kunnen doden, maar zij vonden niets. 60En hoewel er veel valse getuigen gekomen waren, vonden zij niets.”
I. Volgens Johannes 18 werd Jezus allereerst aan Annas voorgeleid. Annas was de schoonvader van de hogepriester Kajafas.
A. Annas was zo’n 18 jaar daarvóór de hogepriester; en alhoewel hij in het jaartal 15 na Chr. ontslagen werd, was hij op dit moment in het verhaal nog steeds de meest invloedrijke man binnen het Joodse religieuze leiderschap.
i. In Johannes 18 staat dat Annas Jezus ondervroeg en Hem vervolgens geboeid naar Kajafas stuurde.
II. Dus hier heb je Jezus Die voorgeleid wordt aan het gehele Sanhedrin, wat vergelijkbaar is met de Nederlandse Hoge Raad. Wat zij beslisten stond vast, er was geen mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Het probleem was dat zij illegaal bezig waren.
A. Ten eerste was het niet wettelijk toegestaan om een beschuldigde ’s avonds voor te leiden. Dit gebeurde middernacht.
B. Het was ook niet wettelijk toegestaan om een rechtszitting te houden tijdens een van de Joodse feesten. Heel Jeruzalem vierde de hele week het Paasfeest, het Pascha, het Pesach.
C. Het was ook niet wettelijk toegestaan om de beschuldigde rechtstreeks vragen te stellen om te bepalen wat hij eventueel misdaan had. Om Jezus überhaupt in hechtenis te mogen houden, moesten zij van tevoren al een concrete aanklacht hebben vanuit het openbaar ministerie.
i. Maar hier was absoluut geen sprake van. Zowel Annas, als Kajafas en later ook Pilatus vragen aan Jezus wat Hij misdaan had.
D. Ook schreef de Wet van Mozes voor dat er twee tot drie getuigen onafhankelijk van elkaar ondervraagd moesten worden om tot een zuivere conclusie te kunnen komen.
i. Zij waren er niet eens op uit om de waarheid te achterhalen. Nee, zij waren naarstig op zoek naar valse getuigen, maar tot op dit punt kwam er niemand naar voren die enigszins geloofwaardig was.
E. Zo’n rechtszitting moest volgens de Wet van Mozes openbaar zijn, maar dit gebeurde achter gesloten deuren in het huis van Kajafas.
i. Als dit alles vandaag de dag zou gebeuren dan zouden de advocaten en de mensenrechtenorganisaties enz. zich in deze zaak helemaal vastbijten. KASSA!
Vers 61 – “Maar ten slotte kwamen er twee valse getuigen, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel van God afbreken en hem in drie dagen opbouwen.”
I. Is dit alles wat zij tegen Jezus kunnen verzinnen? “Deze heeft gezegd”! En niet alleen dat, zij hadden de woorden van Jezus ook nog eens verdraaid! Jezus zei helemaal niets over het afbreken van de tempel. . .
A. Toen Jezus in Johannes 2 de eerste keer de tempel reinigde door de tafels om te gooien en de oplichters weg te jagen, vroegen de Joodse leiders aan Jezus wie Hem de bevoegdheid had gegeven om op die manier op te treden. Er staat:
i. Johannes 2:18-21 – “18Toen antwoordden de Joden en zeiden tegen Hem: Welk teken laat U ons zien dat U het recht hebt deze dingen te doen? 19Jezus antwoordde en zei tegen hen: Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen.20De Joden zeiden dan: Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd, en Ú zult hem in drie dagen laten herrijzen? 21Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam.”
ii. Mattheüs zegt het dus goed, dat er tenslotte twee valse getuigen kwamen. Hun getuigenis was een leugen!
B. Trouwens, Annas was de grote Joodse maffiabaas die het hele commerciële gebeuren in de voorhoven van de tempel onder zijn hoede had.
i. Dus toen Jezus de geldwisselaars en de marktkramers, oftewel alle oplichters uit het voorhof van de tempel weg joeg, trof Jezus Annas in zijn portemonnee! Vandaar dat Annas van Jezus af wilde!
Dus twee valse getuigen komen met een kletsverhaal en vervolgens gebeurt dit:
Vers 62-63 – “62En de hogepriester stond op en zei tegen Hem: Antwoordt U niets? Wat getuigen dezen tegen U? 63Maar Jezus zweeg. En de hogepriester antwoordde Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God.”
I. Normaliter spreekt de hogepriester het Sanhedrin aan vanuit een zittende positie. Maar hier zien wij dat hij uit emotie opstaat om Jezus te ondervragen.
A. En dan zegt hij tegen Jezus: Ik vraag je nu onder ede: “Bent U de Christus, de Zoon van God?”
Vers 64 – “Jezus zei tegen hem: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel.”
I. Ondanks de onwettige rechtszitting, ondanks de valse getuigen, ondanks dat alles omtrent de arrestatie en de bewaring van Jezus zo onrechtvaardig is, gaat Jezus totaal niet in de verdediging.
A. Jezus verdedigt Zichzelf niet. Jezus gaat geen gevecht met hen aan. Jezus wordt niet boos om wat Hem onterecht aangedaan wordt. Hij laat Zichzelf niet gelden ondanks dat Hij volkomen in Zijn recht staat.
B. Nee, Jezus beaamt wat Kajafas zei: ‘U hebt het gezegd’.
i. De reden waarom Jezus zo kalm, zo zelf beheerst, zo onder controle kon blijven, was, omdat Hij het gevecht reeds in Gethsémané gewonnen had.
a. Jezus had tot drie keer toe tot God de Vader gebeden. Hij vroeg aan Zijn Vader of er een andere mogelijkheid was om de mens vergeving van zonde te kunnen geven zonder dat Hij de kruisdood moest ondergaan.
ii. En elke keer zei Jezus tegen God de Vader: ‘Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wil.’
a. Jezus had Zijn eigen wil en met Zijn eigen wil wilde Hij helemaal niet naar het kruis gaan.
b. Vandaar dat Hij God de Vader vroeg om een andere manier om de mensheid te redden.
c. Maar omdat er geen andere manier was, omdat er geen andere weg was waardoor de mens vergeven zou kunnen worden van zonde, waardoor de mens verzoend zou kunnen worden met God de Vader, heeft Jezus Zichzelf in gehoorzaamheid volledig onderworpen aan de wil van de Vader.
1. Dit maakte niet alleen voor Jezus duidelijk dat er geen andere weg mogelijk was, maar het maakt het ook voor eenieder van ons en ook voor de wereld om ons heen duidelijk dat er geen andere weg mogelijk is om in de hemel te kunnen komen.
iii. Toen Jezus aan God de Vader vroeg: ‘Vader, als het mogelijk is, laat dan deze beker aan mij voorbijgaan’, zei God niet:
a. ‘Is goed, Jezus. Zeg maar tegen de mensen dat alle wegen tot God leiden’.
b. Of ‘Zeg maar tegen de mensen, dat als zij meer goede dingen doen dan dat zij slechte dingen doen, dan komt het wel goed, dan verdienen zij het eeuwige leven in de hemel.’
c. Of ‘Zeg maar tegen de mensen dat als zij diervriendelijk zijn of als zij milieubewust zijn of als zij, bla bla bla, dan komen zij wel in de hemel.’
1. Nee, er was en is geen andere weg mogelijk!
II. Niet alleen had Jezus Zichzelf niet verdedigd; Hij zorgde er juist voor dat Kajafas iets had om Hem aan te klagen.
A. Door te zeggen: ‘Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel’, zei Jezus dat Hij inderdaad de Messias is.
Vers 65 – “Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: Hij heeft God gelasterd. Waarom hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt u Zijn godslastering gehoord.”
I. Het scheuren van kleding was een uiting van rouwen of van lijden of van groot verlies. Alleen was het zo dat volgens Leviticus 10:6 en 21:10 de hogepriester zijn kleding niet mocht scheuren!
Vers 66-68 – “66Wat denkt u? En zij antwoordden en zeiden: Hij is schuldig en verdient de dood. 67Toen spuwden zij in Zijn gezicht en sloegen Hem met vuisten. 68En anderen sloegen Hem in het gezicht en zeiden: Profeteer ons, Christus: wie is het die U geslagen heeft?”
I. Hier heb je Israëls top en kijk hoe zij zich misdragen!
A. Zij beschuldigen Jezus Christus volkomen onterecht, want Jezus is nergens schuldig aan! De beschuldiging dat Jezus God lasterde zou terecht zijn geweest, maar Jezus is wie Hij zei dat Hij was. Het is toch geen misdaad als de Christus, de Zoon van God beweert te zijn wie Hij is?!?
i. 2 Korinthe 5:21 – “Christus heeft geen zonde gekend, maar om ons heeft God op hem de zondelast gelegd, om ons door onze eenheid met Christus rechtvaardig te maken.”
ii. Hebreeën 4:15 – “Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.”
B. Het spugen in het gezicht van een mens was en is nog steeds het toppunt van verachting en belediging!
i. Ik las een artikel in Trouw over iemand die in het gezicht van een winkelier spuugde. Er werd aangifte gedaan en de rechter veroordeelde deze persoon.
a. Hij kreeg een werkstraf van zestig uur, twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar en een boete van 150,- EUR.
b. De rechter zei: ‘Spugen is immens smerig en getuigt van grote minachting. Spugen is buitengewoon vernederend.’
ii. En hier lezen wij dat zij in het gezicht van Jezus spuugden, in het gezicht van God!
iii. Zelfs dit werd 700 jaar daarvoor voorspeld door de profeet Jesaja.
a. Jesaja 50:6c – “Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden.” (NBV)
C. Ook hadden zij Jezus geblinddoekt en sloegen Hem vervolgens met vuisten in Zijn gezicht; en terwijl ze Jezus sloegen, zeiden zij: ‘Profeteer ons, Christus: wie is het die U geslagen heeft?’
i. De grondtekst laat ons ook zien dat zij Jezus met stokken sloegen.
En terwijl dit allemaal gaande is, zit Petrus op een afstand te kijken wat er met Jezus gebeurde. Hij wist dat het met Jezus niet goed zou aflopen, dus begon hij ook voor zijn eigen leven te vrezen.
Vers 69-70 – “69Petrus zat buiten op de binnenplaats; een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: Ook u was bij Jezus, de Galileeër. 70Maar hij ontkende het in het bijzijn van allen en zei: Ik weet niet wat u zegt.”
I. Petrus zegt hier tegen het dienstmeisje: ‘Ik weet niet wat u zegt’. M.a.w. ‘Hoe kom je erbij?’ of ‘Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt’.
A. Petrus die in vers 35 zo zelfverzekerd was toen hij zei: ‘Al moest ik ook met U sterven, ik zal U beslist niet verloochenen!’ denkt nu alleen maar aan zijn eigen veiligheid en niet aan Zijn Heere.
Vers 71-72 – “71Toen hij naar buiten ging, naar de poort, zag een ander dienstmeisje hem, en die zei tegen hen die daar waren: Hij was ook bij Jezus de Nazarener. 72En hij ontkende het opnieuw, met een eed, en zei: Ik ken de Mens niet.”
I. Het lijkt er sterk op dat zij Petrus doorhebben, waardoor Petrus Jezus voor de tweede keer verloochende. Deze keer met een eed.
A. Zo’n eed hield in, dat God hem zou mogen straffen als hij Jezus kende zoals het dienstmeisje beweerde.
i. Petrus zei niet dat hij niets van Jezus afwist, maar dat hij hem niet persoonlijk kende.
Vers 73 – “Kort daarna zeiden zij die daar stonden en dichterbij kwamen, tegen Petrus: Werkelijk, u bent een van hen, want uw spraak verraadt u.”
I. In Jeruzalem spraken zij in ABA (algemeen beschaafd Aramees), maar de Galileeërs spraken met een dialect. Zij hoorden dus aan zijn dialect dat Petrus uit Galilea kwam, wat voor hen op dit moment hét bewijs was dat hij bij Jezus hoorde.
Vers 74 – “Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de Mens niet.”
I. Op dit moment bereikte Petrus het toppunt van zijn verloochening. Hij ging helemaal door het lint en begon zichzelf te vervloeken.
Vers 75 – “En meteen kraaide de haan; en Petrus herinnerde zich het woord van Jezus, Die tegen hem gezegd had: Voordat de haan gekraaid zal hebben, zult u Mij driemaal verloochenen. Toen ging hij naar buiten en huilde bitter.”
I. Het kraaien van de haan brak Petrus, het bracht hem tot bezinning en gebrokenheid.
A. Petrus brak niet alleen om het feit dat hij Jezus verloochende, maar ook om het feit dat Jezus zo nauwkeurig zijn verloochening had voorspeld.
i. En dat effect heeft het Woord van God op de oprechte christen. Het Woord is bij machte om je tot bezinning en gebrokenheid te brengen.
B. Petrus’ ontrouw drukte zo zwaar op hem, dat hij het niet meer in kon houden. Hij ging naar buiten en huilde bitter oftewel hij ging keihard huilen.
i. Wat een contrast tussen de zwakheid van Petrus en de vastberadenheid, de standvastigheid en de volharding van Jezus!
I. Hoe kon het zo ver komen dat Petrus als een volgeling van Jezus Christus zo veel ellende over zich heen haalde?
A. Laten we een moment nemen om Petrus onder de loep te nemen, om te kijken naar waar zijn neerwaartse spiraal begon en hoe die zich ontwikkelde:
i. Mattheüs 16:21-23 – “21Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te laten zien dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de kant van de oudsten en de overpriesters en de Schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt. 22En Petrus nam Hem apart en begon Hem te bestraffen; hij zei: God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren! 23Maar Hij keerde Zich om en zei tegen Petrus: Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen.”
a. Net hiervoor vroeg Jezus aan Petrus wie hij denkt dat Jezus is, waarop Petrus antwoordde dat Jezus de Messias is, de Zoon van de levende God.
b. Hierop zei Jezus tegen Petrus, dat zijn geloof en zijn belijdenis niet van hemzelf komen, maar dat God de Vader dit aan Petrus heeft geopenbaard.
c. En nu noemt Jezus dezelfde Petrus die net hiervoor van God een openbaring kreeg, satan.
1. Ik geloof dat Petrus zichzelf hierdoor zwaar op zijn ziel getrapt voelde, dat hij zich zwaar vernederd voelde. Dit is stap 1!
ii. Mattheüs 26:33-35 – “33Maar Petrus antwoordde Hem en zei: Al zouden zij ook allen aanstoot aan U nemen, ik zal nooit aanstoot aan U nemen. 34Jezus zei tegen hem: Voorwaar, Ik zeg u dat u in deze nacht, voordat de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen. 35Petrus zei tegen Hem: Al moest ik ook met U sterven, ik zal U beslist niet verloochenen! Hetzelfde zeiden ook al de discipelen.”
a. Jezus vertelde net hiervoor dat al Zijn discipelen aanstoot aan Hem zouden nemen; en hier zien wij duidelijk dat Petrus heel zeker is van zichzelf.
b. Ik geloof dat Petrus nog steeds zit met die vernedering van Mattheüs 16 en dat hij het gevoel heeft dat hij zichzelf moet bewijzen, dat hij zichzelf moet laten gelden, dat hij het goed moet maken.
1. Zijn zelfverzekerdheid en zijn gevoel van ik moet mezelf bewijzen is stap 2.
iii. Mattheüs 26:36-46 – “36Toen ging Jezus met hen naar een plaats die Gethsémané heette, en zei tegen de discipelen: Ga hier zitten, terwijl Ik daar ga bidden. 37En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met Zich mee en begon bedroefd en zeer angstig te worden. 38Toen zei Hij tegen hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot de dood toe; blijf hier en waak met Mij. 39En nadat Hij iets verder gegaan was, wierp Hij Zich met het gezicht ter aarde en bad: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt. 40En Hij kwam bij de discipelen en trof hen slapend aan en Hij zei tegen Petrus: Kon u dan niet één uur met Mij waken?41Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. 42Opnieuw, voor de tweede keer, ging Hij heen en bad: Mijn Vader, als deze drinkbeker aan Mij niet voorbij kan gaan zonder dat Ik hem drink, laat Uw wil dan geschieden. 43En toen Hij bij hen kwam, trof Hij hen opnieuw slapend aan, want hun ogen waren zwaar geworden. 44En Hij liet hen achter, ging nogmaals heen en bad voor de derde keer met dezelfde woorden. 45Toen kwam Hij bij Zijn discipelen en zei tegen hen: Slaap nu maar verder en rust; zie, het uur is nabijgekomen dat de Zoon des mensen overgeleverd wordt in de handen van zondaars. 46Sta op, laten wij gaan; zie, hij die Mij verraadt, is dichtbij.”
a. Nadat Jezus met nadruk had verteld wat Hem te wachten stond, kon Petrus niet eens een uurtje met Jezus bidden.
b. Ondanks de diepe en dringende nood van hun situatie verzwakte Petrus in zijn gebedsleven. Dit is stap 3!
iv. Mattheüs 26:51 – “51En zie, een van hen die bij Jezus waren, stak zijn hand uit, trok zijn zwaard, trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.”
a. In de parallelle verzen in het Evangelie van Johannes staat, dat het Petrus was die zijn zwaard trok.
1. Petrus was er totaal niet op voorbereid om in deze situatie naar Gods wil te handelen. Nee, Petrus handelde in het vlees. Dit is stap 4!
v. Mattheüs 26:58 – “58Petrus volgde Hem op een afstand, tot aan het paleis van de hogepriester, en toen hij naar binnen gegaan was, zat hij bij de dienaars om het einde te zien.”
a. Petrus die voorheen altijd haantje de voorste van de discipelen wilde zijn, volgde Jezus nu op een afstand.
1. Hoe verder zijn neerwaarts spiraal vorderde, hoe verder Petrus van Jezus verwijderd raakte. Dit is stap 5!
vi. Mattheüs 26:69 – “69Petrus zat buiten op de binnenplaats; een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: Ook u was bij Jezus, de Galileeër.”
a. Petrus was nu omringd door ongelovigen. Hij verwijderde zich van de andere discipelen. Hij verbrak de fellowship, hij verbrak de gemeenschap met zijn medediscipelen. Dit is stap 6!
vii. Mattheüs 26:70, 72, 74 – “70Maar hij ontkende het in het bijzijn van allen en zei: Ik weet niet wat u zegt. 72En hij ontkende het opnieuw, met een eed, en zei: Ik ken de Mens niet. 74Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de Mens niet.”
a. Uiteindelijk kwam de neerwaartse spiraal tot een climax waarbij Petrus tot driemaal toe, zichzelf vervloekend, Jezus verloochende. Dit is stap 7!
1. God Zij dank dat Petrus tot bezinning kwam en God Zij dank dat Jezus hem na Zijn opstanding uit de dood hersteld heeft!
II. Hoe kunnen wij voorkomen dat wij hetzelfde doen als wat Petrus deed?
A. Ten eerste moeten wij onszelf verloochenen en ons kruis op ons nemen, d.w.z. dat wij aan onszelf sterven. Want iemand die dood is kan niet worden vernederd, hij kan zich niet op zijn ziel getrapt voelen.
B. Ten tweede kunnen wij niet zelfverzekerd zijn. Wij horen onszelf voor God te vernederen en Hem te vragen om het werk in en door ons heen te doen.
C. Ten derde moeten wij volharden in onze gebeden! Zowel onze persoonlijke gebeden alsook het bidden met je man/vrouw, én met je broers en zussen in de gemeente.
D. Ten vierde: als wij een gedisciplineerd gebedsleven hebben dan zijn wij op alle situaties voorbereid, dan zullen wij vanuit onze gebeden de kracht hebben om in de Geest te blijven handelen en wandelen.
E. Ten vijfde moeten wij dicht bij Jezus blijven. Dit houdt in dat je zelf je relatie met Hem onderhoudt door zelf elke dag je Bijbel te lezen, door gebruik te maken van elke gelegenheid dat wij als kerk een samenkomst hebben.
i. Het allerminste wat je hierin kan doen is elke zondag naar de dienst komen.
F. Ten zesde moeten wij volharden in de gemeenschap met onze broers en zussen. Het omgaan en optrekken met alleen ongelovige mensen zal je uiteindelijk nog verder van Jezus brengen.
G. Tot slot moeten wij Jezus Christus en de Grote Opdracht belangrijker gaan vinden dan dat wij onszelf vinden; koste wat kost. Alleen dan zullen wij Jezus niet verloochenen.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl