46033 1 Korinthe 12:1-6 (Inleiding op de geestelijke genadegaven)
I. Jezus zei in Mattheüs 16:18 dat Hij Zijn gemeente, Zijn kerk zal bouwen. Hij zei dit, wetende dat Hij kort nadat Hij dit gezegd had terug zou keren naar de hemel.
Dus hoe was Hij van plan om Zijn gemeente te bouwen als Hij er niet meer zou zijn?
A. Nog vóór de grondlegging van de wereld heeft God ervoor gekozen om Zijn bouwwerkzaamheden te verrichten d.m.v. gewone mensen. Mensen van vlees en bloed.
i. Sterker nog, nog vóór de grondlegging van de wereld heeft God jou en mij gekozen om Zijn bouwwerkzaamheden te verrichten.
ii. Jezus Christus bouwt dus Zijn gemeente d.m.v. Zijn trouwe volgelingen en Hij doet dit al bijna 2.000 jaar lang.
II. Wij zijn in onze studie van I Korinthe gekomen bij het gedeelte waarin de apostel Paulus de Korinthiërs instructie geeft hoe Jezus Zijn gemeente bouwt en opbouwt.
A. Ja, Jezus bouwt Zijn gemeente d.m.v. menselijke werktuigen, maar Hij laat ons niet aan ons lot over.
i. Johannes 14:18 – “Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe.”
a. De manier waarop Jezus teruggekomen is, was d.m.v. de Heilige Geest toen Hij in Handelingen 2 op Pinksteren uitgestort werd op de 120 gelovigen.
1. Op dat moment werd de kerk geboren! En vanaf dat moment is de Heilige Geest elke seconde bezig om de ware navolgers van Jezus te bekrachtigen om Zijn kerk te bouwen en op te bouwen.
III. Jezus was ook bezig in Korinthe, om ook daar Zijn kerk te bouwen. Alleen was het zo, dat de menselijke werktuigen in de kerk in Korinthe zich niet echt bezig hielden met de bouw- en opbouwwerkzaamheden.
A. Zoals op elk ander gebied dat wij reeds in I Korinthe behandeld hebben, schoten de Korinthiërs ook gigantisch tekort op het gebied van het bouwen en opbouwen van de kerk.
i. Ook op dit gebied heerste er hoogmoed, egoïsme, geestelijke onvolwassenheid en vleselijkheid. Vandaar dat Paulus dit gedeelte begint met deze woorden.
Vers 1 – “Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent.”
I. Paulus heeft het in de hoofdstukken 12-14 over de bovennatuurlijke bekrachtiging van de Heilige Geest Die elke wedergeboren christen krijgt om de gemeente te bouwen en op te bouwen.
A. En hij begint dit gedeelte door te zeggen: Wat nu de geestelijke dingen betreft wil ik niet dat jullie onwetend zijn. (Het woord gaven staat hier niet in de oorspronkelijke tekst, maar dat wordt door de context geïmpliceerd.)
i. Het is opvallend dat Paulus dit zegt, want er is door de gehele kerkgeschiedenis heen tot op de dag van vandaag veel onwetendheid in de kerk v.w.b. geestelijke dingen.
a. Wat deze geestelijke dingen betreft is het Gods wil dat wij niet onwetend zullen zijn.
1. Vandaar dat wij op een rustig tempo dit gedeelte gaan behandelen. Ik denk dat wij er de komende 5 tot 6 weken mee bezig zullen zijn.
Vers 2 – “U weet dat u heidenen was, weggetrokken naar de stomme afgoden. Zo liet u zich meevoeren.”
I. Paulus wil hen er aan herinneren dat zij uit een wereld zijn gekomen die zich voornamelijk bezig hield met afgoderij, oftewel de afgodendienst. Hij zegt: “Dit is waar jullie vandaan komen!”
A. Hij doet dit, omdat de Korinthiërs zich nog niet geheel hebben losgemaakt van deze heidense wereld waaruit zij gekomen zijn, voor het Koninkrijk van God.
i. En omdat zij zich niet geheel los hadden gemaakt van het leven waaruit zij kwamen, waren zij niet in staat om met de geestelijke dingen van God om te gaan zoals God het bedoelt.
ii. Hun kennis en ervaring over geestelijke dingen was gebaseerd op de afgodendienst, waar trouwens ook bovennatuurlijke dingen tot uiting kwamen.
a. Alleen hadden deze uitingen hun oorsprong in demonische machten en niet in de Heilige Geest.
1. Deze Korinthiërs brachten hun kennis van en ervaring met deze demonische machten mee naar hun nieuwe leven met God.
(i) Waar het gaat om de Heilige Geest en Zijn genadegaven is het misschien bij sommigen van jullie het geval, dat je door jouw kennis van en ervaring met geestelijke dingen tot op een zekere hoogte “onwetend” bent.
(ii) Mocht dat zo zijn dan weet ik 100% zeker, dat als je het echt wil weten God door Zijn Woord jouw onwetendheid zal wegnemen.
II. Mij valt in dit vers op dat Paulus zegt dat zij “weggetrokken” werden naar de stomme afgoden, zij werden meegevoerd.
Vers 2 – “U weet dat u heidenen was, weggetrokken naar de stomme afgoden. Zo liet u zich meevoeren.”
A. Het Griekse woord voor wegtrekken werd voornamelijk gebruikt in de zin dat een crimineel of een veroordeelde weggeleid werd onder toezicht van bewakers.
i. D.w.z. dat degene die weggeleid werd, totaal geen zeggenschap had over zijn situatie. Hij was machteloos!
a. Dit valt mij op, omdat bijna elke nog-niet gelovige zegt dat hij zijn vrijheid niet op wil geven omwille van het christen zijn.
b. Maar de Bijbel leert ons hier en op andere plaatsen dat de nog-niet gelovige mens helemaal niet vrij is, maar in de greep is van zonde en van satan die hem of haar gebonden houdt.
1. Deze persoon heeft wel de vrijheid om te kiezen met welke zonde hij zich bezig houdt, maar is niet vrij om van zonde af te komen.
Vers 3 – “Daarom maak ik u bekenddat niemand die door de Geest van God spreekt, zegt: Jezus is een vervloekte. Ook kan niemand zeggen: Jezus is Heere, dan door de Heilige Geest.”
I. De Bijbel zegt ons niet wat er in de kerk in Korinthe precies gebeurde waardoor Paulus dit zegt. Maar het is duidelijk dat de Korinthiërs moeite hadden met het onderscheid maken tussen het echte werk van de Heilige Geest en het werk van demonen.
A. Jezus Zelf zei dat de Heilige Geest van Jezus zal getuigen:
i. Johannes 15:26 – “…de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal van Mij getuigen.”
ii. Johannes 16:14 – “de Heilige Geest zal Jezus verheerlijken.”
a. Dus niemand die echt door de Heilige Geest spreekt, zal Jezus vervloeken.
b. Niemand die door de Heilige Geest spreekt, zal leugens vertellen over Jezus, of zal een ander Evangelie brengen.
1. Niet voor niets noemt Jezus de Heilige Geest de Geest van de waarheid. En het gaat hier om de waarheid over Jezus.
B. Ook kan niemand zeggen: ‘Jezus is Heere, dan door de Heilige Geest.’
i. Natuurlijk kan iedereen de woorden uitspreken: “Jezus is Heere”. Maar het gaat Paulus om een oprechte belijdenis dat Jezus Heere is van het leven van die mens.
a. Als je met heel je hart gelooft dat Jezus God is; dat Hij aan het kruis voor jou gestorven is om jouw zonden op Zich te nemen; dat hij opgestaan is uit de dood.
b. Als je met heel je hart kan zeggen dat Jezus Christus, Heere is, d.w.z. dat Hij Heere en Meester is over ALLES dat geschapen is, ook jouw leven, dan kan je dit alleen belijden door de kracht van de Heilige Geest.
1. Het is de Heilige Geest Die je ervan overtuigt.
II. Vers 3 komt er uiteindelijk op neer dat wij de geestelijke uitingen kunnen onderscheiden door te kijken naar wat zij over Jezus zeggen.
A. Verheerlijkt de geestelijke uiting Jezus? Getuigt het van de waarheid over Jezus of wordt er over een “andere” Jezus gesproken?
Vers 4 – “Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest.”
I. Nu komt het woord gave pas in beeld en het betekent gunstbewijs, een geschenk, zoals hier staat, een genadegift.
A. Het heeft hier specifiek te maken met iets dat door de Heilige Geest aan de gelovige gegeven wordt; dat hem/haar in staat stelt om de gemeente van Jezus Christus op een bovennatuurlijke wijze op te bouwen.
B. Een genadegave is niet hetzelfde als het hebben van een bepaald talent of bekwaamheid.
i. Een ongelovige kan zeer getalenteerd of bekwaam zijn op heel veel gebieden, maar dat wil nog niet zeggen dat dat een genadegave is van de Heilige Geest.
a. Ik geloof dat deze dingen sowieso door God aan de mens gegeven worden, maar het zijn en blijven natuurlijke vermogens die zowel gelovigen als ongelovigen kunnen hebben.
1. Ik wil er wel bij zeggen, dat wanneer een persoon tot geloof in Christus komt, hij/zij zijn/haar talent op een andere wijze kan gaan gebruiken.
(i) Denk bijvoorbeeld aan een muzikant die na zijn/haar bekering christelijke muziek maakt i.p.v. wereldse muziek.
01. Maar alleen het muziek maken of spelen is niet voldoende om de gemeente van Jezus Christus op te bouwen, vandaar de noodzaak van de genadegaven.
C. Geestelijke gaven ofwel genadegaven zijn in tegenstelling tot talent niet natuurlijk, maar worden door de Heilige Geest op een bovennatuurlijke wijze zuiver en alleen aan gelovigen in Jezus Christus gegeven. Alleen wedergeboren christenen krijgen deze genadegaven, niemand anders.
II. Paulus zegt dat er verschillende genadegaven zijn.
A. Hier in hoofdstuk 12 noemt hij er 9, in Romeinen 12 noemt Paulus een aantal en I Petrus 4 spreekt ook van een aantal genadegaven.
III. Maar ondanks de verscheidenheid is het één en dezelfde Heilige Geest, ofwel het is de Heilige Geest Zelf Die deze genadegaven geeft.
Vers 5 – “Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere.”
I. Vaak denken mensen wanneer je het over het woord bediening hebt, dat je het over een functie hebt zoals die van voorganger of oudste, of diaken.
A. Maar dit woord bediening betekent simpelweg dienstbetoon. En dienstbetoon betekent niets anders dan dat je meehelpt, dat je dient.
i. Paulus zegt hier dat er verschillende vormen van dienstbetoon zijn. M.a.w. dat er verschillende manieren zijn om de gemeente te dienen en op verschillende gebieden.
B. Waar er een beperkt aantal genadegaven zijn, zijn de mogelijkheden om te dienen oneindig.
II. Ook hier geldt dat het één en dezelfde Heere is, ofwel dat het de Heere Zelf is Die deze bedieningen geeft.
Vers 6 – “Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.”
I. In sommige bijbelvertalingen staat dat er “verschillende uitingen zijn van bijzondere kracht” in plaats van werkingen.
A. Het Grieks woord dat Paulus gebruikt is: energēma waarvan wij het Nederlandse woord “energie” krijgen. Je kan het zien als de kracht die iets bewerkstelligt.
B. Net zoals de genadegaven op een bovennatuurlijke wijze door de Heilige Geest tot ons komen, zo worden deze gaven ook op een bovennatuurlijke wijze door God in ons en door ons heen in werking gesteld.
i. Het maakt niet uit hoe goed wij als christenen in iets getraind of opgeleid zijn, of hoeveel ervaring wij op een bepaald gebied hebben, of hoe onzelfzuchtig onze motivaties ook mogen zijn, het is NIET mogelijk om de genadegaven in eigen kracht uit te oefenen.
a. Waar wij wel ons talent, onze bekwaamheden, onze slimheid enz. in eigen kracht kunnen uitoefenen, kan alleen degene die ons de genadegave geeft ons de kracht en de energie geven om de gave effectief te gebruiken.
1. Dit is heel erg bemoedigend, want vaak heb ik de kracht en de energie niet om iets te doen.
(i) Maar op het moment dat God wil dat ik de gave die Hij mij gegeven heeft moet gebruiken, geeft God mij ook de kracht en de energie die ik op zo’n moment nodig heb.
C. Naast de energie of de kracht die God ons geeft, betekent energēma ook dat God in de persoon werkzaam is.
i. D.w.z. dat God in jouw leven actief bezig is met het ontplooien en het tot uiting laten komen van datgene dat God in en door jouw leven heen wil bewerkstelligen.
a. En zoals een ieder van ons uniek is, zo is er verscheidenheid in hoe God Zijn bovennatuurlijke kracht in ons en door ons heen tot uiting laat komen.
II. Ook hier geldt dat het één en dezelfde God is, ofwel dat het God de Vader Zelf is Die deze werkingen geeft.
Nu, wat kunnen wij hiervan opsteken?
·In vers 4 zien wij verschillende genadegaven, maar dezelfde Heilige Geest Die ze geeft.
·In vers 5 zien wij verschillende bedieningen, maar dezelfde Heere Jezus Die ze geeft.
·In vers 6 zien wij verschillende werkingen, maar dezelfde God Die ze geeft.
I. Ten eerste zien wij heel duidelijk dat het één en dezelfde God de Heilige Geest, God de Zoon en God de Vader is Die ons deze gaven geeft.
A. Het is niet zo dat Paulus ons probeert duidelijk te maken dat de Heilige Geest over de genadegaven gaat, Jezus over de bedieningen en God de Vader over de werkingen.
i. Nee, ik geloof dat Paulus ons simpelweg wil laten zien dat God één is en dat al deze gaven van één en dezelfde God komen.
II. Ten tweede zien wij dat Paulus de verscheidenheid benadrukt en dat is heel erg mooi!
A. Jezus heeft voor ons, voor de gemeente gebeden en Hij vroeg aan God de Vader om ons één te laten zijn. Hij bad om éénheid.
B. Jezus bad voor éénheid, niet voor uniformiteit. Dat betekent dat wij niet allemaal hetzelfde moeten zijn of hetzelfde moeten doen.
i. Stel je voor dat wij een voetbalvereniging waren en wij wilden allemaal keeper zijn. Dan heb je wel uniformiteit, maar geen éénheid, we zouden niet kunnen functioneren als een team als er elf spelers voor het doel stonden.
ii. Zoals ieder lid van een elftal zijn eigen positie speelt, zo heeft God ieder lid van Zijn gemeente een eigen unieke plaats gegeven.
III. God heeft mij, Stan Marinussen, uit de wereld geroepen om Hem te kennen en te dienen. Ik ben uniek! Er is niemand zoals Stan Marinussen.
A. God heeft mij gemaakt en heeft mij unieke karaktereigenschappen en een unieke persoonlijkheid gegeven.
B. God heeft mij ook een uniek leven gegeven waarin ik unieke ervaringen heb opgedaan. Uit de miljarden mensen die hier op aarde rondlopen is er géén enkel ander persoon die gelijk is aan mij. Ik ben uniek!
C. En het allermooiste hiervan is, dat God mijn uniekheid wil gebruiken om Hem te helpen met het bouwen en opbouwen van Zijn gemeente.
i. De eerste jaren van mijn christen zijn was ik zeer onder de indruk van bepaalde Bijbelleraren en andere geestelijke leiders. Nog steeds trouwens!
ii. Maar in die tijd wilde ik zo graag zijn zoals zij. Ik wilde de Bijbel onderwijzen zoals Chuck Smith, ik wilde grappig zijn zoals Bob Coy, ik wilde een evangelist zijn zoals Billy Graham.
a. En elke poging om mijn leven, mijn bediening uit te oefenen zoals deze mensen het deden, lukte voor geen meter. Het bracht mij alleen maar een hoop frustratie.
D. Na verloop van tijd sprak God tot mijn hart en zei: “Stan, ik heb jou geroepen om Stan Marinussen te zijn. Ik heb jou geschapen om Stan Marinussen te zijn, en Ik wil jouw unieke karaktereigenschappen, jouw unieke persoonlijkheid, jouw unieke levenservaringen gebruiken”.
i. Enerzijds was dit voor mij een gigantische bevrijding. Anderzijds was ik heel onzeker en wist niet hoe ik mezelf moest zijn in dit nieuwe leven met Christus.
a. Ik vroeg me af wat God in mij zag en wat Hij van mijn unieke leven kon en wilde gebruiken.
b. Het liefst ontving ik een functieomschrijving van God, maar dat kreeg ik niet. Althans niet op de manier zoals ik het wilde.
c. God gaf mij wel een hunkering naar en een liefde voor Zijn Woord, de Bijbel.
d. En naarmate ik het Woord van God mij eigen maakte, begon God Zijn wil en plan voor mijn unieke leven te openbaren.
1. Nu voel ik me er prettig bij om Stan Marinussen te zijn zonder dat ik probeer iemand anders te zijn of na te doen.
IV. En zoals ik uniek ben, zo zijn ook de genadegaven, de bedieningen en de werkingen uniek die God in en door mijn leven heen wil bewerkstelligen.
A. Zoals ik uniek ben gemaakt, zoals mijn DNA en mijn vingerafdrukken uniek zijn, zo is ook mijn geestelijke begiftiging uniek.
B. Er is niemand hier op aarde die het werk kan doen dat God in en door mijn leven heen wil doen.
i. Als ik mijn leven niet geef aan de Heere, als ik mezelf niet beschikbaar stel, zal mijn werk door niemand anders gedaan worden.
a. En dit geldt voor een ieder van jullie!!!