46036 1 Korinthe 12:7-11 (de krachtgaven geloof, genezing en werkingen van kracht)
I. Wij zijn vier weken geleden gestart met I Korinthe hoofdstuk 12 waarin de apostel Paulus met een heel nieuw onderwerp is begonnen; namelijk de genadegaven van de Heilige Geest.
A. In hoofdstuk 12 noemt Paulus er negen, die wij in drie soorten gaven of groepen kunnen plaatsen:
i. de openbaringsgaven; waardoor je iets door God te weten krijgt dat je als mens zijnde nooit had kunnen weten.
ii. de krachtgaven; waardoor je de in staat gesteld wordt om bovennatuurlijke wonderen te verrichten.
iii. de spraakgaven; waardoor je in staat gesteld wordt om tot of namens God te spreken.
a. De openbaringsgaven hebben we reeds op twee zondagen behandeld. Mocht je deze gemist hebben dan kan je ze alsnog via onze website beluisteren.
b. Vanmorgen gaan wij kijken naar de krachtgaven; de gave van geloof, de gaven van genezingen en de werkingen van krachten. LEES 12:1, 4-11
Vers 9 – “en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest;”
I. Paulus noemt hier geloof als een genadegave; een gave van de Heilige Geest. Dit is niet hetzelfde als ons geloof waardoor wij gered zijn, waardoor wij wedergeboren zijn.
A. Natuurlijk is zelfs het geloof dat wij in Jezus hebben een gave van God, want in Efeziërs 2:8 staat:
i. Efeziërs 2:8 – “uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit uzelf,het is de gave van God;”
a. Maar ondanks dat zelfs ons geloof in Jezus dat ons redt een gave is van God, bedoelt Paulus hier in I Korinthe 12:9 iets anders mee.
B. Paulus bedoelt hiermee ook niet het geloof waar elke christen mee door het leven gaat. God verwacht van elke christen dat jij in Hem gelooft, dat je Gods Woord gelooft, dat je gelooft dat God altijd het beste voor jou voor ogen heeft, dat God van je houdt, dat God in al je noden zal voorzien, enz…
i. Dit soort geloof hoort gewoon bij het christen zijn.
II. Paulus spreekt in I Korinthe 12:9 van een bijzondere gave van geloof. Iets dat God ons geeft voor een specifieke situatie op een specifiek tijdstip. Het is niet iets dat ik altijd tot mijn beschikking heb waardoor mensen van mij kunnen zeggen: Ooh, die Stan, die heeft zo’n groot geloof!
A. De gave van geloof is een bijzonder vermogen om God, tegen alles in, te vertrouwen.
B. Mattheüs 14:22-33 – “Hierna zei Hij tegen Zijn discipelen dat zij met de boot moesten overvaren naar de andere kant van het meer. Hij zou nog blijven om de mensen weg te sturen. Toen iedereen weg was, ging Hij alleen de berg op om te bidden. Het werd donker en de discipelen waren al ver op het meer. Zij kwamen niet erg vooruit door de harde tegenwind en de hoge golven. Om een uur of vier in de morgen liep Jezus over het water naar hen toe. Zij schreeuwden van angst en dachten dat het een spook was. Hij stelde hen gerust. ‘Wees maar niet bang; Ik ben het.’ Petrus riep: ‘Here, als U het werkelijk bent, zeg dan dat ik over het water naar U toe mag komen!’ ‘Goed’, riep Jezus. ‘Kom maar!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar hij besefte ineens dat er een heel harde wind stond. De golven waren erg hoog! De schrik sloeg hem om het hart en hij begon te zinken. ‘Here, help mij!’ schreeuwde hij. Jezus stak hem Zijn hand toe en trok hem uit het water. ‘Och, twijfelaar’, zei Hij, ‘waarom heb je zo weinig vertrouwen in Mij?’ Zodra zij in de boot stapten, ging de wind liggen. De anderen bogen zich vol ontzag voor Jezus neer. ‘U bent inderdaad de Zoon van God!’ zeiden zij.” (het boek)
i. Petrus kreeg op een gegeven moment de gave van geloof waardoor hij, tegen alles in, waaronder ook de wet van de zwaartekracht op het water begon te lopen.
a. Oké, hij begon uiteindelijk te twijfelen waardoor hij begon te zinken, maar Petrus was toen nog in opleiding. Laten wij nog een keer naar Petrus kijken:
C. Handelingen 3:1-8 – “Op een middag omstreeks drie uur, het Joodse gebedsuur, gingen Petrus en Johannes naar de tempel. Toen zij daar aankwamen, zagen zij een man die al sinds zijn geboorte verlamd was. Elke dag werd hij naar de Mooie Poort (een van de tempelpoorten) gedragen om daar te bedelen. Toen Petrus en Johannes de tempel wilden binnengaan, vroeg hij hun om geld. Zij keken hem aandachtig aan en Petrus zei: ‘Kijk ons aan!’ De man keek hen aan in de verwachting iets van hen te krijgen. ‘Geld heb ik niet’, zei Petrus, ‘maar wat ik heb, krijgt u van mij. In de naam van Jezus Christus uit Nazareth: loop!’ Hij pakte hem bij de rechterhand en trok hem overeind. Op hetzelfde moment werden de voeten en enkels van de man stevig en sterk. Hij sprong op, stond even stil en begon toen te lopen. Daarna ging hij lopend met hen de tempel binnen en danste van blijdschap en loofde God.”
i. Petrus had deze man waarschijnlijk talloze keren bij die poort gezien. Alleen was het deze middag anders. Petrus kreeg plotseling de gave van geloof waardoor hij ook de vrijmoedigheid kreeg om deze man van zijn verlamming ter plekke te genezen.
D. Handelingen 14:8-10 – “In Lystra zat een man op straat, die zijn voeten niet kon gebruiken. Hij was al sinds zijn geboorte verlamd en had nooit kunnen lopen. Terwijl Paulus sprak, zat de man aandachtig te luisteren. Paulus keek hem eens goed aan en zag dat hij geloofde dat hij genezen zou worden. ‘Sta op!’ riep hij hem toe. ‘Ga recht op uw voeten staan!’ De man sprong op en begon te lopen.”
i. Paulus was daar aan het evangeliseren en plotseling zag hij dat deze man het geloof had om genezen te worden. Hoe Paulus dat zag weten wij niet, maar hij kreeg op dat ogenblik wel de gave van geloof om deze man op te laten staan.
a. Dit zijn enkele bijbelse voorbeelden van de gave van geloof. Ook in het Oude Testament staan veel voorbeelden.
III. Ik geloof dat God ons vandaag de dag nog steeds deze gave van geloof geeft.
A. Een keer was iemand bij ons over de vloer en hij had problemen met zijn luchtwegen, zijn longen. Hij had het zeer benauwd, hij kon amper ademhalen.
i. Toen hij mij dat vertelde, kreeg ik het geloof dat God hem daaruit wilde verlossen. Ik legde mijn handen op hem, begon te bidden en God heeft hem ter plekke geholpen. Hij kon weer vrij ademhalen.
IV. Ik geloof dat je de gave van geloof krijgt wanneer je het echt nodig hebt. Om even een actueel voorbeeld te noemen.
A. Bijna drie jaar geleden hadden wij in de Katholieke Scholengemeenschap Haarlemmermeer een gemeenteavond waarin ik mijn visie deelde. Aan het einde van mijn presentatie werd mij door één van jullie gevraagd wanneer ik zou gaan stoppen met werken bij mijn werkgever om fulltime te gaan werken voor de Calvary Chapel.
i. Mijn antwoord daarop was: “Ik weet het niet!” Op dat moment heb ik niet het geloof om te stoppen met mijn werk.
B. Een maand of zes geleden had ik een gesprek met iemand die er die avond ook bij was. Zij vertelde mij dat zij het op dat moment een beetje vreemd vond dat een “voorganger” toegaf dat hij voor die situatie geen geloof had. Waarom vertel ik jullie dit?
i. Natuurlijk geloof ik wat er in de Bijbel staat over Gods voorziening. Natuurlijk geloof ik dat God in al mijn noden kan en wil voorzien.
ii. Maar, ik had niet het geloof oftewel de gave van geloof om op dat moment de stap te zetten om mijn baan op te zeggen. God had mij het geloof niet gegeven.
iii. Sindsdien ben ik stapsgewijs drie dagen minder per week voor mijn werkgever gaan werken, maar ik ben er nog niet helemaal mee gestopt.
a. Ik ben nu op dit moment wel bezig om slechts één dag per week te gaan werken.
1. Drie maanden geleden had ik het geloof er niet voor, maar nu geeft God mij wel het geloof om die stap te gaan zetten.
2. Ik geloof dat dit één van de vele soorten gaven van geloof is.
Vers 9 – “en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest;”
I. De tweede krachtgave is de gave van genezing.
A. Ik denk dat wanneer er gesproken wordt over de gave van genezing vele christenen denken dat het vooral met lichamelijke genezing heeft te maken.
i. Maar hier staat: genadegaven van genezingen, het staat in het meervoud en dat impliceert dat er verschillende gaven van genezing zijn en verschillende soorten van genezing, die allemaal tot uiting komen wanneer de gave van genezing gebruikt wordt.
II. God heeft de mens geschapen als geest, ziel en lichaam.
A. Toen Adam en Eva in de hof van Eden hadden gezondigd, stierf hun geest. Vervolgens werd ieder mens die na hen geboren werden, een levende ziel in een levend lichaam, maar met een dode geest.
B. Wij hebben genezing nodig op alle drie de gebieden.
i. De zondaar die niet wedergeboren is en de persoon die door demonen bezet is, hebben geestelijke genezing nodig.
a. Toen wij tot geloof in Jezus Christus waren gekomen werd onze geest, die voorheen dood was, door God tot leven gebracht.
b. Wij die wedergeboren zijn, zijn door de Geest van God tot leven gekomen; onze geest is nu levend waardoor een relatie met de levende God mogelijk is geworden.
1. Johannes 4:24 – “God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid.”
(i) Geen enkele mens kan met God omgaan zonder dat zijn geest levend is gemaakt. God is Geest en wij kunnen Hem alleen op het geestelijke vlak aanbidden en een relatie met Hem onderhouden.
01. Dus hoe je het ook wendt of keert, de wedergeboorte is en blijft de grootste genezing die wij ooit kunnen ontvangen.
c. Lukas 8:2 leert ons dat Jezus Maria van Magdala geestelijk genezen had door het uitdrijven van zeven demonen. (zie ook Lukas 7:21)
1. Dit leidde vervolgens tot haar wedergeboorte, de ultieme genezing.
ii. Jezus heeft veel mensen lichamelijk genezen door hun hun zichtvermogen te geven, door hun melaatsheid weg te nemen, enz., enz…
iii. Jezus heeft van veel mensen hun zielen genezen door hun krankzinnigheid weg te nemen, door hen emotioneel te herstellen.
iv. Mattheüs 4 laat ons zien dat Jezus op alle drie de gebieden de mensen genas.
a. Mattheüs 4:24 – “En het gerucht over Hem verspreidde zichover heel Syrië; en zij brachten bij Hem allen die er slecht aan toe waren en door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren, en die door demonen bezeten waren, en maanzieken en verlamden; en Jezus genas hen.”
1. Degenen die door demonen bezeten waren, heeft Jezus geestelijk genezen.
2. De maanzieken oftewel degenen die krankzinnig waren, heeft Jezus psychisch en emotioneel genezen. Dit is de ziel.
3. En degenen die leden aan allerlei ziekten en de verlamden heeft Jezus lichamelijk genezen.
v. Ook in het boek Handelingen zien wij, dat niet alleen de apostelen, maar zelfs Philippus, de diaken die voor het eerst in Handelingen 6 genoemd wordt, deze gave had.
a. Handelingen 8:5-7 – “En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun Christus. En de menigten hielden zich eensgezind aan wat door Filippus gezegd werd, omdat zij luisterden en de tekenen zagen die hij deed. Want bij velen die onreine geesten hadden, gingen die er onder luid schreeuwen uit; en veel verlamden en kreupelen werden genezen.”
1. De genadegaven van genezingen bestaan dus uit verschillende gaven van genezing en verschillende soorten van genezing, die allemaal tot uiting komen wanneer de Heilige Geest de gave van genezing geeft.
III. Nu, ik denk dat vandaag de dag velen binnen het christendom zich afvragen of God nog steeds mensen op deze manier geneest; of God nog steeds de gaven van genezingen geeft.
A. Persoonlijk geloof ik van wel. Als je de Bijbel eerlijk benadert, kom je niets tegen dat ons leert dat God hiermee is gestopt. Dus als ik de Bijbel moet geloven, dan moet ik zeggen dat God nog steeds op een bovennatuurlijke wijze geneest.
B. Daarnaast heb ik persoonlijke ervaring gehad met bovennatuurlijke genezing.
IV. Maar, hoe zit dat nu met wat er in de hyper-charismatische kringen beweerd wordt? In veel kringen zegt men dat God al Zijn kinderen wil genezen; dat God niet bedoeld heeft dat Zijn kinderen aan ziekte lijden, want wij zijn Koningskinderen en ziekte in welke vorm dan ook hoort niet bij een Koningskind.
A. Dit standpunt is heel gevaarlijk, want het veroorzaakt vaak nog meer pijn en leed dan de ziekte zelf.
B. Persoonlijk ken ik te veel mensen die een bepaalde aandoening hebben, die naar genezingsdiensten zijn geweest, voor wie gebeden en gestreden is, waarin de ziekte bestraft werd, enz… maar die óf nog steeds ziek zijn, óf inmiddels gestorven zijn.
C. En veel te vaak is de verklaring voor de aanhoudende ziekte of het sterven van die persoon, dat de persoon in kwestie óf niet genoeg geloof heeft, óf dat zij zich aan een bepaalde zonde vastklampen.
i. Deze leer, deze valse leer heeft in veel mensenlevens ontzettend veel pijn en leed veroorzaakt. Zoals ik al zei, zelfs meer dan de ziekte zelf.
ii. Want als een persoon deze leugen gelooft, dan blijven zij zich afvragen wat er met hun geloof aan de hand is. Zij blijven zich afvragen van welke zonde zij zich moeten bekeren. Zij blijven zich afvragen waarom God hen niet geneest en anderen wel!
a. Voorbeeld van Esther Marinussen.
D. Er staat in 1 Petrus 2:24: “Door Zijn striemen bent u genezen.” Ik heb gemerkt dat dit te vaak uit zijn contekst wordt gehaald. Kijk wat er staat:
i. 1 Petrus 2:24-25 – “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen. Want u was als dwalende schapen; maar u bent nu bekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen.”
a. Petrus haalt Jesaja 53:5-6 aan en alhoewel ik met heel mijn hart geloof dat God vandaag de dag nog steeds geneest, geloof ik niet dat Petrus het hier heeft over lichamelijke genezing.
1. De primaire genezing waar Petrus en Jesaja het over hebben, is de geestelijke genezing waardoor de mens tot wedergeboorte komt.
(i) Als mensen dus tegen mij zeggen dat al Gods kinderen lichamelijk genezen moeten worden omdat door Zijn striemen wij genezen zijn, dan wordt dat vaak een heel lastig gesprek.
E. De apostel Paulus die heel veel mensen had genezen, kon Timotheüs niet genezen van zijn aandoening. Paulus zelf leed aan een onbekende ziekte waar de Heere hem per se niet van had genezen.
i. Dus, zoals met alle andere genadegaven, geldt ook voor de gaven van genezingen wat er in I Korinthe 12 vers 11 staat:
a. I Korinthe 12:11 – “Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.
1. De Heilige Geest geeft de gave van genezing en Hij bepaalt aan wie de gave gegeven wordt en voor wie de gave gegeven wordt.
(i) Aan het eind van hoofdstuk 12 geeft Paulus ons nogmaals de sleutel hierin. Hij zegt: “Hebben zij dan allen genadegaven van genezingen? Spreken zij dan allen in talen? Zijn zij dan allen uitleggers?”
01 Het antwoord op deze vragen is natuurlijk: NEE.
Vers 10a – “en aan een ander werkingen van krachten,…”
I. De werkingen van krachten heeft ook te maken met het bovennatuurlijke.
A. Het omvat alles dat de mens niet wetenschappelijk kan verklaren. Het gaat tegen alle natuurwetten in.
i. Jezus Die op het water liep, ging tegen de wet van de zwaartekracht in.
ii. Jezus Die vijf broden en twee vissen vermenigvuldigde, ging tegen de eerste wet van thermodynamica in.
I. Mij valt op, dat zowel Jezus, als Filippus als de apostelen geen genezingsdiensten hielden; dat zij niet op elke tweede zondag van de maand naar de synagoge of de tempel gingen om daar de gaven van de Heilige Geest tot uiting te laten komen.
A. Nee, waar zij zich ook bevonden en wanneer zij zich bezighielden met het werk van de Heere gaf de Heilige Geest hun de gaven die zij op dat moment nodig hadden.
B. Hoe meer ik de Evangeliën en Handelingen lees, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat God ons deze gaven wil geven wanneer wij onszelf in situaties bevinden waarin wij ze echt nodig hebben.
i. En dan bedoel ik niet per se hier in onze eredienst, maar vooral wanneer wij in onze eigen leefwereld Zijn getuige zijn.
a. En dan maakt het ook niet uit of wij met gelovigen in contact zijn of met nog-niet-gelovigen.