Mattheüs 21:18-32 – Bergen verzetten
I. Deze keer pakken wij het op in Mattheüs 21:18 en hopelijk maken wij hoofdstuk 21 vandaag af.
A. Zoals ik aan het begin van hoofdstuk 21 zei, zitten wij nu in de laatste week van het leven van Jezus voordat Hij gekruisigd wordt.
B. De intocht in Jeruzalem vond plaats op de zondag en de tempelreiniging vond plaats op de maandag.
C. De twee verzen 18 en 19 van vandaag uit het verslag van Mattheüs vonden plaats vóór de tempelreiniging. En vanaf het vers daarna, vers 20, is het al dinsdag.
i. Ik geef dit aan omdat Mattheüs in zijn schrijven meer geïntereseerd is in het overbrengen van de inhoud, dan in de exacte chronologische volgorde van de gebeurtenissen.
a. Als je het parallelle verslag in Markus 11 leest, zie je een duidelijke chronologische volgorde. Markus geeft ook aan dat Mattheüs 21:19 op de maandag plaats vond en Mattheüs 21:20 op de dinsdag.
Vers 18-19 – “18‘s Morgens vroeg, toen Hij terugkeerde naar de stad, kreeg Hij honger. 19En toen Hij een vijgenboom langs de weg zag, ging Hij ernaartoe en vond er niets aan dan alleen bladeren. Hij zei tegen hem: Laat er aan u geen vrucht meer groeien in eeuwigheid! En de vijgenboom verdorde onmiddellijk.”
I. Alhoewel dit in het Evangelie van Mattheüs ná de tempelreining staat beschreven, gebeurde dit vóór de tempelreiniging terwijl Jezus op weg was naar Jeruzalem om daar de tempel te reinigen. Dit was maandagochtend.
A. Dit bedoelde ik toen ik net zei dat Mattheüs de chronologische volgorde soms niet nauwkeurig vastlegt.
II. Jezus was vanuit Bethanië onderweg naar Jeruzalem, komt ‘s morgens vroeg een vijgenboom tegen en omdat er geen eetbare vrucht aan hing, vervloekt Hij het.
A. Nu lijkt dit onterecht, vooral omdat er in Markus 11 staat dat het nog geen tijd voor vijgen was.
III. Ik ben geen expert op het gebied van vijgenbomen, maar ik heb ontdekt dat er in Israël vijgenbomen zijn die twee en soms wel drie keer per jaar vijgen dragen.
A. De vroege vijgen oftewel de lentevijgen groeien in maart en april. Deze zijn kleiner en minder zoet dan de latere vijgen die ergens tussen augustus en oktober groeien.
B. Vergeleken met de later groeiende vijgen zijn de vroege vijgen niet lekker om te eten. Daarom wachtte men altijd op de latere vijgen; vandaar de tijd voor vijgen.
C. Deze vroege vijgen waren voorlopers van de latere goede vijgen. M.a.w. de vroege vijgen waren een teken dat de goede vijgen er aan zaten te komen.
i. De vroege vijgen kwamen altijd net voordat de nieuwe bladeren ontsproten.
ii. Dus toen Jezus de vijgeboom tegenkwam en de boom volgens Markus 11 vol bladeren zat, had Jezus terecht verwacht dat de boom de vroege vijgen zou dragen.
a. Maar niet dus. En doordat de boom geen vroege vijgen droeg, zou hij uiteindelijk ook geen latere, goede vijgen dragen. En vervolgens vervloekt Jezus de vijgenboom.
b. Dit is trouwens de enige keer in de Evangeliën dat Jezus Zijn goddelijke macht gebruikte om iets te vernietigen.
IV. Nu geloof ik niet dat het Jezus hier echt om vijgen ging, maar om een belangrijke les die Hij aan Zijn discipelen wilde leren.
A. Ten eerste: Israël wordt vaak in het Oude Testament omschreven als een vijgeboom en als een wijngaard.
B. Ten tweede: het was Gods wil en Gods bedoeling dat Israël vruchtbaar was. God wilde Israël gebruiken om van de God van de Bijbel een getuige te zijn, om zo de heidenen voor God te bereiken.
i. Maar doordat het Jodendom afgestapt was van haar liefdesrelatie met God en die inruilde voor een dode religie, gaf Israël wel de indruk dat zij echt godsdienstig was, maar het was allemaal schijn.
a. Zij hadden als het ware alleen maar een hoop bladeren, maar zij droegen geen vrucht.
b. Jezus kwam drie jaar eerder naar Jeruzalem toe en reinigde de tempel omdat zij geen vrucht droegen.
c. Nu, drie jaar later is er nog steeds geen enkel teken van vrucht.
C. En omdat Israël geen vrucht droeg, gebruikte Jezus Zijn vervloeking over deze vijgeboom als een voorbeeld van Zijn veroordeling over Israël die komen zou in 70 na Chr.
i. Nu is deze veroordeling niet blijvend. M.a.w. God is niet klaar met Israël, Hij heeft een plan.
ii. Ja, Israël zit momenteel in de koelkast, maar er zal een moment komen wanneer God Israël weer zal bereiken én gebruiken om het Evangelie van Jezus Christus te verkondigen.
a. Nogmaals, God is nog niet klaar met Israël. Lees Rom. 9-11.
V. God wil dat wij christenen vrucht dragen. God wil als het ware met ons, Zijn kinderen, pronken!
A. God wil aan de wereld laten zien dat Hij leeft, dat Hij onvoorwaardelijk van mensen houdt. En dat doet Hij d.m.v. Zijn gemeente, de kerk.
B. God heeft ervoor gekozen om Zijn liefde aan de wereld bekend te maken door jouw en door mijn leven heen.
i. Paulus schrijft in Galaten 5 dat de vrucht van de Geest, liefde is.
ii. Jezus zegt in Johannes 13 dat de wereld weten zal dat wij daadwerkelijk Zijn discipelen zijn door de onderlinge liefde.
C. Maar als wij, of als ‘christenen’, net zoals het Israël van toen alleen maar de schijn van het christen zijn ophouden, dan zal Jezus ook ons gaan veroordelen.
i. Openbaring 2:1-5 – “1Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt: 2Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn. 3En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden. 4Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. 5Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.”
a. Deze kerk in Efeze had een geweldig programma. Je zou bijna kunnen zeggen dat het een Mega Church was die alles op een rijtje had.
b. Vanuit leerstellig oogpunt en vanuit organisatorisch oogpunt leek het er sterk op dat deze gemeente het hartstikke goed deed; zij waren succesvol.
c. Maar hier zegt Jezus expliciet dat Hij iets tegen deze gemeente heeft. Namelijk dat zij hun eerste liefde hebben verlaten.
M.a.w. vroeger was Jezus het allerbelangrijkste in hun leven, maar dat was op het moment van dit schrijven niet meer zo.
Zij droegen als het ware heel veel bladeren, maar zij droegen geen vrucht.
1. Jezus waarschuwt hen dat er als zij zich niet bekeren, niets meer van hen over zou blijven.
(i) Oh, dat de Heere ons zal behoeden van het kerkje spelen!
Dat was maandagochtend. Nu gaan wij naar dinsdagochtend. . .
Vers 20-22 – “20Toen de discipelen dat zagen, verwonderden zij zich en zeiden: Hoe is de vijgenboom zo ineens verdord? 21Maar Jezus antwoordde en zei tegen hen:Voorwaar, Ik zeg u: Als u geloof had en niet twijfelde, zou u niet alleen doen wat er met de vijgenboom is gedaan, maar zelfs als u tegen deze berg zou zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, dan zou het gebeuren. 22En alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen.”
I. Dat de discipelen Zich verwonderden over wat er in één nacht met die vijgenboom was gebeurd, is niet zo bijzonder. Het is wél bijzonder hoe Jezus hen antwoordt.
A. Op eerste gezicht lijkt het erop dat Zijn antwoord niet past in dit verhaal. Dus moeten we er iets langer bij stilstaan.
II. De context waarin Jezus dit zegt, is dat Jezus hun hier leert hoe je ervoor zorgt dat je niet onder het oordeel van God komt.
Doordat Israël niet vruchtbaar is én doordat Israël Jezus verwerpt, staat Israël onder het oordeel van God.
A. De niet gestelde vraag die Jezus beantwoordt, is: Hoe kan de mens die onder het oordeel van God verkeert, er onderuit komen?
B. Het komt erop neer, dat geloof de enige manier om is om Gods oordeel te vermijden.
III. In die tijd sprak men binnen de kringen van de rabbijnen over een ‘verzetter van bergen’.
A. Dit was een rabbijn die de allermoeilijkste teksten uit het Oude Testament wist uit te pluizen en tegelijkertijd ook voor anderen begrijpelijk kon maken.
i. Zo’n iemand was dan niet letterlijk een verzetter van bergen, maar zelfs de onmogelijke teksten zou zo’n persoon uiteen kunnen zetten.
B. In het bijbelboek Zacharia krijgt een zekere Zerubbabel de onmogelijke taak om de tweede tempel in Jeruzalem te gaan bouwen.
C. In Zacharia 4:6-7 staat dit: “6Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel: ‘Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest’, zegt de HEERE van de legermachten. 7Wie bent u, grote berg? Voor de ogen van Zerubbabel zult u een vlakte worden.”
i. Hier wordt Zerubbabel door God bemoedigd dat het bouwen van de tempel door Gods Geest bewerkstelligd zal worden en niet door menselijke kracht.
ii. God zegt: “Wie bent u, grote berg? Voor de ogen van Zerubbabel zult u een vlakte worden.”
a. Hiermee zegt God dat door het geloof alle obstakels die Gods werk eventueel in de weg zouden kunnen staan, door God verwijderd zullen worden.
b. Niets en niemand, geen enkel obstakel zal God in de weg staan bij het verwezenlijken van Zijn plan om de tempel te laten bouwen.
“Voorwaar, Ik zeg u: Als u geloof had en niet twijfelde, zou u niet alleen doen wat er met de vijgenboom is gedaan, maar zelfs als u tegen deze berg zou zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, dan zou het gebeuren. 22En alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen.”
IV. Jezus wil Zijn discipelen hier leren hoe zij alle obstakels die een vruchtbaar geloofsleven in de weg zouden kunnen staan, uit de weg kunnen ruimen.
A. Jezus verbindt het geloof met gebed. Jezus zegt: “Alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen.”
B. Dit is geen carte blanche. Dit is wél een garantie dat ik wanneer ik in geloof naar de wil van God bid, het van God zal ontvangen.
i. Op de mannenochtend hadden wij het over het gebed dat iedereen kan bidden dat God ALTIJD zal verhoren.
a. Dat is wanneer een mens tot inkeer komt en tegen God zegt dat hij/zij een zondaar is en aan God vraagt om hem/haar te vergeven en hem/haar aan te nemen als Zijn kind.
1. Tegen de gemeente in Efeze zei Jezus in Openbaring 2:7 – “. . . Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.”
2. M.a.w. degene die blijft geloven; die alle obstakels voor een vruchtbaar geloofsleven uit de weg blijft ruimen; die in geloof zal blijven bidden, zal niet door God veroordeeld worden.
Vers 23-24 – “23En toen Hij in de tempel gekomen was, kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe, terwijl Hij onderwijs gaf, en zeiden: Met welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven? 24Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ik zal u ook één ding vragen; als u Mij dat zegt, zal Ik u ook zeggen met welke bevoegdheid Ik deze dingen doe. 25De doop van Johannes, vanwaar was die, uit de hemel of uit de mensen?”
I. Dit is zo goddelijk, dit is zo Jezus, hoe Jezus met deze situatie omgaat.
II. Jezus wordt door de religieuze leiders op het matje geroepen. Zij willen van Hem weten wie Hem de bevoegdheid heeft gegeven om de dag daarvoor de boel overhoop te gooien?
A. En dan zegt Jezus: “Let’s make a deal: vertel mij. . . kwam de boodschap en de bediening van Johannes de Doper vanuit God of was het mensenwerk?”
i. Johannes de Doper riep mensen op om zich te bekeren want de komst van Jezus, de Messias, was nabij.
ii. Johannes de Doper zei van Jezus: “Zie het Lam van God, die de zonde van de wereld wegneemt.”
a. Hij predikte Jezus Christus!
iii. Johannes de Doper zei tegen de Farizeeën en de Saduceeën toen zij naar hem toe kwamen om gedoopt te worden: “Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering!”
a. Dus, zeg het maar: waren dit Gods woorden of waren dit de woorden van een secteleider?
Vers 25b-27 – “25bEn zij overlegden met elkaar, en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? 26Maar als wij zeggen: Uit de mensen, dan zijn wij bevreesd voor de menigte, want zij houden allen Johannes voor een profeet. 27En zij antwoordden Jezus en zeiden: Wij weten het niet. Hij zei tegen hen: Dan zeg Ik u ook niet met wat voor bevoegdheid Ik dit doe.”
I. De oudsten en de overpriesters dachten met hun vraag Jezus te pakken te kunnen krijgen.
A. Bij schaken noem je dat ‘schaak’.
B. Maar door de tegenvraag van Jezus, pakt Jezus hén. Zij konden geen kant meer uit. . . ‘schaakmat’!
Maar Jezus laat het daar niet bij. . . kijk wat Jezus doet!
Vers 28-31a – “28Maar wat denkt u? Iemand had twee zonen, en hij ging naar de eerste en zei: Zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. 29Maar hij antwoordde en zei: Ik wil niet. Later kreeg hij berouw en ging erheen. 30En hij ging naar de tweede en zei hetzelfde, en deze antwoordde en zei: Ik ga, heer! Maar hij ging niet. 31Wie van deze twee heeft de wil van de vader gedaan? Zij zeiden tegen Hem: De eerste.”
I. Is dit duidelijk?
Vers 31b-32 – “31bJezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God. 32Want Johannes is bij u gekomen in de weg van de gerechtigheid, en u hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; en hoewel u dat zag, hebt u later geen berouw gehad zodat ook u hem geloofde.”
I. Jezus vergelijkt de tollenaars en de hoeren met de eerste zoon in de gelijkenis die uiteindelijk toch wel deed wat zijn vader van hem vroeg.
A. In eerste instantie hebben deze zondaars God afgewezen. Zij wilden in eerste instantie niets met God te maken hebben.
B. Maar toen zij de boodschap van Johannes de Doper te horen kregen, namelijk dat Jezus, het Lam van God, gekomen was om hun zonde weg te nemen, geloofden zij die boodschap.
i. Deze tollenaars en hoeren kwamen tot bekering, geloofden in Jezus. En het gevolg daarvan is dat zij toegang krijgen tot het Koninkrijk van God.
II. Jezus vergelijkt de Joodse religieuze leiders met de tweede zoon die uiteindelijk niet deed wat zijn vader van hem vroeg.
A. De overpriesters, de oudsten, de schriftgeleerden, de Farizeeën en de Saduceeën, de hele religieuze machine was schijnheilig.
B. Met hun uiterlijke godsdienst deden zij alsof zij de wil van God deden, maar uiteindelijk misten zij de kern van Gods heil.
C. Met al hun wetten en regeltjes sloegen zij de plank volkomen mis.
i. Jezus zag geen liefde in het religieuze systeem. Geen genade, geen barmhartigheid, bewogenheid of ontferming.
ii. Jezus kwam in Jeruzalem geen vrucht tegen, alleen maar bladeren.
I. Hoe zit dat met ons, met jou?
A. Is jouw leven duidelijk vruchtbaar? Draag jij de vrucht van de Geest? Zo ja, prijst de Heere! Zo nee, zoals Johannes de Doper zegt: “Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering!”
B. Ben jij een berg verzetter? M.a.w. ben jij iemand die alle obstakels uit je leven wegruimt om een vruchtbaar geloofsleven te hebben?
i. Bid jij naar Gods wil voor jouw leven?
C. Ben jij iemand die tegen God ja zegt, maar nee bedoelt? Of ben je iemand wiens ja, ja is, en nee, nee?
D. Ben jij iemand die Gods Woord beaamt, maar het verder niet gehoorzaamt? Of ben je een dader van Gods Woord?
Bijbelstudie en Uitleg Bergen verzetten – Mattheüs 21:18-32 – Calvary Chapel Haarlemmermeer
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl