Mattheüs 12:1-8 – De sabbat; wel of niet voor de christen
I. Waar denken jullie als eerste aan als ik sabbat zeg?
A. Laten we deze keer gaan kijken naar wat Jezus ons te zeggen heeft over de sabbat.
Mattheüs 12:1-14
Vers 1-2 – “1In die tijd ging Jezus op een sabbat door de korenvelden, en Zijn discipelen hadden honger en begonnen aren te plukken en te eten. 2Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden zij tegen Hem: Zie, Uw discipelen doen iets wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat.”
I. In die tijd waren er in Palestina vrijwel overal korenvelden. En langs de korenvelden waren smalle paden waarop men van het ene dorp naar het andere dorp kon wandelen.
A. Wanneer men op reis was en om welke reden dan ook niet genoeg eten voor de reis meegenomen had, mochten ze, wanneer zij een korenveld tegenkwamen, de aren plukken om te eten.
i. Deuteronomium 23:25 – “Loop je door het korenveld van een ander, dan mag je gerust wat aren plukken. Maar het is verboden de sikkel in andermans koren te slaan.” (gnb)
a. Dit is wat de discipelen van Jezus deden.
II. Alhoewel het plukken en het eten van aren wettelijk toegestaan werd, mochten zij dit volgens de Farizeeën helaas niet op de sabbat doen.
A. Één van de tien geboden is om de sabbat in acht te nemen.
i. Exodus 20:8-11 – “8Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. 9Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, 10maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw slaaf, noch uw slavin, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. 11Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.”
B. Waar de sabbat op neer komt, is, dat men moet rusten; men moet gewoon ophouden met werken. Maar de Farizeeën hadden er zo veel meer van gemaakt.
i. Honderden jaren lang hadden verschillende rabbijnen allerlei regels toegevoegd m.b.t. het houden van de sabbat. Deze waren niet door God ingegeven, maar waren door de mens verzonnen regels die niets meer te maken hadden met de oorspronkelijke bedoeling van de sabbat.
ii. In één gedeelte van de Talmoed, de verzameling van Joodse regels en tradities, worden 24 hoofdstukken gewijd aan regels voor de sabbat.
iii. Bijv. één zo’n regel bepaalde, dat men niet verder van huis mocht gaan dan zo’n 900 meter. Maar op deze regel waren er verschillende uitzonderingen en aanvullingen.
a. Als je bijvoorbeeld binnen een straal van 900 meter van je huis wat voedsel had neergezet, dan zou je naar die plek kunnen gaan en het daar eten, én omdat het eten een verlengstuk van je huis was, mocht je nog eens 900 meter verder gaan.
iv. Men mocht op de sabbat niets zwaarder tillen of dragen dan het gewicht van een gedroogde vijg. Je mocht niets groters eten dan een olijf.
v. Als men iets met één hand in de lucht gooide, mocht hij het niet met de andere hand vangen.
vi. Een kleermaker mocht geen naald bij zich hebben, want anders zou hij verleid worden om iets te gaan naaien dat evt. kapot was geraakt.
vii. Men mocht zichzelf niet wassen of baden, want als je water morste, dan zou je ongewenst een plek op de vloer gewassen hebben.
viii. Als iemand op de sabbat ziek werd, dan mocht men die persoon alleen maar behandelen zodat hij/zij niet zou sterven. Maar het behandelen om hem/haar beter te maken mocht niet, omdat dat werken was.
a. Nogmaals, 24 hoofdstukken gewijd aan dit soort absurde regels zorgden ervoor, dat de sabbat verre van een rustdag was geworden. Integendeel, de sabbat zorgde voor een hoop frustratie en benauwdheid. Het was voor de Joodse bevolking één grote last geworden.
b. Doordat er zoveel onredelijke wetten en regels aan de mensen werden opgelegd, werden de Joodse mensen vermoeid en belast.
III. In dit verhaal zien wij Jezus en Zijn discipelen die op de sabbat ongetwijfeld meer dan 900 meter van huis waren én die de aren plukten en aten.
A. Dat zij meer dan 900 meter van huis waren, was sowieso al een overtreding van hun regels, maar het tussen je handen wrijven van de aren en vervolgens het omhoog gooien om het kaf te scheiden werd gezien als dorsen en wannen, en dit was door de Farizeeën niet toegestaan op de sabbat.
i. Maar kijk hoe briljant Jezus hier op reageert!
Vers 3-4 – “3Maar Hij zei tegen hen: Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? 4Hoe hij het huis van God binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, die hij niet mocht eten, evenmin als zij die bij hem waren, maar alleen de priesters?”
I. Wetende dat de Farizeeën de zogenaamde leraren van Gods Woord waren, vraagt Jezus hun met een hoop sarcasme: Hebben jullie niet gelezen? Vervolgens weerlegt Jezus hun beschuldiging, die zuiver op tradities gebaseerd is, met het Woord van God. Jezus haalt iets uit het Oude Testament aan.
A. Om er nog een schepje bovenop te doen haalt Jezus een voorbeeld van koning David aan, die voor de Joden het toppunt van het Jodendom vertegenwoordigde.
II. Het verhaal dat Jezus aanhaalt, is te lezen in 1 Samuël 21: David is op de vlucht voor koning Saul, die hem wil doden. En hij komt op een gegeven moment in Nob aan waar de tabernakel stond. (1 Samuël 21:1-9)
A. Hij vraagt de priester Achimelech om vijf broden voor zichzelf en voor degenen die bij hem waren.
B. De priester wilde David wel helpen, maar hij had geen gewoon brood, hij had alleen de toonbroden en volgens de wet van Mozes mochten alleen de priesters dit brood eten. (Leviticus 24:5-9)
i. Elke sabbatdag werden twaalf toonbroden vers gebakken en deze vervingen de twaalf toonbroden van de week daarvoor. En alleen de priesters mochten de broden eten.
ii. Maar, omdat David en zijn mannen uitgehongerd waren en niets anders bij zich hadden, gaf de priester het geheiligde brood toch aan David mee.
iii. Nu, het is heel belangrijk is om te weten, dat de wet van Mozes opgedeeld is in drie categorieën:
a. De morele wet, de ceremoniële wet en de wet voor voedselvoorschriften. In dit geval ging het om de ceremoniële wet.
1. Wanneer er gekozen moet worden tussen het handhaven van de ceremoniële wet of het tegemoet komen aan een menselijke behoefte, dan zien wij hier dat de menselijke nood belangrijker is dan het handhaven van de ceremoniële wet.
2. God was hierdoor totaal niet beledigd en noch Achimelech noch David werden hiervoor gestraft.
(i) Jezus zegt hiermee, dat, als God Zelf Zijn ceremoniële wet laat overtreden wanneer het welzijn van Zijn kinderen op het spel staat, dan zal God zeker toestaan dat de onbenullige regels van de Farizeeën overtreden mogen worden wanneer het welzijn van Zijn kinderen op het spel staat.
Vers 5 – “Of hebt u niet gelezen in de Wet dat de priesters op de sabbatdagen de sabbat ontheiligen in de tempel, en toch onschuldig zijn?”
I. De priesters moesten juist op de sabbat twee keer zo veel werk verrichten als op gewone dagen. Zij moesten sowieso de offerdieren slachten en plaatsen op het altaar, zij moesten het vuur aansteken enz…
A. Maar ondanks dat de priesters keihard op de sabbat werkten, waren zij in Gods ogen geheel onschuldig.
Vers 6 – “Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel.”
I. Jezus had de Farizeeën al behoorlijk voor schut gezet door aan te wijzen dat hun beschuldiging nergens op sloeg. Maar nu gaat Jezus in hun ogen echt te ver, want in hun ogen was er niets of niemand die meer is of groter is dan de tempel; alleen God Zelf staat boven de tempel.
A. Dus door te beweren dat er Iemand is Die boven de tempel staat, beweerde Jezus dat Hij Zelf God is.
B. Maar, ik geloof niet, dat Jezus dit per se zei om te beweren dat Hij God is, maar om duidelijk te maken dat Hij als God-zijnde, het recht had om al hun, door de mens verzonnen regels omtrent de sabbat af te schaffen.
i. Jezus, Die God is, had meer recht om hun regels af te schaffen, dan dat David het recht had om de tabernakelwet te overtreden, en de priesters de sabbatwet.
Vers 7 – “Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben.”
I. Het was nooit Gods bedoeling om de Joden op de sabbatdag te verbieden om daden van barmhartigheid, liefde en genade uit te oefenen.
A. Jezus citeert Hosea 6:6 waarin God duidelijk aangeeft, dat Hij liever heeft dat Zijn kinderen barmhartigheid tonen dan dat zij iets voor God opofferen.
i. Jezus zegt hiermee, dat, als de Farizeeën echt bijbelgetrouw waren zoals zij beweren, dan hadden zij Jezus en de discipelen niet veroordeeld.
a. Als het tot op dit moment voor de Farizeeën nog niet duidelijk was, dan moet het nu wel heel duidelijk worden wat Jezus bedoelt.
Vers 8 – “Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.”
I. Jezus zei in vers 6 dat Hij groter is dan de tempel en nu zegt Hij dat Hij zelfs groter is dan de sabbat.
A. Door dit te beweren zegt Jezus, dat Hij Zelf bepaalt wat wel en niet toegestaan is op de sabbat.
II. Wat ik hieraan zo fijn vind en wat voor mij zo bevrijdend is, is, dat ik als een discipel van Jezus, mij alleen maar hoef te focussen op het dicht bij Jezus blijven.
A. Want zolang ik dicht bij Jezus ben, zolang ik Hem van dichtbij navolg, hoef ik me geen zorgen te maken of ik het wel of niet goed doe.
i. Zolang ik dicht bij Jezus ben, hoef ik niet op een krampachtige wijze te trachten een goede christen te zijn.
a. Ik weet 100% zeker, dat de discipelen zich totaal geen zorgen maakten toen zij de door de mens verzonnen regels omtrent de sabbat hadden overtreden.
1. Want zij wandelden dicht bij de Heere van de sabbat. Zij waren met Jezus.
III. Omdat de Heere van de sabbat gekomen was, was het niet meer nodig om de sabbatdag in acht te nemen. Jezus is de volmaakte belichaming van de sabbat, de rust die God voor Zijn kinderen voor ogen heeft.
A. Vandaar dat Jezus in 11:28 zei: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.” Jezus is nu onze sabbat, Hij is onze rust.
B. Nergens zien wij in het Nieuwe Testament dat de wedergeboren christen de sabbat in acht moet nemen. Wel zien wij in het Nieuwe Testament dat wij nu vrij zijn om de ene dag belangrijker te achten dan de andere. (Rom. 14:5-6, Gal. 4:9-10, Col. 2:16)
i. Wij zien ook in het Nieuwe Testament dat de eerste christenen de eerste dag van de week in acht namen als een bijzondere dag van aanbidding en fellowship.
a. Ze deden dit, omdat Jezus op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan.
I. Ik vind zo mooi in dit schriftgedeelte dat Jezus voor Zijn discipelen opkomt. Toen de Farizeeën Zijn discipelen veroordeelden, zei Jezus in vers 7 dat Zijn discipelen onschuldig zijn.
Jezus, Die God is, verklaarde Zijn discipelen onschuldig!
A. Jezus doet dit nu ook met ons, wij die Jezus navolgen.
i. Ik heb van God een geweten gekregen. En mijn geweten laat mij duidelijk merken dat ik schuldig ben. Ik heb Gods geboden overtreden. Ik heb Zijn volmaakte wet overtreden.
ii. Maar op het moment dat ik me bekeerde, dat ik mijn zonden beleed en God om vergeving vroeg en Jezus toeliet om de touwtjes van mijn leven in handen te nemen, verklaarde Jezus mij onschuldig!
iii. Dat kon alleen maar, omdat Hij mijn straf voor mijn zonde op Zich genomen had toen Hij aan het kruis stierf.
II. Ben je vermoeid? Ben je moe van hoe je leven er op dit moment uitziet? Ben je gewoon moe van het moe zijn? Ben je belast? Zit je onder druk? Ervaar je je leven als één grote last?
A. Als dat zo is, dan is er maar één weg om echte, diepe, innerlijke rust te vinden; en dat is in Jezus.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl