Mattheüs 1:1-17 – Wat moet ik met al die namen
I. Een van de discussies rondom de rechtsgeldigheid van het presidentschap van Barak Obama ging over zijn verkiesbaarheid.
A. Zelfs 2 jaar na zijn intrede als president waren diverse groeperingen er niet van overtuigd, dat President Obama in aanmerking kwam voor het presidentschap van de V.S.
B. Waar ging dit over? Over het feit dat Barak Obama geen geldig Amerikaanse geboorteakte wilde vertonen.
i. Waarom was dit zo’n probleem? Omdat de grondwet bepaalt dat alleen staatsburgers die in de V.S. zelf geboren zijn tot president gekozen kunnen worden.
a. Voor de voorstanders van Obama was dit nooit een probleem geweest, maar de oppositie had er geen vertrouwen in, dat Obama daadwerkelijk in de V.S. geboren was en dus hun president zou mogen zijn.
b. Pas na twee jaar heeft President Obama uiteindelijk een Amerikaanse geboorteakte te voorschijn gehaald om de rechtsgeldigheid van zijn presidentschap te bewijzen.
II. Vanmorgen beginnen wij met onze studie van het Evangelie van Mattheüs. Zoals we zullen zien, begint Mattheüs met het geslachtsregister van Jezus.
A. De eerste 17 verzen van Mattheüs bestaan uit een lijst met namen waarvan ik de meeste niet juist kan uitspreken. 41 namen worden door hem genoemd.
i. Als je jezelf ooit hebt afgevraagd waarom al deze namen genoemd worden, dan ben je niet de enige.
ii. Totdat ik de Bijbel begon te bestuderen en het mezelf eigen maakte, snapte ik niet waarom al deze namen er in moesten staan.
a. Als je het vanmorgen nog niet weet, dan heb ik goed nieuws voor je, want we zullen zien wat Gods bedoeling hiermee precies is.
B. Zoals het voor President Obama noodzakelijk was om zijn Amerikaanse geboorteakte te vertonen om de president van de V.S. te kunnen zijn, was het voor Jezus ook noodzakelijk om bij wijze van spreken, Zijn Joodse geboorteakte te vertonen om de rechtmatige Koning van Israël te zijn.
i. Vanmorgen zullen we zien hoe Jezus dit doet.
III. Rond de tijd dat Jezus geboren werd, was Israël al zo’n 60 jaar bezet door de Romeinen. En één van de ergste aspecten van de Romeinse bezetting was het Romeinse belastingstelsel.
A. Er werden voornamelijk twee soorten belasting geïnd: inkomstenbelasting en grondbelasting.
B. Rijke Romeinse senatoren en andere staatsambtenaren kochten van de centrale regering de belastingsrechten over bepaalde landen, provincies of regio’s voor een periode van vijf jaar tegen een vaste prijs.
i. Dit hield in, dat de eigenaar van de belastingsrechten over bijv. Judea verantwoordelijk was om van alle inwoners van Judea de nodige belastingen te innen.
ii. Zoals gebruikelijk bij veel Italianen pasten zij maffia praktijken toe en inden meer belasting dan dat zij aan de centrale regering hadden betaald en zij verdienden hieraan een fortuin!
C. Deze mensen werden “publicani” genoemd. Zij inden de belasting niet zelf, maar huurden mensen in vanuit de plaatselijke bevolking die “tollenaars” genoemd werden.
i. Deze tollenaars hadden een soortgelijke deal afgesloten met de publicani, zoals de publicani die met Rome hadden afgesloten.
a. Dus alles wat de tollenaars boven het met de publicani afgesproken bedrag aan belasting konden innen, stopten zij in hun eigen zak.
1. Omdat zij de backing hadden van Rome, waren zij zeer gemotiveerd om zoveel mogelijk belastinggeld van de bevolking te innen oftewel af te persen.
(i) Want hoe meer zij inden, hoe meer zij in hun eigen zak konden stoppen…
D. Je kan je voorstellen, dat deze tollenaars zeer gehaat werden door hun landgenoten. Zij werden niet alleen als afpersers gezien, maar ook als landverraders.
i. In Israël werden zij gezien als het laagste van het laagste in de maatschappij. Zij werden gelijkgesteld aan zondaren, hoeren en heidenen.
E. Mattheüs, ook Levi genoemd, de schrijver van het Evangelie van Mattheüs was zo’n tollenaar toen Jezus hem riep om een van Zijn twaalf discipelen te worden.
i. Wij weten vanuit de Bijbel niet of Mattheüs uberhaupt een religieus persoon was. We weten wel, dat deze tollenaars verbannen waren van de synagoge en van de tempel.
a. Dit kan dan ook de reden zijn geweest dat Mattheüs niet aarzelde toen Jezus hem benaderde. Want tot op dat moment werden hij en alle andere tollenaars afgewezen door elke andere religieuze leider.
b. Het was sowieso heel zeldzaam dat een tollenaar geaccepteerd en bevriend werd met een andere Jood, maar het was ongekend, dat een tollenaar bevriend werd met een Rabbijn of een Meester zoals Jezus.
1. Hierin zien wij gelijk al de genade van Jezus. Jezus ging naar het uitschot van de maatschappij en riep Mattheüs om Hem na te volgen en te dienen.
IV. Mattheüs is het eerste boek van het N.T. en het is het eerste van de vier Evangeliën. Eigenlijk zijn er niet vier Evangeliën maar is er maar één Evangelie dat door vier schrijvers vastgelegd werd vanuit vier verschillende oogpunten en met vier verschillende doeleinden.
A. Mattheüs is door een Jood aan het Joodse volk geschreven om aan te tonen dat Jezus Christus, de lang verwachte Koning is van het Joodse volk.
i. Mattheüs presenteert Jezus dus ook als dé Koning der Joden en legt de nadruk op Zijn koningschap en hoe men hoort te leven in Zijn Koninkrijk.
B. Markus presenteert Jezus als het tegenovergestelde, in Zijn rol als een nederige dienstknecht.
C. Lukas presenteert Jezus als de Zoon des Mensen waardoor hij de menselijkheid van Jezus benadrukt.
D. En Johannes presenteert Jezus als de Zoon van God waardoor hij de goddelijkheid van Jezus duidelijk naar voren haalt.
E. Één en hetzelfde Evangelie, maar geschreven vanuit vier verschillende perspectieven met vier verschillende doelgroepen en doeleinden voor ogen.
V. Omdat Mattheüs het koningschap van Jezus wil benadrukken, begint hij met Jezus’ geslachtsregister en laat hij Jezus’ oorsprong in koning David zien, dé koning van Israël.
A. Omdat Markus de dienstbaarheid van Jezus benadrukt, geeft hij ons helemaal geen geslachtsregister. Want de afkomst van een dienstknecht is totaal niet interssant.
B. Omdat Lukas de menselijkheid van Jezus benadrukt, geeft hij ons Jezus’ geslachtsregister en laat hij Jezus’ oorsprong in Adam zien, de eerste mens.
C. En omdat Johannes de goddelijkheid van Jezus benadrukt, geeft hij ons ook geen menselijke stamboom maar zegt: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.”
Lees Mattheüs 1:1-17
I. Omdat het Mattheüs hoofddoel is om Jezus’ recht op het Koningschap aan te tonen, moet hij met heel wat bewijsmateriaal komen.
Daarom besteedt hij de eerste twee hoofdstukken aan alleen maar het presenteren van het bewijs dat Jezus de rechtmatige beloofde Koning van Israël is.
A. Als eerste legt hij Jezus’ koninklijke stamboom vast. Volgens dit geslachtsregister stamt Jezus af van koning David.
i. Dit is een vereiste, omdat God in 2 Samuel 7 heeft gezegd dat de door Hem beloofde Messias en Koning een afstammeling van koning David zou zijn.
II. In de tijd van Jezus was het nog mogelijk om na te gaan van welke stam een Jood afstamde, omdat de Joden heel gedreven en nauwkeurig waren in het bijhouden van persoonsgegevens en stambomen. Dit had z’n reden.
A. Nadat Israël Canaän had veroverd, gaf God hun de instructies om het land onder de elf stammen te verdelen. In Numeri 26 staat dit in detail beschreven.
i. Het was dus van essentieëel belang dat men kon bewijzen bij welke stam men hoorde, anders mocht men niet in de door God toegewezen regio gaan wonen.
B. De Levieten, één van de twaalf stammen, kregen geen land toebedeeld, maar moesten zich in toegewezen steden gaan vestigen.
i. Deze Levieten waren de door God gekozen priesters van het volk Israël. Om in aanmerking te kunnen komen voor het bekleden van een priesterlijke functie moest men kunnen bewijzen dat men van Levi afstamde.
a. In het boek Ezra hoofdstuk 2 lezen wij, dat na de terugkeer van de Israëlieten uit hun ballingschap in Babylon, sommige zonen van de priesters geen priesters mochten zijn, omdat zij niet in het geslachtsregister vermeld stonden.
b. Deze mannen konden dus niet bewijzen, dat zij tot de stam van Levi behoorden, waardoor zij uit het priesterschap geweerd werden.
1. Afkomst en het kunnen bewijzen van je afkomst was voor de Joden dus om meerdere redenen van essentieëel belang.
III. In Jezus’ geval was het nog belangrijker om zijn afkomst aan te kunnen tonen, omdat Hij de langverwachte Messias en Koning beweerde te zijn.
A. Tot op het moment dat Jeruzalem in het jaartal 70 verwoest werd door de Romeinen, was het nog mogelijk om iemands afkomst te traceren.
i. Maar na de verwoesting van Jeruzalem, waardoor alle Joden verstrooid werden in heel de wereld, hield dat op.
a. Sinds die tijd is het onmogelijk voor de Joden om hun afkomst na te gaan. Geen enkele Jood kan vandaag de dag zeggen dat hij/zij van één van de twaalf Joodse stammen afstamt. Die gegevens bestaan niet meer.
b. De Joden, die vandaag de dag Jezus verwerpen en dus nog steeds hun Koning verwachten, zullen zijn afkomst dus nooit kunnen nagaan; terwijl dat wel een vereiste is.
IV. Dit geslachtsregister traceert Jezus via Jozef, de man van Maria. Alhoewel Jozef niet de biologische vader van Jezus was, was hij wel de rechtsgeldige vader van Jezus.
In deze namenlijst staat een hele interessante naam die bewijst dat Jozef niet de biologische vader van Jezus was. Lees vers 11-12.
A. Deze Jechonia, ook in het O.T. genoemd Jojachin en Chonia, werd door God vervloekt waardoor zijn afstammelingen niet in aanmerking zouden komen voor het koningschap over Israël. Lees Jeremiah 22:30.
i. Deze Jechonia, één van de koningen van Juda, deed wat slecht was in de ogen van de Heere. Hij was een slechte koning, waardoor God hem en al zijn nakomelingen onterfd heeft van de koninklijke lijn.
a. Als Jezus daadwerkelijk de biologische zoon van Jozef was (Jozef was een nakomeling van Jechonia) dan was Jezus nooit in aanmerking gekomen om de Koning der Joden te zijn.
B. Het zou goed zijn als wij vanmorgen alle namen onder de loep zouden kunnen nemen, maar de tijd laat dat niet toe.
V. Toen ik mezelf afvroeg wat deze namenlijst voor mij en voor ons betekent, kwam één ding heel duidelijk naar voren. Gods genade.
Laten wij tot slot nog even kijken naar de vier vrouwen die hier genoemd worden.
A. De eerste is Tamar. Lees Genesis 38
i. Deze Tamar, die een heiden was, heeft hoererij gepleegd met haar schoonvader.
B. De tweede is Rachab. Toen de Israëlieten Jericho moesten veroveren, stuurde Jozua eerst twee mannen het land in om de situatie te verkennen.
i. Deze twee mannen kwamen daar een hoer tegen die Rachab heette. Ook zij was een heiden. Zij nam deze twee in huis en gaf hun een veilige schuilplaats.
a. Door deze daad werden zij en haar hele familie gespaard toen de Israëlieten de stad veroverden.
C. De derde is Ruth. Zij was een Moabitische vrouw. Dit zegt je misschien niets, maar het is heel gewichtig. Lees Genesis 19:29-37.
i. De Moabiten kwam voort vanuit een incestueuze relatie tussen Lot en zijn dochter. Ruth is dus voortgekomen uit incest. Daarnaast was zij ook nog eens een heiden/heidin.
D. De vierde is Batseba. De vrouw van Uria de Hethiet.
i. Zij heeft met koning David overspel gepleegd en werd zwanger. Het kind dat daaruit voortkwam, stierf.
ii. Maar, nadat Koning David haar man Uria had vermoord, nam hij haar tot zijn vrouw en zij baarde hem o.a. koning Salomo.
VI. Wij hebben nu alleen nog maar naar de vier vrouwen gekeken. Maar als wij ook nog eens de mannen onder de loep nemen, dan zullen we heel duidelijk zien, dat in elk geval geen enkele persoon waardig is om een voorouder te zijn geweest van Jezus.
A. De rode draad die door deze hele geslachtsregister heen loopt is Gods genade.
B. Geen enkele persoon op die lijst is waardig. Geen enkele persoon heeft zijn/haar plaats in het geslachtsregister van Jezus verdiend. Geen enkele persoon zou het zelf goed kunnen maken om evt. een goede plaats te kunnen krijgen.
VII. En dit ben ik ook. Dit zijn wij ook.
A. Geen van ons is Jezus waardig. Geen van ons heeft onze plaats in Jezus verdiend. Geen van ons kan al onze fouten/ zonden goedmaken om als een rechtvaardig mens voor God te kunnen staan.
i. Daarom is Jezus 2000 jaar geleden gekomen; daarom is Jezus voor ons aan het kruis gestorven en uit de dood opgestaan. Dit is het Evangelie en het Evangelie zegt dit:
a. Dat ondanks ik/wij niet waardig zijn, heeft Jezus ons waardig geacht om onze onwaardigheid en straf op Zich te nemen en heeft Hij ons waardevolle mensen gemaakt door onze wedergeboorte.
b. Dat ondanks ik/wij Jezus niet verdienen, Hij Zichzelf aan ons en voor ons gegeven heeft.
c. Dat ondanks ik/wij er zelf niets aan kunnen doen om onze fouten en zonden uit te wissen, Jezus ons witter dan de sneeuw heeft gemaakt door ons schoon te wassen door Zijn bloed dat vloeide op Golgotha.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl