R66026 Ezechiël 2 van 2
I. Goedemorgen en hartelijk welkom bij de eredienst en de livestream van de Calvary Chapel Haarlemmermeer. Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht doornemen zodat wij de Bijbel en alle verbanden in de Bijbel beter gaan leren kennen, waardoor wij tegelijk ook de God van de Bijbel beter gaan leren kennen, en Jezus Christus gaan zien in de gehele Schrift.
A. Toen de twee Emmaüsgangers niet geloofden dat Jezus uit de dood was opgestaan, begon Jezus Die met hen wandelde, uit te leggen wat er in het Oude Testament over Hem geschreven staat:
Lukas 24:25-27 – “En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.”
i. Hier geeft Jezus aan dat de Bijbel over Hem gaat. En Jezus Die het Hoofd van Zijn Gemeente is, wil dat wij bekend gaan worden met wat er in al de Schriften over Hem geschreven is. Vandaar o.a. deze Route 66 studie.
B. Ik heb ook met deze studies voor ogen dat ik door deze overzichten een raamwerk geef dat jullie als een soort naslagwerk kunnen gebruiken wanneer jullie zelf deze Bijbelboeken gaan lezen en bestuderen. Vandaar dat ik ook de nodige tijd besteed aan achtergrondinformatie en context.
i. Ik hoop jullie hiermee dan ook aan te wakkeren om de Bijbelboeken op zijn allerminst zelf te gaan lezen.
II. Vandaag gaan wij deel 2 van 2 van het Bijbelboek Ezechiël verkennen, en mijn hoop en gebed is dat jullie hierdoor gaan inzien hoe groot de HEERE is, en dat de tijd dringt. Want er is geen tijd en ruimte in ons leven voor onbenullige prioriteiten. Want ook wij zijn zoals Ezechiël door God aangesteld als wachters. En dat vereist een laserachtige focus op het werk van de HEERE.
Inleiding
In deel 1 heb ik alle nodige achtergrondinformatie verstrekt in o.a. de slides die ik heb laten zien, dus zal ik er nu geen tijd aan besteden. Mocht je deel 1 gemist hebben dan raad ik je sterk aan om die te gaan bekijken; het staat op de website.
I. Van alle profetische boeken is Ezechiël het gemakkelijkst en het meest logisch te verdelen:
A. Deel 1 bevat de hoofdstukken 1-32 en dit vindt plaats vóór de val van Jeruzalem in 586 v.Chr.
i. In dit gedeelte zien wij hoe God Ezechiël roept.
ii. Wij zien Gods oordeel over Juda en Jeruzalem, wat tot in de kleinste details in vervulling is gegaan.
iii. Én wij zien Gods oordeel over de omringende natiën, dat ook tot in de kleinste details in vervulling is gegaan.
B. Deel 2 bevat de hoofdstukken 33-48 en dit vindt plaats ná de val van Jeruzalem. Sterker nog, het merendeel van deel 2 is nu nog toekomstig.
i. In dit gedeelte zien wij Gods beloften aan heel Israël: dat Hij ervoor zal zorgen dat Juda en Israël op een gegeven moment terug zullen keren naar Jeruzalem, naar het land Israël.
a. Dit is gedeeltelijk vervuld tijdens de terugkeer van Juda zoals wij in Ezra en Nehemia gezien hebben.
b. Wat hier nog meer aan bod komt, is het Nieuwe Verbond in Christus; wij zien Jezus als de Goede Herder; en wij zien de terugkeer van miljoenen Joden naar het land Israël dat op 14 mei 1948 door de Verenigde Natiën erkend werd als onafhankelijke staat.
ii. In het laatste gedeelte zien wij ook dat Juda en Israël uiteindelijk herenigd worden door het volledige herstel van Israël, wat nu nog toekomstig is.
iii. Én wij zien het visioen dat Ezechiël krijgt over een toekomstige tempel. Dit is niet de tweede tempel die in Ezra door Zerubbabel gebouwd is en die in 70 na Chr. door Rome verwoest werd. Dit gaat om een nu nog toekomstige tempel.
II. In deel 1 hebben wij in vogelvlucht gekeken naar hoe God Ezechiël roept en naar de ongekend moeilijke en vaak bizarre aard van zijn bediening. In deel 2 ga ik o.a. inhoudelijk in op gedeelten van de boodschap van Ezechiël.
Hoofdthema
I. Wanneer je Ezechiël leest, let dan vooral op de uitdrukking: ‘Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben’. Deze uitdrukking komt in alle vormen 63 keer in Ezechiël voor. In het hele Oude Testament komt het 77 keer voor. Dus 63 van de 77 keren dat het in het Oude Testament voorkomt, komt het voor in Ezechiël. Het is dus niet verwaarloosbaar.
A. Doordat Israël en Juda de HEERE hebben verloochend en valse goden (die God stinkgoden noemt) hebben nagejaagd, wil God d.m.v. Zijn toorn én d.m.v. Zijn beloften van herstel duidelijk maken dat Hij de enige echte levende God van de Bijbel is.
i. Telkens staat er dat God iets gaat doen; en wanneer het gebeurt, zullen ze weten dat Hij de HEERE is.
ii. En dit geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de heidenvolken, de niet-Joden.
iii. God wil op een onmiskenbare wijze laten zien dat Hij en Hij alleen de HEERE is. Dit is dan ook de centrale gedachte oftewel het hoofdthema van dit boek.
B. Ik heb al eerder aangegeven wat de drieledige hoofdboodschap van de profeten is:
i. Jullie (Israël en Juda) hebben het verbond met God verbroken en je kunt je beter bekeren.
ii. Geen bekering? Dan zal God je oordelen.
iii. Maar na Gods oordeel is er hoop op herstel voor Israël, Juda en voor de natiën.
C. Juda heeft zich door de jaren heen laten misleiden door het najagen van valse goden en valse profeten. En het gevolg hiervan was, dat zij de ware God niet eens meer konden onderscheiden van al het valse.
i. Daarom was God genoodzaakt om dat te doen waarvan Hij zei dat Hij het zou doen als Juda God de rug toekeerde. Dit staat allemaal beschreven in Deuteronomium.
ii. De enige manier om Juda nog te kunnen bereiken was om dat te doen waarvan God zei dat Hij het zou doen. En helaas moest God Zijn toorn over Juda uitstorten. Dit en dit alleen heeft hun aandacht getrokken.
a. Wanneer wij die wedergeboren zijn, volharden in het najagen van valse goden zoals bijvoorbeeld onze eigen vleselijke verlangens, dan zal God ons meerdere malen waarschuwen en zelfs een uitweg geven.
b. Maar wanneer wij Gods waarschuwingen en uitwegen links laten liggen, dan zal God toelaten dat wij die foute weg inslaan. Maar dan wel met alle gevolgen van dien.
c. En wanneer wij een puinhoop van de situatie hebben gemaakt en de gevolgen daarvan moeten dragen, dan pas krijgt God ineens onze aandacht.
1. Het frappante hieraan is dat het helemaal niet zo ver hoeft te komen.
2. Als Juda Gods Woord gewoon navolgde, dan had zij alleen maar Gods gunst, zegen en overvloed gekregen.
3. En zo is het ook met ons. Als wij gewoon dicht bij Jezus wandelen, Zijn Woord in acht nemen, doen wat Hij van ons vereist, dan zullen ook wij te midden van het moeilijke leven hier op aarde alleen maar Gods gunst, zegen en overvloed ervaren.
D. God maakt Zichzelf bekend als de HEERE in zowel zegening als in kastijding. Juda is door Gods kastijding op de meest gruwelijke wijze te weten gekomen dat God de HEERE is.
i. Het is geheel aan jou en mij hoe wij steeds meer te weten zullen komen dat Hij de HEERE is.
ii. Leren wij Hem kennen door Hem te gehoorzamen of leren wij Hem kennen door Hem niet te gehoorzamen?
Hoofdstukken 4-24
I. Hoofdstukken 4-24 gaan voornamelijk over Gods toen nog toekomstige oordeel over Juda en Jeruzalem.
In deze hoofdstukken zien wij tot in de kleinste details hoe God Juda en Jeruzalem zal straffen. Ook zien wij waarom God hen straft.
A. Maar te midden van het oordeel zien wij ook keer op keer dat God Zijn genade aan hen toont door hen op te roepen tot bekering, zodat Hij hen niet hoeft te straffen.
Ezechiël 14:6 – “Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Bekeer u, keer u af van uw stinkgoden en keer uw gezichten af van al uw gruweldaden.”
Ezechiël 18:31-32 – “Werp al uw overtredingen, waarmee u overtreden hebt, van u af en maak u een nieuw hart en een nieuwe geest. Waarom zou u sterven, huis van Israël? Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef!”
i. God wil mensen niet straffen voor hun zonden, maar zoals we in Ezechiël lezen doet Hij het wel. God zegt in vers 20: ‘De mens die zondigt, díe zal sterven’.
ii. Gelukkig voor ons, wij die in de bedeling van genade leven, heeft God de straf die wij verdienen op Jezus gelegd.
iii. Wij hoeven dus niet voor onze eigen zonden te boeten; dat heeft Jezus gedaan toen Hij voor ons aan het kruis stierf.
a. Wel moet de mens zich anno nu bekeren van zijn zondige leven waarin hij geen rekening met God houdt.
b. Wel moet de mens zich anno nu bekeren van het niet willen geloven in de God van de Bijbel, tot het aanvaarden van het Evangelie dat zegt dat Jezus 2.000 jaar geleden gekomen is om de mens zijn zonden te vergeven en te redden van de dood.
c. Ezechiël 18 geeft ons overigens een duidelijk beeld van de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens tegenover de God van de Bijbel. Als je wil weten hoe God de mens ter verantwoording roept, lees hoofdstuk 18.
II. In de hoofdstukken 8 en 9 krijgt Ezechiël te zien hoe de leiders van Jeruzalem zich misdragen. God spreekt telkens over hun gruweldaden. Maar in plaats van dat zij hun eigen gruweldaden erkennen, zeggen zij het volgende:
Ezechiël 8:12b – “De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten.”
A. Deze mensen waren dusdanig afvallig geworden dat zij totaal geen vrees voor God meer hadden. Sterker nog, ze zeiden hiermee gewoon dat God voor hen niet bestond.
i. Maar zoals we zullen lezen, zal God wel degelijk laten zien dat Hij bestaat en dat Hij de HEERE is. God heeft altijd het laatste woord.
B. Alhoewel dit zo’n 2.600 jaar geleden gebeurde, is de mens in het diepst van zijn binnenste niet veranderd. De apostel Paulus schreef het volgende aan de Galaten:
Galaten 6:7-8 –“Maak u niets wijs: God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait zal hij ook oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zondige natuur, zal van die natuur verderf oogsten; wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten.” (WV2012)
i. M.a.w. God laat niet met Zich spotten en als je door het leven gaat zonder dat je acht slaat op de God van de Bijbel zoals Hij Zich o.a. zichtbaar heeft gemaakt in Ezechiël, dan zal je daar zelf voor moeten opdraaien. Dan zal je zelf moeten boeten voor je zonden.
a. Dan zal God jou in het hiernamaals oordelen op basis van wat je met Zijn reddingsplan, Zijn Redder, Jezus Christus, gedaan hebt, dan zal je verderf oogsten.
ii. Terwijl als je het juiste kiest, als je je tot God bekeert en het Evangelie van Jezus Christus aanvaardt, zal je niet alleen een voldaan leven hier op aarde ervaren, maar dan zal je berusten in het volbrachte werk van Jezus Christus aan het kruis, dat je volkomen vrijspreekt van al je zonden en zal je eeuwig leven oogsten.
III. Wat Israël onderscheidde van alle andere volkeren en natiën was de aanwezigheid van God in hun midden. Het verbond hield o.a. in dat God met Israël zou zijn en dat was Hij ook. Zijn glorie, wat Zijn aanwezigheid inhield, was met Israël.
A. Maar omdat Israël en Juda het verbond hadden verbroken, trok God Zich terug. En in hoofdstuk 10 zien wij dat de glorie van God uit de tempel ging en in hoofdstuk 11 zien wij dat Gods glorie de stad Jeruzalem geheel verliet. God was niet langer in hun midden, Hij was vertrokken.
B. Maar ondanks Zijn vertrek geeft God Israël nog steeds echte hoop. En Hij doet dat, omdat Hij het eenzijdige verbond met Abram in Gen. 15 Zelf niet zal verbreken. God houdt Zich aan Zijn afspraken.
Ezechiël 11:19-20 –“Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees geven, zodat zij in Mijn verordeningen gaan en Mijn bepalingen in acht nemen en die houden. Dan zullen zij Mij een volk zijn, en zal Ík hun een God zijn.”
i. God kijkt hier duizenden jaren vooruit naar het Millennium wanneer Jezus ná de grote verdrukking terug zal komen en op aarde in alle rechtvaardigheid zal regeren; en wij die nu wedergeboren zijn, met Hem.
C. In hoofdstuk 20 spreekt God nogmaals over het toekomstige herstel van Israël; en als je Romeinen 11 wil begrijpen dan is dit Schriftgedeelte onmisbaar.
Hoofdstukken 25-32
I. De hoofdstukken 25-32 gaan over Gods toen nog toekomstige oordeel over de heidenvolken, de zeven buurlanden van Juda. Ik ga hier verder niet op in. Het enige dat ik wil noemen is een profetie tegen de koning van Tyrus waarin Ezechiël tegelijk ook spreekt tegen de satan, de geestelijke macht achter het koninkrijk van Tyrus.
Ezechiël 28:11-17 – “Het woord van de HEERE kwam tot mij: Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus, en zeg tegen hem: Zo zegt de Heere HEERE: U, toonbeeld van volkomenheid, vol wijsheid en volmaakt van schoonheid, u was in Eden, de hof van God. Allerlei edelgesteente was uw sieraad: robijn, topaas en diamant, turkoois, onyxen jaspis, saffier, smaragd, beril en goud. Het werk van uw tamboerijnen en uw fluiten was bij u. Op de dag dat u geschapen werd, waren ze gereed. U was een cherub die zijn vleugels beschermend uitspreidt. Daarvoor heb Ik u aangesteld.U was op Gods heilige berg, u wandelde te midden van vurige stenen. Volmaakt was u in uw wegen, vanaf de dag dat u geschapen werd, totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd. Door de overvloed van uw handelvulde men uw midden met geweld, en ging u zondigen.Daarom verbande Ik u van de berg van God, en deed Ik u verdwijnen, beschermende cherub, uit het midden van de vurige stenen. Vanwege uw schoonheid werd uw hart hoogmoedig, u richtte uw wijsheid te gronde vanwege uw luister. Ik wierp u ter aarde…”
A. Alhoewel Ezechiël in dit hoofdstuk tegen de koning van Tyrus profeteert, krijgt Ezechiël een kijkje in de geestelijke wereld en spreekt direct over de satan en wat er met hem gebeurde.
i. Er staat ook iets dergelijks in Jesaja 11:12-15, waar Jesaja een kijkje krijgt in de val van satan.
Hoofdstukken 33-48
De hoofdstukken 33-48 gaan voornamelijk over het toekomstige herstel van Israël.
I. In hoofdstuk 33 wordt Ezechiël opnieuw door God aangesteld als wachter over Israël en God benadrukt nogmaals wat zijn taak en verantwoordelijkheid is.
A. Ook wij moeten er continu aan herinnerd worden wat God van ons vereist, want door de omstandigheden raakt Gods roep helaas vertroebeld.
B. Al te vaak laten wij ons door de omstandigheden leiden, waardoor wij verward raken en niet meer weten wat God nu eigenlijk van ons wil. Terwijl God altijd duidelijk is geweest over wat Hij van ons wil. Vandaar dat de reminder goed is.
II. In hoofdstuk 34 zien wij dat God de valse herders van Israël veroordeelt, omdat zij misbruik hebben gemaakt van hun macht en zij Gods kudde hebben verwaarloosd, uitgebuit en misleid.
A. Zij waren geen herders naar Gods hart en hebben zich schuldig gemaakt aan allerlei misdaden tegen het volk.
B. Zij hadden Gods kudde niet geweid, niet gevoed met Gods Woord, en hebben het volk misleid. Helaas heeft de mens dit niet afgeleerd, want dit gebeurt nog steeds, maar nu in de zogenaamde kerken van Jezus Christus.
C. Maar in de verzen 23-24 belooft God dat Hij een Opperherder zal geven Die Israël zal weiden zoals God hen Zelf zou weiden. Een Herder naar Gods hart:
Ezechiël 34:23-24 – “Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn. En Ik, de HEERE, zal een God voor ze zijn, en Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden. Ík, de HEERE, heb gesproken.”
i. Hier en in 37:24 doet God de belofte aan Israël dat Hij hen zal voorzien van de Goede Herder, Jezus. Door koning David te noemen geeft God aan, dat deze de beloofde Davidische Messias zal zijn Die Hij als Herder en Vorst zal aanstellen.
a. Hoe geweldig zal het zijn wanneer Jezus in alle gerechtigheid Gods mensen zal weiden, en in alle rechtvaardigheid zal regeren.
III. Het thema in hoofdstuk 36 is Israëls fysieke herstel in het beloofde land, oftewel dat zij het land weer helemaal terugkrijgen, én ook Israëls geestelijke herstel.
A. In dit hoofdstuk zien wij de toekomstige vervulling van het Nieuwe Verbond uit Jeremia 31 waar God 1) het land aan Israël belooft, 2) vergeving van haar zonden, en 3) dat God Zijn Heilige Geest zal geven.
IV. In hoofdstuk 37 krijgt Ezechiël twee visioenen die het herstel in hoofdstuk 36 illustreren.
Ezechiël 37:1-14 – “De hand van de HEERE was op mij, en de HEERE bracht mij in de geest naar buiten en zette mij neer, midden in een vallei. Die lag vol beenderen. Hij deed mij er aan alle kanten omheen gaan. En zie, er lagen er zeer veel op de grond van de vallei, en zie, ze waren zeer dor. Hij zei tegen mij: Mensenkind, zullen deze beenderen tot leven komen? En ik zei: Heere HEERE, Ú weet het! Toen zei Hij tegen mij: Profeteer tegen deze beenderen en zeg tegen hen: Dorre beenderen, hoor het woord van de HEERE. Zo zegt de Heere HEERE tegen deze beenderen: Zie, Ik ga geest in u brengen en u zult tot leven komen. Ik zal pezen op u leggen, vlees op u doen komen, een huid over u heen trekken, en geest in u geven, zodat u tot leven komt. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben. Toen profeteerde ik zoals mij geboden was, en er ontstond een geluid zodra ik profeteerde, en zie, een gedruis! De beenderen kwamen bij elkaar, elk been bij het bijbehorende been. En ik zag, en zie, er kwamen pezen op, er kwam vlees op en Hij trok er een huid overheen, maar er was geen geest in hen. Hij zei tegen mij: Profeteer tegen de geest, profeteer, mensenkind! Zeg tegen de geest: Zo zegt de Heere HEERE: Geest, kom uit de vier windstreken en blaas in deze gedoden, zodat zij tot leven komen. Ik profeteerde zoals Hij mij geboden had. Toen kwam de geest in hen en zij kwamen tot leven. Zij gingen op hun voeten staan, een zeer, zeer groot leger. Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden! Profeteer daarom, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.”
A. Dit zeer bijzondere visioen illustreert het fysieke en geestelijke herstel van Israël dat in hoofdstuk 36 uitgelegd werd.
B. God geeft hiermee aan, dat Hij bij machte is het dode tot leven te brengen. En dit is voor ons anno nu een megagrote waarheid waar wij ons aan moeten vastklampen. Want de Bijbel verklaart ieder mens die niet wedergeboren is als een dode, en die dode moet tot leven gebracht worden. Aan de wedergeborenen in Efeze schrijft Paulus:
Efeze 2:1-2 – “Eens was u dood door uw overtredingen en zonden. U richtte u naar deze slechte wereld en liet u leiden door het hoofd van de onzichtbare machten, door de geest die nu werkt in hen die zich tegen God verzetten.”
A. Voordat ik door de Geest van God wedergeboren werd, was ik een dode. Ik was geestelijk dood; en een dode kan helemaal niets. Zelfs niet tot geloof komen in God.
B. Maar God Die bij machte is om leven te geven aan de doden zoals in het visioen van Ezechiël, heeft mij levend gemaakt, heeft mij leven en overvloed gegeven.
C. En deze waarheid is zo bemoedigend, omdat jij en ik misschien al jarenlang voor iemand zijn redding aan het bidden zijn; iemand die nu nog dood is, en we zien geen teken van leven. Weet dat God leven kan geven aan de doden. Ik ben daar het bewijs van!
i. Ik werd levend gemaakt op het door God bepaalde tijdstip, niet wanneer Marnie en anderen dat per se wilden.
ii. Dus geef de hoop niet op. God brengt vandaag de dag nog steeds dode mensen tot leven. Blijf bidden, blijf getuigen, blijf hopen!
V. In de tweede helft van hoofdstuk 37 zien wij dat God in de toekomst de Joden uit heel de wereld terug zal brengen naar het beloofde land, Israël; en dat Hij Israël en Juda, het verdeelde koninkrijk, zal herenigen.
A. Deze profetie is gedeeltelijk in vervulling gegaan toen Israël in 1948 door de Verenigde Naties erkend werd als een soeverein land. Sindsdien zijn er miljoenen Joden naar Israël gekomen en er komen vandaag de dag nog steeds Joden vanuit alle landen naar Israël om zich daar te vestigen.
VI. Hoofdstukken 38 en 39 zijn vanuit een nog toekomstig profetisch oogpunt super interessant.
A. In de toekomst tijdens de eerste helft van de grote verdrukking, wanneer Israël een vredesakkoord met de antichrist heeft gesloten, zal Israël in vrede leven. Geen ellende meer zoals in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Ook geen ruzie meer met haar buurlanden. Gewoon vrede!
B. Het is in deze vredige periode dat een zekere leider die Gog genoemd wordt en afkomstig is uit het land Magog, een gigantisch leger uit meerdere landen zal samenstellen om Israël vanuit het noorden aan te vallen.
C. Maar God Zelf zal Gog en het hele leger verwoesten. En er staat in 39:11-12 dat het zeven maanden lang zal duren om alle doden te begraven.
i. Gog en Magog worden ook in Openbaring 20 genoemd, maar daar gaat het niet om de letterlijke Gog en Magog, want deze zullen tegen die tijd al gedood zijn. Ze worden in Openbaring symbolisch genoemd.
VII. De hoofdstukken 40-48 gaan voornamelijk over een nieuwe toekomstige tempel. Dit is niet de tempel die door Zerubbabel in Ezra gebouwd werd en vervolgens in 70 na Chr. door Rome verwoest werd. Nee, dit gaat om een tempel die tijdens het Millennium, het duizendjarige vrederijk, gebouwd zal worden.
A. Er staan heel veel details en afmetingen en dergelijke over deze tempel. Er staat ook dat er offers gebracht gaan worden. Dit is een studie op zich, dus ga ik er nu niet op in.
VIII. Tot slot het volgende. Het hoofdthema van Ezechiël is gebaseerd op de uitdrukking van God: ‘Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben’. God laat Israël en de heidenvolken zien, dat Hij en Hij alleen de ware en de levende God van de Bijbel is.
A. God doet dit nog steeds en Hij zal dit blijven doen tot het einde der tijden. Zelfs degenen die nu niet in God geloven en als ongelovigen zullen sterven, zullen in het hiernamaals te weten komen dat Hij en Hij alleen de HEERE is.
Filippenzen 2:9-11 – “Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.”
i. Of je nu als een wedergeboren christen of als een ongelovige zal sterven. Iedereen zal voor Jezus de knie buigen en belijden dat Hij de HEERE is.
ii. Het enige verschil is dat de wedergeboren christen voor Jezus zal knielen met ontzag, eerbied en liefde voor Hem. En degene die als niet-gelovige zal sterven, zal voor Jezus knielen met angst en beven omdat hem/haar het oordeel te wachten staat.
iii. De keus is aan ons, aan jou. Hoe wil jij straks gaan knielen voor Jezus? In liefde of in angst?
Bijbelstudie en Uitleg Route 66 – Ezechiël 2 van 2 – Calvary Chapel Haarlemmermeer