R66017 Esther 1 van 2
I. Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht met elkaar doornemen zodat wij geestelijk zullen groeien naar volwassenheid. In de woorden van Jezus aan de zeven gemeenten in Openbaring: ‘Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt’.
A. Wij gaan vandaag een begin maken met het 17e Bijbelboek, Esther.
B. Wij bevinden ons aan het einde van de geschiedenis van Oud Testamentisch Israël. De geschiedenis eindigt met het laatste hoofdstuk van Nehemia, hoofdstuk 13. Maar, hoewel Esther in onze Bijbels in volgorde ná Nehemia komt, vond Esther plaats tussen Ezra hoofdstuk 6 en 7 in.
Inleiding
I. De Bijbelboeken Ezra, Nehemia en Esther vertellen over Gods omgang met de Joden ná de door Jeremia voorspelde ballingschap van 70 jaar. En waar Ezra en Nehemia ons inzicht geven in het overblijfsel dat uit Perzië naar Jeruzalem is teruggekeerd, geeft Esther ons inzicht in het leven van de Joden die in Perzië waren gebleven.
A. In de vertelling komen wij vijf personages tegen. Esther is de hoofdrolspeler; zij is de ster van het verhaal. Dit is trouwens passend, omdat de naam Esther in het Perzisch ‘ster’ betekent. Haar Hebreeuwse naam is Hadassa, maar zij kreeg zoals gebruikelijk een Perzische naam.
B. De andere vier personages zijn koning Ahasveros van Perzië, koningin Vasthi, Jodenhater Haman en de neef van Esther, Mordechai. Op de achtergrond zien wij het koninklijk paleis, de hoofdstad Susan en een aantal miljoen Joden die verspreid waren over het hele domein van deze koning Ahasveros, van India tot aan Afrika.
II. Het doel van het boek is om Gods voorzienigheid te tonen. Voorzienigheid is een heel bijzonder iets, want alhoewel Gods voorzienigheid iets bovennatuurlijk is, komt Gods voorzienigheid niet tot uiting in de vorm van bovennatuurlijke wonderen. Het is de manier waarop God bovennatuurlijk werkt, maar op een natuurlijke wijze. Supernaturally natural!
In plaats van dat God in het boek Esther op een bovennatuurlijke wijze ingrijpt of handelt zoals bijv. bij Mozes en de Exodus, zullen wij zien dat de voorzienigheid van God juist achter de schermen aan het werk is en dat God hiermee zaken en situaties en gebeurtenissen en mensen overruled.
A. God is alwetend, dus Hij heeft voorkennis én Hij ziet de toekomst. Omdat alleen de God van de Bijbel dit kan, is Hij ook de enige Die in staat is om zaken en gebeurtenissen en situaties en mensen te sturen voor Zijn doeleinden. Hij doet dit d.m.v. Zijn voorzienigheid.
III. Het is opvallend, dat God of de naam van God nergens in het boek genoemd wordt. Er is geen enkele verwijzing naar de God van Israël. Ook komt gebed niet expliciet in Esther voor.
Een ongelovige zou alles dat in het verhaal gebeurt, toe kunnen schrijven aan toeval. Maar degenen die God kennen, degenen die Gods werk en Gods goede hand herkennen en erkennen, weten beter, schrijven dit toe aan Zijn voorzienigheid.
Spreuken 3:5-6 – “Vertrouw op de HEERE met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet. Ken Hem in al je wegen, dan zal Híj je paden rechtmaken.”
A. God kennen in al je wegen betekent, dat je Hem in alles herkent en erkent. Dit in tegenstelling tot het zaken toeschrijven aan toeval of er gewoon blind voor zijn. Hoe meer jij en ik de voorzienigheid van God gaan leren onderscheiden, hoe meer wij Gods hand en werk in zaken gaan zien. Vooral in tijden waarin wij God juist niet zien.
IV. Het boek Esther is ook zeer bijzonder, omdat het laat zien hoe God een onwaarschijnlijk Joods weesmeisje gebruikt om heel het Joodse volk te redden van uitroeiing.
A. Heel vaak denken mensen, ook christenen, dat hun leven hier op aarde weinig of niets voorstelt. Of dat het niet veel betekenen kan vooral vanwege hun afkomst of hun verleden. Maar God is bij machte om middels Zijn voorzienigheid betekenis aan jouw leven te geven in het alledaagse.
B. Misschien zie jij jouw leven als niets bijzonders. Misschien vraag je jezelf af waarom je überhaupt op deze aardbol bent. God is niet slechts bij machte, Hij is juist welwillend om betekenis aan jouw leven te geven, juist voor een tijd als deze. Esther is hier een prachtig voorbeeld van.
Hoofdstuk 1
Vers 1-4 – “Het gebeurde in de dagen van Ahasveros – hij is de Ahasveros die regeerde van India af tot Ethiopië toe over honderdzevenentwintig provincies. In die dagen, toen koning Ahasveros op zijn koninklijke troon zat die in de burcht Susan was, in het derde jaar van zijn regering, richtte hij een maaltijd aan voor al zijn vorsten en dienaren. De legerbevelhebbers van Perzië en Medië, de edelen en de vorsten van de gewesten waren bij hem, terwijl hij vele dagenlang de rijkdom en luister van zijn koninkrijk liet zien, en de glansrijke luister van zijn grootheid, honderdtachtig dagen.”
I. Deze koning Ahasveros was in de wereld beter gekend onder zijn Griekse naam Xerxes I. Hij was de zoon van koning Darius I, die regeerde toen Zerubbabel in Ezra 6 de tempelbouw voltooide.
Hij is de kleinzoon van koning Kores, die in Ezra 1 het bevel gaf om de Joden terug te laten keren naar Jeruzalem om daar de tempel te herbouwen.
Hij was ook de vader van koning Arthahsasta of Artaxerxes I, die Nehemia naar Jeruzalem terug liet gaan om de stadsmuur te herbouwen.
A. Dit is de chronologie:
II. Het rijk van Ahasveros was gigantisch groot, van India tot Afrika. Hij was de machtigste koning op aarde en hij hield een 6-maandenlang durend feest waarvoor hij de edelen, de vorsten en legerbevelhebbers uit alle 127 provincies had uitgenodigd.
A. Dit was geen sociale bijeenkomst, maar eerder een summit, een topoverleg met als doel om een grote strijdmacht samen te stellen om Griekenland te veroveren.
B. Zo’n 8 jaar hiervoor had zijn vader, Darius I, een poging gedaan om de stad Marathon in Griekenland te veroveren, maar dat was hem niet gelukt.
C. Dus nu maakte Ahasveros plannen om met een gigantisch grote strijdmacht Griekenland te veroveren. Volgens de Griekse historicus Herodotus had Ahasveros een strijdmacht van 1 miljoen man waarmee hij de slag van Thermopylae aanging. Slechts 300 Spartanen wisten de Perzische soldaten tegen te houden totdat iemand hen had verraden.
i. Maar, ondanks dat Perzië deze slag gewonnen had, stuitten zij op veel weerstand bij de slag van Salamis. Hierdoor trok koning Ahasveros zich terug en keerde terug naar het paleis in Susan. Dit zullen wij zo meteen in hoofdstuk 2 lezen. Ahasveros was absoluut niet blij.
I. Na het 6 maanden durende topoverleg gaf Ahasveros nog een feest voor alle inwoners van de burcht in Susan, zowel arm als rijk. Dit feest duurde zeven dagen lang en het was het toppunt van decadentie. Terwijl de koning met al deze mannen aan het feesten was, staat er dit:
Vers 9 – “Ook koningin Vasthi richtte een maaltijd aan, voor de vrouwen in het koninklijk huis dat van koning Ahasveros was.”
I. Het was gebruikelijk, dat de koningin een apart feest hield voor de vrouwen.
II. Terwijl zij samen met de vrouwen feest aan het vieren is, staat er in vers 10 en 11 dat de koning op de zevende dag, toen hij zichzelf helemaal lam had gezopen, koningin Vasthi liet roepen, omdat hij met zijn mooie vrouw wilde pronken.
A. Ik kan me voorstellen dat de koning te veel op had en dat er wellicht onsmakelijke mannenpraat aan de gang was; iets in de trant van ‘mijn vrouw is mooier dan jouw vrouw’. Er staat dus dat hij Vasthi’s schoonheid aan de vorsten wilde tonen, omdat zij knap om te zien was.
B. Maar koningin Vasthi weigerde te komen. Zij wilde niet op zo’n denigrerende wijze tentoongesteld worden, en terecht. Maar omdat zij weigerde, staat er, werd de koning verschrikkelijk kwaad en ontstak in woede.
i. Ahasveros had totaal geen zelfbeheersing, vooral niet als hij dronken was, dus als hij boos werd, dan gebeurden er helaas hele foute dingen.
III. Vervolgens vroeg Ahasveros aan zijn adviseurs, zijn legal team, wat hij volgens de wet met Vasthi zou kunnen doen.
Vers 16-17 – “Toen zei Memuchan ten overstaan van de koning en de vorsten: Niet alleen tegen de koning heeft koningin Vasthi zich misdragen, maar ook tegen alle vorsten en tegen alle volken in alle gewesten van koning Ahasveros. Het antwoord van de koningin zal namelijk alle vrouwen bereiken, zodat ze minachtend zullen neerkijken op hun man en zeggen: Koning Ahasveros zei dat men koningin Vasthi bij hem moest brengen, maar ze kwam niet.”
A. M.a.w. als alle vrouwen in het rijk te horen krijgen dat de koningin niet naar de koning luistert, dan gaan zij zeer zeker ook in opstand komen tegen hun eigen mannen. Dat wilden deze mannen koste wat kost voorkomen; uit eigenbelang natuurlijk!
B. De koning werd geadviseerd om een koninklijk besluit uit te laten gaan dat schriftelijk vastgelegd werd in de wetten van Perzië en Medië zodat het niet herroepbaar was. Hierin stond, dat koningin Vasthi afgezet werd en dat zij vervangen zal worden als koningin. Dus zond de koning brieven aan alle provincies!
Hoofdstuk 2
I. Er zit vier jaar tussen hoofdstuk 1 en 2, omdat in die periode Ahasveros oorlog ging voeren met zijn strijdmacht van 1 miljoen strijders om Griekenland te veroveren. Dit noemde ik zojuist al: de slag bij Thermopylae en de slag bij Salamis.
De Bijbel pakt het verhaal op nadat Ahasveros van deze slagen teruggekomen is. Nu begint het echte verhaal, terwijl we dit als achtergrond weten.
Vers 1-2 – “Na deze gebeurtenissen, toen de woede van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij aan Vasthi, en aan wat zij had gedaan en wat over haar besloten was. Toen zeiden de hovelingen van de koning, die hem dienden: Laat men voor de koning meisjes zoeken die maagd zijn en knap om te zien.”
I. Vier jaar nadat Ahasveros koningin Vasthi verbannen had en hij afgekoeld was vanwege de nederlaag in Griekenland, begon hij na te denken over zijn mooie Vasthi.
A. Toen zijn hovelingen hem zo weemoedig zagen, kwamen zij op het geweldige idee om een Miss Perzië verkiezing te houden, zodat Ahasveros aan een andere koningin kon komen.
Vers 5-6 – “Er was een Joods man in de burcht Susan en zijn naam was Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simeï, de zoon van Kis, een man uit Benjamin, die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonia, de koning van Juda, die Nebukadnezar, de koning van Babel, in ballingschap had gevoerd.”
I. Hier komt het derde personage op het toneel. Mordechai, een derde generatie banneling die een functie bekleedde in dienst van de koning.
Vers 7 – En hij was het die Hadassa, dat is Esther, de dochter van zijn oom, opvoedde, want zij had geen vader of moeder. Het meisje nu was mooi van gestalte en knap om te zien. En toen haar vader en moeder gestorven waren, had Mordechai haar als dochter aangenomen.”
I. En dan nu het vierde personage dat tegelijk onze hoofdrolspeler is, Esther. Haar Hebreeuwse naam was Hadassa en zij was een weesmeisje. Mordechai, haar veel oudere neef, had haar als dochter aangenomen en haar opgevoed.
A. Er staat dat Esther mooi van gestalte was en knap om te zien. Zij was van top tot teen een prachtig schepsel, echt een lust voor het oog.
II. Toen men op zoek ging naar meisjes voor de koning werd ook Esther meegenomen naar het huis van de koning. Zij kwam onder de hoede van een zekere eunuch, Hegai, de bewaarder van de vrouwen. Zij verwierf gunst bij deze Hegai en hij behandelde haar heel goed.
III. Omdat Mordechai Esther liefhad en de vinger aan de pols wilde houden wat haar welzijn betreft, kwam hij elke dag bij het voorhof van het vrouwenverblijf langs om te zien hoe het met Esther ging.
IV. Esther en de andere deelnemers kregen 12 maanden lang schoonheidsbehandelingen ter voorbereiding op het verschijnen voor de koning.
A. Wanneer een meisje klaar was, werd zij ’s avonds meegenomen naar het huis van de koning. De volgende ochtend keerde zij terug naar het vrouwenverblijf.
B. Deze meisjes waren tot op dat moment maagden en allen die niet door de koning gekozen werden om koningin te worden, bleven na die nacht in het vrouwenverblijf als bijvrouw. En omdat de koning wellicht honderden bijvrouwen had, was het mogelijk, dat zo’n meisje de koning slechts deze ene keer te zien kreeg. Want als zij hem niet zinde, dan hoefde hij haar nooit meer te zien, hij had keus genoeg.
i. Dus stel je voor wat voor een eenzaam bestaan dat was. Zo’n meisje gaat als maagd naar de koning toe, wordt ontmaagd en vervolgens komt ze nergens meer voor in aanmerking. Ze zit de rest van haar leven vast in de harem van de koning.
ii. Esther, het Joods weesmeisje wordt niet uit vrije wil in zo’n situatie geplaatst waar zij de kans loopt om zo’n eenzaam leven te gaan leiden.
V. Maar Esther kreeg gunst bij Hegai, de bewaarder van de vrouwen. Hij trok haar voor en coachte haar. In vers 15 staat dat Esther genade verwierf in de ogen van ieder die haar zag.
A. In vers 17 staat dat de koning Esther meer liefhad dan alle andere vrouwen; en dat zij bij hem meer genade en gunst verwierf dan alle andere meisjes, waardoor de koning haar gekroond had tot zijn koningin.
VI. Hierna zat Mordechai in de poort van de koning. Op een gegeven moment hoorde hij twee hovelingen van de koning praten die erg kwaad op de koning waren; zij wilden de koning vermoorden.
A. Mordechai vertelde dit aan Esther, die het weer aan de koning vertelde. Nadat het verhaal van Mordechai bevestigd werd, werden beide hovelingen aan een galg gehangen.
B. Dit soort complotten kwamen in die tijd vaak voor. Ahasveros werd later vermoord door zijn eigen bewakers.
C. Dan staat er aan het einde van hoofdstuk 2 dat deze gebeurtenis opgetekend werd in de kronieken van de koning.
i. Dit is zo’n zin waar wij heel snel overheen lezen, maar de Heilige Geest vond het nodig dat zo’n klein detail vastgelegd werd. Later in de vertelling zullen wij zien waarom.
Hoofdstuk 3
I. Er zit vijf jaar tussen hoofdstuk 2 en 3. Hoofdstuk 3 stelt ons voor aan het vijfde personage, Haman de Agagiet. Deze Haman is een nakomeling van de Amalekieten, vijanden van Israël.
A. Weten jullie nog toen de eerste koning van Israël, koning Saul, de opdracht kreeg om alle Amalekieten te doden? En dat hij God hierin niet had gehoorzaamd en dat hij de koning, Agag liet leven, maar hem wel gevangen nam?
i. Omdat God per se wilde dat alle Amalekieten uitgeroeid werden en omdat Saul God hierin niet gehoorzaamde, was de profeet Samuël woedend. Daarom nam Samuël zelf het heft in handen en hakte deze Agag in stukken. Dit staat in 1 Samuël 15.
ii. Agag was niet de naam van deze koning van de Amalekieten, maar een titel. Deze Haman was dus niet zomaar een Amalekiet, hij was van koninklijke bloede, hij was een Agagiet.
iii. En hij haatte de Joden, omdat hij als edele deze geschiedenis kende.
II. Koning Ahasveros verhoogde deze Haman boven alle vorsten en maakte hem zijn rechterhand. De koning gaf iedereen het bevel om zich voor Haman neer te buigen. Iedereen deed dat ook, behalve Mordechai.
A. Toen Mordechai door zijn collega’s gevraagd werd waarom hij zich niet neerboog voor Haman, gaf hij als reden aan dat hij een Jood was.
B. Toen Haman merkte dat Mordechai zich niet voor hem neerboog, werd Haman woest. Zo woest zelfs, dat hij niet alleen Mordechai hiervoor wilde doden, maar gelijk ook alle Joden die in heel het koninkrijk van Ahasveros waren, dus ook die Joden die reeds teruggekeerd waren naar Jeruzalem. Naar schatting waren er in het rijk in totaal enkele miljoenen Joden.
Vers 7-10 – “In de eerste maand, dat is de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, wierp men het ‘pur’, dat is het lot, in de tegenwoordigheid van Haman, van dag tot dag en van maand tot maand, tot de twaalfde maand, dat is de maand Adar. Toen zei Haman tegen koning Ahasveros: Eén volk is er dat verstrooid en verspreid is onder de volken in alle gewesten van uw koninkrijk. Hun wetten zijn anders dan die van alle volken en er is niemand die de wetten van de koning uitvoert. Het past de koning niet hen met rust te laten. Als het de koning goeddunkt, laat er dan geschreven worden dat men hen ombrengt. Dan zal ik tienduizend talent zilver afwegen op de handen van hen die het werk doen, om die naar de schatkist van de koning te brengen. Toen nam de koning zijn zegelring van zijn hand en gaf die aan Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, de tegenstander van de Joden.”
I. Haman beraamde een complot om alle Joden te doden. Middels het werpen van het ‘pur’, een soort dobbelsteen, wilde hij te weten komen welke maand en welke dag het meest geschikt was om dit te doen. Hij kwam uiteindelijk uit op 13e dag van de 12e maand, dus hij had nog 11 maanden de tijd om dit te gaan regelen. Haman legde de zaak aan Ahasveros voor en hij stemde ermee in.
II. Vervolgens werden brieven geschreven met het bevel alle Joden op één dag weg te vagen, te doden en om te brengen, van jong tot oud, met de kleine kinderen en de vrouwen. Deze brieven werden door boden door het gehele rijk verspreid en het woord van Haman werd wet.
A. Aan alle volkeren in alle 127 provincies van India tot Afrika werd opgedragen om op de 13e dag van de 12e maand alle Joden in hun eigen straten uit te roeien. Dit was nu een wet!
Hoofdstuk 4
I. Toen Mordechai dit te weten kwam, scheurde hij zijn kleren en ging in zak en as zitten, een teken van rouw. Esther vernam dit, maar zij zond, omdat zij niets afwist van deze wet om de Joden uit te roeien, een zekere Hatach naar Mordechai om uit te zoeken wat er aan de hand was.
A. Mordechai vertelde aan Hatach wat er gaande was. Hij zond een afschrift van de tekst van de wet met hem mee om aan Esther te geven en om haar te vertellen wat er met Mordechai aan de hand was.
B. Ook droeg Mordechai Esther op om naar de koning te gaan om hem om genade te smeken en bij hem te pleiten voor haar volk. Maar kijk naar wat Esther aan Mordechai bericht:
Vers 11 – “Alle dienaren van de koning en de bevolking van de gewesten van de koning weten dat voor ieder, man of vrouw, die naar de koning gaat, in het binnenste voorhof, en die niet geroepen is, zijn enige vonnis is dat men hem doodt, tenzij de koning hem de gouden scepter toereikt; dan zal hij in leven blijven. En wat mij betreft, ik ben nu al dertig dagen niet geroepen om naar de koning te komen.”
I. Esther had geen toegang tot de koning. Alleen als zij expliciet door de koning geroepen werd, mocht zij audiëntie bij de koning krijgen. Als zij ongevraagd bij hem aan kwam waaien, dan zou het haar haar leven kunnen kosten. Mordechai antwoordde hierop:
Vers 13-14 – “Beeld je niet in dat jij als enige van alle Joden zult ontkomen, omdat je in het huis van de koning bent. Want als je je in deze tijd in diep stilzwijgen hult, dan zal er vanuit een andere plaats verlichting en verlossing voor de Joden komen, maar jij en het huis van je vader zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent.”
I. Mordechai weet dat ook Esther door deze wet omgebracht zou worden. Én hij weet ook dat God, als Esther niets doet, op een of andere manier de Joden zal verlossen, al is het slechts een overblijfsel. Maar, omdat de bedreiging nu op dit moment actueel was, zullen ook Esther en Mordechai omkomen.
II. Dan zegt hij de meest gewichtige woorden in heel het boek: ‘En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent’.
A. Met deze woorden wil Mordechai Esther bemoedigen. Hij wil haar in laten zien, dat God haar misschien wil gaan gebruiken om heel het Joodse volk te redden van de ondergang.
III. Denk even met me mee. Hier hebben wij een Joods weesmeisje in een vreemd land, zij heeft haar ouders verloren. Wat een verdriet en verlies en trauma had zij meegemaakt. Zij had volgens het hedendaagse psychologische geleuter een slachtoffer moeten zijn geweest en had vast psychotropische medicijnen nodig gehad.
A. Maar hier zien wij, dat God achter de schermen middels Zijn voorzienigheid ervoor gezorgd heeft, dat dit Joodse weesmeisje koningin van het machtigste rijk op aarde is geworden. Zij is zeer zeker geen slachtoffer.
B. Ondanks dat zij koningin is, zien wij, dat zij nog steeds naar haar pleegvader luistert. Zij weet wie zij is en waar zij vandaan komt en is van binnen dus niet veranderd. Zij is nog steeds Hadassa, zij is zich zeker van haar identiteit.
C. Natuurlijk zullen wij hoogstwaarschijnlijk niet door God in zo’n gewichtige positie geplaatst worden, maar wij die wedergeboren zijn, zijn wel kinderen van dé Koning. En wie weet of jij niet juist voor een tijd als dezedoor de HEERE op een bijzondere wijze gebruikt wordt.
i. Sommigen van jullie weten op dit moment echt niet wat God met jou wil; of wat het nut van jouw leven is; of wat voor zin het leven voor jou überhaupt nog heeft.
ii. Tegen jullie wil ik juist zeggen dat het heel goed mogelijk is, dat God achter de schermen voor jou bezig is om jouw leven betekenis te geven.
a. Efeze 2:10 – “Wij zijn het werk van God, hij heeft ons geschapen in Christus Jezus om het goede werk te doen dat hij heeft voorbereid.” (GNB)
b. Dit is geen loze kreet, maar een belofte van de God van de Bijbel Die zich aan al Zijn beloften houdt.
iii. God gaf Esther betekenis in haar leven, niet door haar koningin te maken, maar door wat zij als koningin kon doen; namelijk heel het Joodse volk redden van uitroeiing.
iv. Wie weet hoe God betekenis aan jouw leven wil geven?
a. Zoals Esther haar door God gegeven Joodse identiteit niet had verloochend, blijf groeien in jouw identiteit in Jezus Christus en verloochen Hem niet.
b. Blijf trouw in het volharden in de leer van de apostelen, in de fellowship, in de gebeden en in het breken van het brood.
c. Wandel in gehoorzaamheid aan de HEERE en waar Hij Zijn wil reeds aan jou bekend heeft gemaakt d.m.v. de Bijbel, doe Zijn wil. Wees een dader van het Woord van God. Terwijl je zo bezig bent, weet ik zeker dat God betekenis aan jouw leven zal geven.
1. Hij kan het, Hij wil het, Hij heeft het beloofd. Wie weet of jij niet juist voor een tijd als dezedoor de HEERE op een bijzondere wijze gebruikt gaat worden. Voor alle duidelijkheid: het maakt niet uit hoe je door de HEERE gebruikt wordt, het is per definitie altijd bijzonder, omdat het eeuwigheidswaarde heeft om door Hem gebruikt te worden.
D. Esther slaat acht op de woorden van Mordechai en bericht het volgende aan hem:
Vers 16-17 – “Ga, verzamel alle Joden die zich in Susan bevinden, en vast voor mij: eet niet en drink niet, drie dagen lang, nacht en dag. Ook ikzelf zal zo vasten, samen met mijn dienaressen, en dan zal ik naar de koning gaan, wat niet overeenkomstig de wet is. Als ik dan omkom, dan kom ik om. Toen ging Mordechai weg en hij deed overeenkomstig alles wat Esther hem had opgedragen.”
I. Ik zei aan het begin, dat gebed in het boek Esther niet expliciet genoemd wordt. Maar hier wordt drie dagen lang nacht en dag gevast. Geen eten en geen drinken. In de Bijbel gaat vasten altijd gepaard met gebed. Soms wordt er gebeden zonder te vasten, maar er werd nooit gevast zonder te bidden.
A. Esther gaat zelf vasten, haar dienstmeisjes ook en zelfs buiten het hof, Mordechai en alle Joden die zich in de stad Susan bevinden.
II. Naast het feit dat alle Joden in de hele stad drie dagen lang gingen vasten, vind ik de houding van Esther nog het mooist. Hoewel ze weet dat zij eventueel gedood zou kunnen worden door ongevraagd naar de koning toe te gaan, stemt ze ermee in en zegt: ‘Als ik dan omkom, dan kom ik om’. Wat een heldin!!
A. Zij heeft hart voor God en voor Gods volk, de Joden. Zij heeft hart voor Gods zaak en voor de belofte, dat de Messias uit haar volk voort zal komen. Zij heeft hart voor Mordechai en voor alle overige Joden die haar dierbaar zijn en zij is ertoe bereid om omwille van God en Zijn volk te sterven.
B. Met die houding gaat zij vasten en met die houding gaat zij een geloofsstap zetten.
i. Ik geloof, dat Jezus, toen Hij mensen tot Zich riep om Zijn discipelen te worden oftewel om christen te worden, iets dergelijks voor ogen had.
ii. Jezus zei in Mattheüs 16, Markus 8 en Lukas 9: indien iemand Zijn discipel wil worden, moest hij/zij zichzelf verloochenen, z’n kruis op zich nemen en Hem navolgen.
iii. Jezus had op dat moment de eeuwige redding van de mensen voor ogen. Hij wist, dat iemand die met Hem samen zou gaan werken om mensen te redden, dezelfde houding als Esther moest hebben, namelijk ‘Als ik dan omkom, dan kom ik om’.
a. Ik geloof niet dat God van ons vraagt om letterlijk lichamelijk voor Hem en Zijn zaak te sterven. Maar als wij door Hem gebruikt willen worden om samen met Hem aan Zijn reddingsplan te werken, dan moeten wij wel diezelfde houding hebben als Esther. Wij moeten onszelf verloochenen, wij moeten sterven aan ons eigen ik.
b. Zonder dit sterven aan ons eigen ik kunnen wij geen hart voor God hebben; kunnen wij geen hart voor Zijn kinderen, de kerk, hebben; kunnen wij geen hart hebben voor de zaak van Christus.
1. Wie weet of jij niet juist voor een tijd als dezedoor de HEERE hiertoe gebruikt gaat worden.
III. Hiermee eindigt hoofdstuk 4.