R66011-12 1 en 2 Koningen
I. Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht met elkaar doornemen om 1) Jezus erin te ontdekken 2) om de belangrijkste levenslessen eruit te halen, en 3) om Gods Woord beter te leren kennen zodat wij God beter gaan leren kennen, waardoor ons geloof in God en ons vertrouwen op God zal groeien, én zodat Jezus Christus steeds meer gestalte in ons zal krijgen.
A. Mattheüs 24:35 – “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan.”
B. Deze keergaan we echt in vogelvlucht door het laatste stuk van het 11e Bijbelboek 1 Koningen en door het 12e Bijbelboek 2 Koningen.
I. In de vorige sessies had ik een inleiding gegeven op 1 en 2 Koningen waarin wij in grote lijnen de context en de achtergrond van de gebeurtenissen gezien hebben. Ook hebben wij gekeken naar de plaats van 1 en 2 Koningen in de geschiedenis van Israël. 1 en 2 Koningen behelzen een periode van ca. 400 jaar.
Mocht je dit gemist hebben, kijk dan op onze website om het alsnog te gaan bekijken of beluisteren. De slides staan trouwens ook op de website in de transcriptie van de preek.
A. Ik sla dit nu dus over, omdat we veel hebben om door te nemen.
B. We gaan nu voornamelijk kijken naar twee van de bekendste profeten in Israël. Op Mozes na werden Elia en Elisa beschouwd als de grootste, sprekende en handelende profeten.
i. In tegenstelling tot de profeten die de 16 profetische boeken van het O.T. geschreven hebben, hadden Elia en Elisa geen enkel profetisch Bijbelboek geschreven.
ii. Zij waren dus zuiver sprekende profeten, omdat zij tegen o.a. de koningen van Israël het Woord van God verkondigden. We zullen ook zien, dat beiden niet alleen spraken oftewel profeteerden, maar dat zij ook handelden in de kracht van God de Heilige Geest.
II. Wanneer men tegenwoordig aan de profeten denkt of aan de bediening van de profeten, denkt men vaak dat hun core business, hun kernactiviteit het voorspellen van de toekomst is. Maar dat is gewoonweg niet waar.
A. Ja, het voorspellen van de toekomst was één aspect van wat zij door God moesten verkondigen of opschrijven, maar dat was zeker niet het enige.
B. Profeten waren voornamelijk Gods waakhonden van het geschreven Woord van God.
III. In 1 Samuël en 2 Koningen komen wij op z’n minst drie groepen leerling profeten oftewel profetenscholen tegen die onder de begeleiding van Samuël, Elia en Elisa stonden.(1 Samuël 19:18-24, 2 Koningen 2, 2 Koningen 4:38-41)
A. In deze profetenscholen moest men niet leren om de toekomst te gaan voorspellen. Zij kregen bijvoorbeeld geen opdrachten om te leren fijngevoelig te zijn voor de Heilige Geest, of opdrachten om hun bekwaamheid in het voorspellen van de toekomst aan te scherpen.
B. Nee, in deze profetenscholen leerden zij de Bijbel kennen, het geschreven Woord van God, de Torah.
C. Daardoor zie je ook dat wanneer Gods ware profeten spreken of schrijven, zij geen graadje naar links of naar rechts afwijken van het Woord van God; zij houden koers. Zij leerden in deze scholen onder leiding van o.a. Samuël, Elia en Elisa hoe het Woord van God recht te snijden.
D. Natuurlijk kregen de Oud Testamentische profeten rechtstreeks van God Zelf openbaringen, die de schrijvende profeten ook hebben opgeschreven, maar dat was onlosmakelijk verbonden aan het reeds geopenbaarde, geschreven Woord van God, de Torah. Deze openbaringen van God waren altijd in totale overeenstemming met het Woord van God.
E. Opdat de profeten zelf konden toetsen of een dergelijke openbaring echt van God afkomstig was, moesten zij de Bijbel door en door kennen. Daarom gaf Paulus ook dezelfde opdracht aan de jonge voorganger Timotheüs:
i. 2 Timotheüs 2:15 – “Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt.”
ii. Dit geldt niet slechts voor de profeten van die tijd of voor de voorgangers of oudsten in de gemeente anno nu. Dit geldt voor iedere wedergeboren Christen.
iii. Als jij en ik willen weten of een preek of een profetische uitspraak of iets dergelijks daadwerkelijk van God afkomstig is, dan moeten wij het Woord van God kennen, anders worden wij misleid.
F. Paulus waarschuwt de kerk in Korinthe voor valse apostelen en valse dienaren, valse voorgangers van Christus die hen proberen te misleiden; hij schrijft dit:
2 Korinthe 11:14-15a – “En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid.”
i. Jezus waarschuwde voor precies hetzelfde:
Mattheüs 7:15 – “…wees op uw hoede voor de valse profeten, die in schapenvacht naar u toe komen maar van binnen roofzuchtige wolven zijn.”
a. Jezus heeft het hier over wolven in schapenvacht. Zij vermommen zich niet als schapen, maar als herders, herders van de kudde van God. Het waren de herders die een schapenvacht droegen.
IV. Daarom waren de Oud Testamentische profeten zoals Elia en Elisa de waakhonden van het verbond dat God d.m.v. Mozes met Israël op de berg Sinaï sloot én ook van het verbond dat God met koning David sloot.
·Het eerste verbond staat bekend als het Mozaïsche verbond of gewoon de Wet van Mozes; de Torah, de eerste vijf Bijbelboeken.
·Het tweede verbond was het Davidische verbond dat in 2 Samuël 7 te lezen is.
A. Elke keer wanneer een koning van Israël of Juda of het volk Israël of Juda zelf door God aangesproken moest worden, deed God een profeet opstaan om Zijn spreekbuis te zijn. Het opvallende in dit proces is, dat noch de koningen, noch het volk in deze periode oor hadden naar datgene dat de profeten verkondigden. Er waren slechts enkele uitzonderingen.
i. De meeste ware profeten van God waren dus niet in Israël geliefd, omdat zij de koningen en het volk aanspraken op hun zonden, op hun afgoderij, op het nalaten van het in achtnemen van het Woord van God.
1 Koningen 16
In 1 Koningen 16 komt Koning Achab aan het bewind. En dan staat er dit over hem geschreven:
1 Koningen 16:29-30 – “En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël en regeerde over Israël, in Samaria, tweeëntwintig jaar. Achab, de zoon van Omri, deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, meer dan allen die er vóór hem geweest waren.”
I. Koning Achab van het noordelijke rijk Israël was de aller slechtste koning die Israël ooit heeft gehad. Door toedoen van zijn vrouw Izebel heeft hij de Baälaanbidding in Israël ingevoerd waardoor het volk steeds verder van God weg ging en afvallig werd.
1 Koningen 17
Dan zien wij in vers 1 van hoofdstuk 17 Elia, de Tisbiet, op het toneel komen. Zijn eerste actie is het namens God uitspreken van een profetisch Woord tegen Koning Achab:
Vers 1b – “Zo waar de HEERE, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen komen, behalve op mijn woord!”
I. Dit is echt raak! De afgod Baäl was de zogenaamde god van de vruchtbaarheid. Volgens de Kanaänieten zorgde Baäl voor de vruchtbaarheid van het land, oftewel plantengroei waardoor de Kanaänieten grote oogsten zouden krijgen. Nu aanbidden Koning Achab en Israël ook deze afgod.
A. Maar grijpt God in om te laten zien dat geen enkele afgod ertoe in staat is om maar iets te doen; en zeer zeker niet in staat is om Gods werk ongedaan te maken.
B. Dus stuurt God Elia erop uit om dwars tegen de Baäl in te gaan door de vruchtbaarheid van het land geheel teniet te doen door het niet te laten regenen en zelfs geen dauw op de grond te laten komen. Uiteindelijk duurde deze totale droogte 3,5 jaar lang waardoor er een gigantische hongersnood in het land was.
II. Vervolgens stuurde God Elia naar het oosten toe om zich te verbergen voor Koning Achab. Toen Elia bij de beek Krith was, dronk hij van het water van de beek. God zorgde er ook voor dat raven Elia ’s morgens en ’s avonds voorzagen van brood en vlees.
III. Omdat het niet regende, droogde de beek na verloop van tijd op. Toen sprak God tot Elia en zei dat hij naar een plek met de naam Zarfath moest gaan, omdat daar een weduwe hem zou onderhouden.
A. Toen Elia de weduwe voor het eerst tegenkwam, was zij hout aan het sprokkelen om voor zichzelf en voor haar zoon een broodkoek te bakken van het laatste beetje meel en olie dat zij over had.
i. Ze zei, dat zij daarna naar huis toe zou gaan om het broodkoek te gaan bakken om vervolgens samen met haar zoon te sterven omdat er geen eten meer was.
B. Elia reageerde daarop en was brutaal genoeg om aan haar te vragen om voor hem van het laatste beetje meel en olie dat zij had eerst een stuk broodkoek te eten te geven en dat de rest voor haar en haar zoon was. En toen zei Elia dit:
Vers 13-16 “Wees niet bevreesd! Ga, doe overeenkomstig uw woord, maar maak er eerst voor mij een kleine koek van en breng die bij mij. Maak daarna voor u en voor uw zoon iets klaar. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken en in de kruik zal het aan olie niet ontbreken tot op de dag dat de HEERE regen op de aardbodem geven zal. Zij ging en deed overeenkomstig het woord van Elia. Zo at zij, en hij, en haar gezin, vele dagen. Het meel in de pot raakte niet op en in de kruik ontbrak het niet aan olie, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had.”
i. Deze vrouw gehoorzaamde het Woord van God dat Elia tot haar sprak. God zegende en redde haar en haar gezin. Ook voorzag God in de noden van Zijn profeet Elia.
ii. Deze vrouw kwam tot het einde van zichzelf. Zij kon zelf niets meer aan haar situatie en aan haar omstandigheden doen. Zij was voornemens om haar laatste maaltijd met haar zoon te eten om vervolgens te sterven van de honger. Maar toen greep God in.
iii. Vaak is het ook zo bij ons. Omdat wij als mens halsstarrig kunnen zijn, moeten wij ook tot het einde van onszelf komen voordat God in kan grijpen. Het is niet dat God daarvóór al niet in kan grijpen, maar Hij zal Zichzelf nooit bij iemand opdringen.
a. Wat wil God in jouw leven doen? Waar ligt het einde van jouzelf in de situatie of in de omstandigheid waarin jij je nu bevindt? Hoe ver moet jij gaan of hoe ver moet jij zakken voordat God iets in jouw leven kan doen?
C. Even een zijsprong. Toen Marnie, onze meiden en ik in Katwijk woonden, hadden wij bijna niets. Onze hele inboedel was van de kringloop. Marnie en ik sliepen op een matras op de grond en waspoeder was nogal schaars met vier kleintjes in huis.
i. Maar wij hebben letterlijk meegemaakt dat gedurende een hele periode onze waspoeder niet opraakte. Het klinkt wellicht onwaarschijnlijk, maar wij hebben met eigen ogen gezien dat God ons voorzag van o.a. waspoeder.
IV. Even later in de vertelling stierf de zoon van deze weduwe en Elia riep de HEERE aan en vroeg of God de ziel van dit jongetje in hem wilde laten terugkeren.
A. Er staat dat de HEERE naar de stem van Elia luisterde. De ziel van het kind keerde in hem terug en hij werd weer levend. Dit is de eerste keer dat in de Bijbel voorkomt, dat God door Zijn dienstknecht heen iemand uit de dood terugbrengt.
1 Koningen 18
In hoofdstuk 18 sprak God tot Elia en zei dat hij naar Koning Achab moest gaan, omdat God het weer zou laten regenen.
Toen Achab Elia zag zei hij tegen Elia:
Vers 17b-20 – “Bent u diegene die Israël in het ongeluk stort?” Toen zei hij: Ík heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar ú en het huis van uw vader, doordat u de geboden van de HEERE verliet en achter de Baäls aan gegaan bent. Nu dan, stuur boden, breng heel Israël bijeen bij mij op de berg Karmel, met de vierhonderdvijftig profeten van de Baäl en de vierhonderd profeten van Asjera, die aan de tafel van Izebel eten. Daarop stuurde Achab boden naar alle Israëlieten, en bracht de profeten op de berg Karmel bijeen.”
I. Elia gaat nu alle zogenaamde profeten van de afgoden Baäl en Asjera bijeenhalen om hen allemaal voor het blok te zetten. Zodat Israël zal zien, dat de God van Israël de enige echte levende God is en dat alle afgoden maaksels van mensen zijn. Eenmaal op de berg Karmel gebeurde dit:
Vers 21-26 – “Toen kwam Elia naar voren, bij heel het volk, en zei: Hoelang hinkt u nog op twee gedachten? Als de HEERE God is, volg Hem, maar als het de Baäl is, volg hem! Maar het volk antwoordde hem niet één woord. Toen zei Elia tegen het volk: Alleen ík ben overgebleven als profeet van de HEERE, maar de profeten van de Baäl zijn met vierhonderdvijftig man. Laat men ons dan twee jonge stieren geven. Laten zij voor zich de ene stier kiezen, die in stukken verdelen en op het hout leggen, maar ze mogen er geen vuur bij leggen. Dan zal ík de andere stier klaarmaken en op het hout leggen, maar er geen vuur bij leggen. Roept u daarna de naam van uw god aan, dan zal ík de Naam van de HEERE aanroepen. En de God Die door vuur antwoordt, Die is God. En het hele volk antwoordde en zei: Dat is goed. Elia zei tegen de profeten van de Baäl: Kies voor uzelf de ene jonge stier en maak die eerst klaar, want u bent met velen. Roepdan de naam van uw god aan, maar u mag er geen vuur bij leggen. Zij namen de jonge stier die hij hun had gegeven, en maakten die klaar. Ze riepen de naam van de Baäl aan, van de morgen tot de middag: O Baäl, antwoord ons! Maar er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde. Zij sprongen tegen het altaar aan, dat men gemaakt had.”
A. Toen er tegen de middag nog niets gebeurde, begon Elia hen te bespotten door te zeggen dat zij luider moesten roepen. Want misschien was hun god diep in gedachten, of zat hij op de w.c., of was hij op reis, of was hij aan het slapen.
i. Toen riepen de zogenaamde profeten van Baäl luider en zij begonnen zichzelf met zwaarden en speren te snijden totdat het bloed over hen heen stroomde. Maar helaas, er kwam geen stem en er was geen enkel teken van leven. Hun zogenaamde god was geen god, anders zou hij gehandeld hebben.
B. Vervolgens bouwde Elia het altaar in de Naam van de HEERE en maakte een geul rondom het altaar. Hij schikte het hout, verdeelde de jonge stier in stukken en legde hem op het hout.
i. Om het nog spannender te maken liet hij vier kruiken met water over het brandoffer en over het hout gieten. Dit deden zij tot driemaal toe, én Elia vulde zelf de geul met water.
ii. Toen het brandoffer en het hout doordrenkt waren en de geul gevuld met water bad Elia tot de HEERE, de God van Abraham, Izak en Israël en zei:
Vers 36b-39 – “laat het heden bekend worden dat U God bent in Israël, en ik Uw dienaar, en dat ik al deze dingen overeenkomstig Uw woord heb gedaan. Antwoord mij, HEERE, antwoord mij, zodat dit volk weet dat U, HEERE, de ware God bent, en dat U hun hart tot inkeer gebracht hebt. Toen viel er vuur van de HEERE neer, verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en het stof. Zelfs het water in de geul likte het op. Toen heel het volk dat zag, wierpen zij zich met hun gezicht ter aarde en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!”
a. God had Zich op dit moment toch wel sterk aan Elia en aan het volk bewezen. Het gevolg hiervan was dat het volk een vluchtig moment van inkeer kreeg.
C. Elia liet meteen alle 450 zogenaamde profeten van Baäl doden. En ná 3,5 jaar geen druppeltje regen te hebben gehad, zoals God dat had bepaald, ging het kort daarna regenen zoals God gezegd had.
1 Koningen 19
In hoofdstuk 19 lezen wij dat Achab alles aan zijn vrouw Izebel vertelde en hoe Elia al hun profeten met het zwaard had gedood. Toen Izebel dit hoorde, stuurde zij een bode naar Elia toe om te zeggen dat Izebel Elia morgen zou gaan vermoorden.
I. Toen Elia dit vernam, vreesde hij voor zijn leven en ging hij op de vlucht. Dit is trouwens heel bizar, vooral omdat God Zich juist zo krachtig aan Elia had bewezen. Maar nu wordt hij bevangen door angst voor een vrouw.
II. Elia ging de woestijn in en vroeg God om te mogen sterven. Hij was helemaal depri en dacht dat hij de enige in Israël was die God trouw gebleven was.
A. Maar ondanks Elia’s angst en ongeloof kwam God hem tegemoet. God voorzag Elia van eten en drinken en vroeg aan hem: ‘Wat doe je hier, Elia?’ Elia antwoorde en zei:
Vers 10 – “Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet. De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen.” Toen antwoordde God:
Vers 11-13 – “Ga naar buiten en ga op de berg staan, voor het aangezicht van de HEERE. En zie, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, die bergen spleet en rotsen in stukken brak, voor het aangezicht van de HEERE uit. Maar de HEERE was niet in de wind. Na deze wind kwam er een aardbeving, maar de HEERE was ook niet in de aardbeving. Op de aardbeving volgde een vuur, maar de HEERE was ook niet in het vuur. En na het vuur kwam het suizen van een zachte stilte. En het gebeurde, toen Elia dat hoorde, dat hij zijn gezicht met zijn mantel omwikkelde, naar buiten ging en in de ingang van de grot bleef staan. En zie, een stem kwam tot hem, die zei: Wat doet u hier, Elia?”
i. Wij zien hier dat God Zichzelf niet aan Elia openbaarde op een overdreven en uitbundige manier, in de wind, aardbeving of vuur. Nee, God openbaarde Zichzelf aan Elia door het suizen van een zachte stilte.
ii. In de grondtekst staat letterlijk dat God Zichzelf aan Elia openbaarde d.m.v. een stille, kleine stem.
a. Weet je, als je op zoek bent naar God in overdreven en uitbundige manifestaties, dan zal je niet alleen bedrogen uitkomen, maar zal je hoogstwaarschijnlijk ook nog eens misleid worden.
b. Want God Die almachtig is, hoeft Zichzelf niet uitbundig te bewijzen.
c. Jezus zei over Zichzelf dat aan Hem alle macht in de hemel en op aarde gegeven is, en wat deed Hij? Hij waste de voeten van Zijn discipelen. Jezus manifesteerde Zijn almacht op een zeer eenvoudige wijze.
1. God wil Zijn wedergeboren kinderen leren om Zijn stille, kleine stem te gaan onderscheiden te midden van alle andere stemmen die om ons heen om aandacht schreeuwen. En hiermee bedoel ik niet jullie blèrende kinderen.
2. Nee, de stemmen die onze aandacht opeisen zijn het journaal, YouTube filmpjes die niets met het Woord van God te maken hebben, audio en visuele media die schreeuwt over complottheorieën, sociale media die bedoeld is om ons mee te slepen in de doctrines van allerlei activisten die vooral nu keihard bezig zijn.
3. Al deze stemmen zijn bedoeld om de stem van God te verdringen. Als je Gods stem wil leren kennen, dan kan dat alleen als je het Woord van God gaat leren kennen.
(i) Wanneer je in alle oprechtheid God in Zijn Woord zoekt en najaagt dan zal Hij d.m.v. Zijn stille, kleine stem tot jouw hart spreken. Het is dan wel zaak dat je alle andere stemmen, waar mogelijk, uit zet.
II. Nu God Elia’s aandacht had, vertelde God hem om een aantal koningen te zalven en aan te stellen. Elia moest ook Elisa tot profeet zalven in zijn plaats.
III. Elia ging daar vandaan en trof Elisa aan. Hij was met twaalf span runderen de grond aan het ploegen. Elia wierp zijn mantel naar Elisa toe.
A. Elisa wist precies wat dat betekende; en dan staat er dat Elisa Elia volgde en hem diende.
B. Toen ik anderhalf jaar geleden de preekserie deed over het maken van discipelen haalde ik Elia en Elisa aan als het Oud Testamentische voorbeeld van het maken van een discipel.
i. Wij zien hier het begin van het proces van discipelschap. Elisa laat alles vallen om zijn meester en heer na te volgen om van hem te leren en om hem te dienen.
1 Koningen 21
In hoofdstuk 21 heeft Izebel, de vrouw van Koning Achab, een zekere Naboth vermoord, omdat Achab zijn wijngaard wilde overnemen, maar Naboth weigerde. Izebel heeft dus om aan dat stuk grond te komen deze Naboth laten vermoorden.
Dan spreekt God wederom tot Elia en zegt dat hij naar Achab moet gaan. Hij moet tegen hem zeggen, dat honden op de plaats waar zij het bloed van Naboth hebben opgelikt, het bloed van Achab zullen oplikken. Elia zei ook, dat de honden het lichaam van Izebel zullen opeten. God zegt ook, dat Hij alle nakomelingen van Achab zal uitroeien. Misschien lijkt dit nogal over de top, maar kijk wat er over Achab geschreven staat:
Vers 25-26 – “Er is nooit iemand zoals Achab geweest, die zichzelf verkocht om te doen wat slecht is in de ogen van de HEERE, omdat Izebel, zijn vrouw, hem daartoe aanspoorde. Hij handelde zeer gruwelijk door achter de stinkgoden aan te gaan, overeenkomstig alles wat de Amorieten hadden gedaan, die de HEERE van voor de ogen van de Israëlieten verdreven had.”
2 Koningen Hoofdstuk 1
In 2 Koningen hoofdstuk 1 staat een zeer bijzonder verslag over Koning Ahazia, de zoon van Achab en Izebel, de opvolger van Koning Achab.
Hij viel door het traliewerk van zijn bovenvertrek en raakte verwond en ziek. Hij wilde weten of hij zou gaan herstellen of aan de ziekte zou overlijden. Dus stuurde hij boden om de afgod van Ekron, Baäl-Zebub, te raadplegen.
Toen sprak God weer tot Elia. Hij zei hem deze boden tegemoet te gaan om het volgende tegen hen te zeggen:
Vers 3b-4 – “Is het omdat er geen God in Israël is dat u Baäl-Zebub, de god van Ekron, gaat raadplegen? Daarom, zo zegt de HEERE: U zult niet van het bed afkomen waarop u bent gaan liggen, maar u zult zeker sterven.”
I. De boden brachten deze boodschap aan Koning Ahazia. Omdat de koningen van Israël Elia als hun vijand zagen, liet Ahazia Elia halen door een hoofdman van vijftig plus zijn vijftig soldaten.
A. Vers 9b-10 – “…Toen deze naar hem toe klom – want zie, Elia zat op de top van een berg – sprak hij tot hem: Man Gods, de koning heeft gesproken: Kom naar beneden!10Maar Elia antwoordde en sprak tot de hoofdman over vijftig: Als ik een man Gods ben, laat er dan vuur uit de hemel neerkomen en u en uw vijftigtal verteren. Toen kwam er vuur uit de hemel neer en dat verteerde hem en zijn vijftigtal.”
i. Dit gebeurde hierna nog een keer. De derde keer dat Ahazia 51 soldaten naar Elia stuurde, boog de hoofdman voor Elia neer en smeekte hem om hem en zijn mannen te laten leven.
ii. Toen sprak God tot Elia. Hij zei dat Elia hij deze keer met de mannen mee moest gaan, wat Elia dan ook deed. Hij vertelde de koning nu zelf wat God al eerder tot hem zei en Ahazia stierf overeenkomstig het Woord van de HEERE.
Hoofdstuk 2
Vers 1 – “Het gebeurde nu, toen de HEERE Elia in een storm zou opnemen in de hemel, dat Elia met Elisa uit Gilgal wegging.”
I. Nadat Elia en Elisa uit Gilgal weggingen, kwamen de leerling-profeten uit Bethel naar Elisa en zeiden dat God zijn meester van hem weg zal nemen. De leerling-profeten uit Jericho zeiden hetzelfde. Het was voor Elisa dus duidelijk, dat God Elia van hem weg zou nemen.
II. Op een gegeven moment vroeg Elia aan Elisa wat hij voor hem zou kunnen doen voordat God hem wegnam. Elisa vroeg om twee delen van de Geest van God Die op Elia rustte.
A. Elisa zag, dat de Geest van God bijzondere werken door Elia heen verrichtte. En omdat Elisa hem zou opvolgen, wilde hij hetzelfde.
B. Het vragen om twee delen van de Geest betekent niet dat Elisa twee keer zo veel kracht kreeg, maar dat hij het deel zou krijgen dat weggelegd was voor de eerstgeboren zoon in een gezin.
i. In Deuteronomium 21:17 staat dat het dubbele deel van een erfenis de eerstgeboren zoon toekomt.
ii. In het geval van Elia en Elisa ziet Elisa zichzelf als de geestelijke eerstgeboren zoon van Elia en vraagt dus om een dubbel deel van wat Elia had.
III. Toen zij al sprekend verder liepen, verscheen er een vurige wagen met vurige paarden en deze voerde Elia in een storm naar de hemel.
A. Er zijn twee mensen in de Bijbel die niet lichamelijk gestorven zijn: de een is Henoch in Genesis 5. Hij werd door God opgenomen, zoals wij die wedergeboren zijn ook opgenomen gaan worden wanneer de opname plaatsvindt. De tweede is Elia.
IV. Meteen hierna kwamen de mannen van Jericho naar Elisa toe, omdat de waterbron vervuild was. Mensen overleden daaraan.
A. Elisa vroeg om een nieuwe schaal gevuld met zout. Zij brachten hem de schaal en vervolgens ging Elisa naar de waterbron toe en wierp het zout erin.
i. Toen Elisa dat deed zei hij tegen hen: ‘Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood of misgeboorte meer door komen.’ En zo werd dat water gezond’.
a. Nu weten wij dat zout geen wondermiddel is, maar God gebruikte iets heel basics om aan te geven dat Hij bij machte is om zelfs het eenvoudigste te gebruiken om Zijn kinderen te zegenen tot eer en verheerlijking van Zijn naam.
b. Ík ben geen wondermiddel. Als God mij, een eenvoudige Indische jongen, kan gebruiken, kan God iedereen gebruiken, dus ook jou. Al ben je een kind, God kan en wil jou gebruiken!
V. Toen Elisa richting Bethel ging, kwam hij een groep jongeren tegen die hem bespotten. Ze zeiden tegen hem: ‘Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!’
Elisa vervloekte hen in de Naam van de HEERE, waardoor twee beren uit het woud kwamen en 42 van deze jongeren verscheurden.
A. Helaas staat er in de H.S.V. dat het om kleine jongens ging, maar dat is niet een juiste vertaling. Het woord dat hier in de grondtekst gebruikt wordt, duidt ook jongeren aan tot 20 jaar oud.
i. Hier protesteerde een groep jonge mannen uit de stad tegen Elisa. Door te zeggen ‘ga op, ga op’ wilden zij dat Elisa, net als Elia, voor altijd zou verdwijnen.
ii. Denk niet dat het een groep vervelende, kleine jongens was, nee, het was eerder een groep agressieve jongeren zoals je die nu ook in de V.S. ziet ‘protesteren’.
iii. De straf geeft aan hoe ernstig hun overtreding was, want God had Elisa als Zijn profeet, Zijn waakhond gekozen om Zijn volk in het gareel te houden.
Hoofdstuk 4
In hoofdstuk 4 komen wij een vrouw tegen die de echtgenote was van een van de leerling-profeten. Haar man was overleden en een schuldeiser kwam om haar twee kinderen in beslag te nemen als slaven.
Ze vroeg Elisa om hulp en hij vroeg haar wat zij in huis had. Zij had slechts een klein kruikje met olie. Vervolgens droeg hij haar op om buitenshuis zo veel mogelijk lege kruiken te verzamelen. Ze moest ook deze lege kruiken met haar kleine kruikje olie gaan vullen.
Vers 5-6 – “Zo ging zij bij hem vandaan en sloot de deur achter zich en achter haar zonen. Die gaven haar de kruiken aan en zij goot de olie erin. En het gebeurde, toen die kruiken vol waren, dat zij tegen haar zoon zei: Geef mij nog een kruik aan. Maar hij zei tegen haar: Er is geen kruik meer. Toen hield de olie op te stromen. Zij kwam en vertelde het de man Gods. Hij zei: Ga de olie verkopen en betaal uw schuldeiser. En wat u en uw zonen betreft, u kunt leven van wat overblijft.”
I. Dit is alweer zo’n prachtig wonder waarin wij zien dat God te midden van een afvallig volk voor de Zijnen zorgt.
II. Hier valt mij op dat God de olie liet blijven vloeien zolang er een lege kruik was die gevuld kon worden met de olie.
A. Ik zie hierin een parallel, omdat Hij, wanneer wij vervuld willen zijn met de Heilige Geest, wanneer wij willen wandelen en handelen in de Geest, wanneer wij tot in de kleinste details van ons leven geleid willen worden door de Heilige Geest, ons moet kunnen vullen.
i. Wij moeten dus een lege kruik zijn. Wij moeten niet vol van onszelf zijn, maar wij moeten ruimte maken in ons wezen en in ons leven, zodat de Geest in ons kan vloeien en door ons heen kan werken.
ii. Er moet ruimte zijn voor het Woord van God. Vandaar dat Paulus schrijft dat wij het Woord van Christus rijkelijk in ons moeten laten wonen. Zo kunnen wij vervuld zijn met Zijn Geest.
a. Johannes de Doper had het door. Hij zei: ‘Jezus moet meer in mij worden en ik moet minder worden.’
Hoofdstukken 4-13
In het resterende deel van de hoofdstukken 4 tot en met 8 zien wij, dat God zeer bijzondere wonderen door de bediening van Elisa verricht.
I. In hoofdstuk 4 zien wij, dat een overleden zoon van een zekere vrouw uit de stad Sunem door Elisa uit de dood teruggebracht wordt.
II. Elisa zat even later in hoofdstuk 4 met een groep leerling-profeten rond het vuur en ze zetten een grote pot soep op het vuur. Een van hen had per ongeluk wat giftige planten in de soep gedaan waardoor de soep niet te eten was.
A. Elisa gooide er wat meel in en God zorgde ervoor dat het wel te eten was en iedereen at ervan. Meel is ook geen wondermiddel.
III. Er was ook een wonder waarbij God 20 gerstebroodjes vermenigvuldigde. Elia voedde hier 100 mannen mee, er bleven zelfs restanten van over. À la Jezus!
IV. In hoofdstuk 5 wordt Naäman, de legerbevelhebber van de koning van Syrië, van zijn melaatsheid genezen door zichzelf zeven keer in de rivier de Jordaan te dopen.
V. In hoofdstuk 6 ging Elisa met de leerling-profeten erop uit om hout te hakken. Op een gegeven moment valt de bijlkop van de steel van een van hen en zinkt in de rivier. Elisa gooit een stuk hout op het water en de bijlkop dreef naar boven zodat hij hem terugkreeg. Hij had de bijl van iemand geleend.
VI. Er gebeurden nog andere wonderen door Elisa heen, maar de tijd is op. Elisa wordt ziek en overlijdt aan zijn ziekte in hoofdstuk 8.
Hoofdstukken 14-25
I. In de resterende hoofdstukken zien wij dat er in het noordelijke rijk, Israël, alleen maar slechte koningen waren. Dit heeft ertoe geleid, dat Israël in het jaartal 722 v.Chr. door de Assyriërs gevangengenomen werd waarvan zij nooit terug waren gekomen.
II. Ook zien wij, dat er in Juda nog drie goede koningen waren. Koning Hizkia wordt als de beste koning van Juda beschouwd. De rest was allemaal slecht. Dit heeft ertoe geleid, dat Juda in het jaartal 586 v.Chr. door de Babyloniërs gevangen werd genomen en Jeruzalem geheel werd verwoest.
A. Maar, waar Israël nooit uit hun ballingschap terugkwam, kwam Juda wel terug onder leiding van Ezra en Nehemia. Dit zullen wij na 1 en 2 Kronieken gaan behandelen.
I. Tot slot wil ik een paar dingen noemen die wij uit 1 en 2 Koningen moeten meenemen:
A. Galaten 6:7 –“Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten.”
B. Romeinen 6:23a – “Het loon van de zonde is de dood.”
C. Deze twee Bijbelse principes komen heel duidelijk naar voren in 1 en 2 Koningen. Het is ook duidelijk, dat God, ondanks alle afvalligheid en rebellie tegen Hem, genadig is en blijft jegens degenen die Hem navolgen en die Zijn Woord in acht nemen.
i. En zoals de eerste twee principes anno nu gelden, geldt ook de laatste.
ii. Het maakt niet uit wat er in de wereld om ons heen allemaal gebeurt; als jij Jezus Christus navolgt, als jij het Woord van God, de Bijbel, leest, bestudeert, je eigen maakt en in acht neemt, dan zal God Zichzelf krachtig aan jou tonen.
iii. Als jij dit niet doet, dan word je meegesleurd in alles waarmee de wereld zich nu bezighoudt. De keus is aan jou!