R66008 Ruth
I. Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht gaan bekijken om 1) Jezus erin te ontdekken2) om de belangrijkste levenslessen eruit te halen en 3) om Gods Woord beter te leren kennen zodat wij God beter gaan leren kennen waardoor ons geloof zal groeien. “Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.”
A. Hoe jij het Woord van God, de Bijbel ziet, bepaalt ook hoe jij God ziet. Zie jij de Bijbel als het foutloze en onfeilbare Woord van God, dan zal de God van de Bijbel gegarandeerd een grote God voor jou zijn. Als jij niet in de foutloosheid en onfeilbaarheid van de Bijbel gelooft, dan zal de God van de Bijbel voor jou altijd een kleine God blijven.
i. De doctrine van het Woord van God en de doctrine van God Zelf zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Als wij als kerk beweren, dat wij de God van de Bijbel willen leren kennen, dan kan dat absoluut niet zonder dat wij de Bijbel van die God moeten leren kennen. Vandaar o.a. de Route 66 serie.
B. Deze keer kijken wij naar het 8e Bijbelboek Ruth. (Jesaja 40:8)
INLEIDING
I. Wij hebben in ons overzicht van het boek Richteren gezien, dat de periode van de richteren ca. 350 jaar lang duurde en dat dit de meest duistere periode is geweest in de geschiedenis van Israël. Over die periode schreef Samuël: ‘In die dagen was er geen koning in Israël: eenieder deed wat juist was in zijn ogen.’ In onze vorige studie hebben wij gezien wat dat precies inhield, én dat de ongelovige wereld om ons heen anno nu dezelfde filosofie hanteert; ‘er is geen koning en eenieder doet wat juist is in zijn/haar ogen. (Richteren 21:25)
II. Te midden van deze duistere en afvallige periode vinden wij de gebeurtenissen van het boek Ruth, die niet slechts getuigen van de oprechtheid en goddelijkheid van de hoofdrolspelers, maar vooral van de trouw van God.
A. Ruth is niet slechts een op zichzelf staand verhaal uit het O.T. Het is een waargebeurd verslag dat gaat over echte mensen van vlees en bloed die in de zeer moeilijke en duistere periode van de richteren hebben geleefd. Het is een liefdesverhaal, maar niet zoals je denkt. Het is ook een verkondiging van Gods voorzienigheid en van Zijn trouw aan Zijn reddingsplan. Het is ook een verslag dat ons op Jezus Christus wijst, Die pas 1.000 jaar later op het toneel kwam.
i. “Het is werkelijk een blinkende ster in een inktzwarte lucht, een prachtige roos die in een dorre woestijn bloeit, een zuivere edelsteen die glinstert tussen vuil afval, een heerlijke geur te midden van een steriele omgeving.” J. Sidlow Baxter
Ruth 1:1-2 – “In de dagen dat de richters leidinggaven aan het volk, gebeurde het dat er hongersnood was in het land. Daarom ging een man uit Bethlehem in Juda op weg om als vreemdeling in de vlakten van Moab te verblijven, hij, zijn vrouw en zijn twee zonen. De naam van de man was Elimelech, de naam van zijn vrouw Naomi en de namen van zijn twee zonen Machlon en Chiljon, Efrathieten uit Bethlehem in Juda. En zij kwamen in de vlakten van Moab en bleven daar.”
I. Heel duidelijk staat er dat de gebeurtenissen van Ruth plaatsvonden tijdens de periode waarin de richters leidinggaven aan Israël; oftewel tijdens de periode van de Richteren. Er was in die tijd hongersnood in het land.
A. De hongersnood was hoogstwaarschijnlijk een gevolg van Israëls ongehoorzaamheid aan het overduidelijke Woord van God. Maar desondanks staat er nergens dat Elimelech en zijn gezin de Heere zochten tijdens deze hongersnood.
B. Het is wel duidelijk, dat Elimelech en zijn gezin weigerden om op God te vertrouwen. Zij hadden een menselijke oplossing gezocht en vertrokken uit het beloofde land om naar een vijandig gebied toe te gaan.
II. Hun beslissing was triest, omdat zij het beloofde land uitgingen, zij verlieten Bethlehem in Juda.
A. Bethlehem betekent ‘huis van brood’ en Juda betekent ‘lof of lofprijzing’. Dit betekent dus dat Elimelech en zijn gezin er bewust voor hadden gekozen om het huis van brood en om lofprijzing te verlaten. In de volgende verzen zien wij wat het gevolg daarvan was.
III. De naam Elimelech betekent ‘mijn God is koning’. De naam Naomi betekent ‘vreugde of plezier’.
A. Het is juist ook om de betekenis van hun namen des te meer jammer dat zij besloten hadden om Gods oordeel oftewel de hongersnood te ontvluchten. Zij bekeerden zich niet en vertrouwden niet op God.
B. Omdat zij zichniet wilden bekeren en niet op God wilden vertrouwen, is er niets overgebleven van de betekenis van hun namen.
i. Als de levende God van Israël toch wel echt Elimelechs koning was en als Naomi toch wel echt haar vreugde en haar plezier in God zocht, dan waren zij nooit uit Bethlehem weggegaan.
ii. Maar nu verlieten zij dé plek waar God hen hebben wilde, dé plek waar Gods zegen te krijgen was, dé plek waar zij God konden dienen, dé plek waar God in hun levensonderhoud zou voorzien, én dé plek waar zij geestelijk gevoed en verzorgd zouden worden, namelijk de plek van fellowship. Zij verlieten Bethlehem, het huis van brood dat in de plaats Juda lag, de plaats van lofprijzing.
IV. Het was op zich al erg genoeg dat zij het huis van brood verlieten. Maar waar zij naartoe gingen was nog erger. Zij kwamen in de vlakten van Moab en bleven daar.
A. De afgod die door de Moabieten aanbeden werd was Kamos. God zegt in 1 Koningen 11 dat Kamos de gruwel van Moab is. (1 Koningen 11:7)
B. Het is echt niet goed als je in Gods ogen een gruwel bent. Het was dus ook echt niet goed dat Elimelech en zijn gezin daar naartoe vluchtten.
Ruth 1:3-5 – “Elimelech, de man van Naomi, stierf, en zij bleef achter met haar twee zonen. Die namen voor zich Moabitische vrouwen. De naam van de ene was Orpa en de naam van de andere Ruth. En zij bleven daar ongeveer tien jaar. En die twee, Machlon en Chiljon, stierven ook. Zo bleef de vrouw achter, zonder haar twee zonen en zonder haar man.”
I. Elimelech en zijn gezin vluchttenuit Bethlehem naar Moab om hun leven te redden. Het is dus ironisch dat Elimelech en zijn twee zonen in Moab overleden. Zij zochten graan, maar vonden hun graf.
A. Nu verbleef Naomi in een vreemd land, zonder haar man en zonder haar zonen. Maar, ondanks alle ellende is de relatie tussen Naomi en haar schoondochters door de jaren heen gaan groeien. Kijk naar wat er gebeurt:
Ruth 1:6-8 – “Toen maakte zij zich met haar schoondochters gereed en keerde terug uit de vlakten van Moab, want zij had in het land Moab gehoord dat de HEERE naar Zijn volk omgezien had door hun brood te geven. Daarom trok zij weg uit de plaats waar zij geweest was, en haar twee schoondochters gingen met haar mee. Toen zij op weg gegaan waren om terug te keren naar het land Juda, zei Naomi tegen haar twee schoondochters: Ga heen, keer terug, ieder naar het huis van haar moeder. Moge de HEERE jullie goedertierenheid bewijzen, zoals jullie die bewezen hebben aan hen die gestorven zijn, en aan mij.”
I. Naomi kreeg te horen, dat de HEERE naar Israël omgezien had en Israël voorzien had van brood. Ik kan me voorstellen dat dit nieuws voor Naomi bitterzoet was.
A. Aan de ene kant was ze waarschijnlijk blij om weer naar huis te kunnen gaan, maar aan de andere kant had ze wellicht enorme spijt dat zij überhaupt uit Bethlehem weggegaan waren. Vooral nu, omdat zij haar man en twee zonen kwijt was.
B. Uit haar reactie hier en verderop in het hoofdstuk blijkt, dat Naomi zeer verbitterd is geworden. Alhoewel het niet expliciet in de tekst staat, kan het zo geweest zijn, dat Naomi bij Elimelech erop aandrong om uit Bethlehem weg te gaan om de hongersnood te ontvluchten. Als dat zo is, dan verklaart dat zeker haar bitterheid.
II. Naomi en haar twee schoondochters vertrokken dus richting Bethlehem. Op een gegeven moment beseft Naomi zich dat het voor haar schoondochters eigenlijk beter is om in Moab te blijven. Hierom drong Naomi aan:
Ruth 1:9 – “Moge de HEERE jullie geven dat jullie rust vinden, ieder in het huis van haar man. Toen zij hen kuste, begonnen zij luid te huilen.”
I. Naomi wenst haar schoondochter toe dat de HEERE hun rust zal geven, ieder in het huis van haar man. Naomi wenst dus dat God aan Orpa en Ruth ieder een man zal geven waarbij zij haar rust zal vinden.
A. De rust waar Naomi over spreekt is niet rust in de zin van rust of vrede of gewoon lekker chillen. Nee, het oud Hebreeuwse woord dat Naomi hier gebruikt is ‘menuchah’ en het betekent rust in de zin van een veilig onderkomen. Wanneer de Hebreeërs destijds spraken van een huis van een man, dan gebruikten zij het woord ‘menuchah’, een veilig onderkomen.
i. Dit is echt een belangrijk onderdeel in het verhaal, want het Oude Midden-Oosten was absoluut niet vrouwvriendelijk, vooral niet voor ongehuwde vrouwen en jonge weduwen. Sterker nog, het was simpelweg gevaarlijk om een alleenstaande vrouw te zijn.
ii. De enige plek waar een vrouw veiligheid en respect kon vinden, was in het huis van haar eigen man. Alleen hier was de vrouw beschermd tegen slavernij, verwaarlozing en de wellustigheid van losbandige mannen.
iii. Dit had Naomi voor ogen toen zij bij Orpa en Ruth erop aandrong om terug te keren. Maar kijk wat er gebeurt:
Ruth 1:10-15 – “En zij zeiden tegen haar: Voorzeker, wij keren met u terug naar uw volk. Maar Naomi zei: Keer terug, mijn dochters! Waarom zouden jullie met mij meegaan? Heb ik nog zonen in mijn lichaam, die jullie tot mannen zouden kunnen worden? Keer terug, mijn dochters! Ga heen, want ik ben te oud om een man te hebben. Al zou ik zeggen: Ik heb hoop, en al zou ik zelfs in deze nacht een man hebben, ja zelfs zonen baren, zouden jullie dan wachten tot zij groot geworden waren? Zou dat jullie er dan van weerhouden om een man te hebben? Nee, mijn dochters, want het is voor mij veel bitterder dan voor jullie: de hand van de HEERE is tegen mij uitgestrekt. Toen begonnen zij opnieuw luid te huilen. En Orpa kuste haar schoonmoeder, maar Ruth klampte zich aan haar vast. Daarom zei zij: Zie, je schoonzuster is teruggekeerd naar haar volk en naar haar goden. Keer ook terug, je schoonzuster achterna.”
I. Naomi doet haar uiterste best om haar schoondochters terug te laten keren, omdat zij weet dat het het allerbelangrijkste voor hen is om die ‘menuchah’ te vinden ,een veilig onderkomen, waarin alleen een man kan voorzien.
A. Orpa besefte dat Naomi gelijk had en zij gaf Naomi een afscheidskus en keerde terug. Maar kijk nu wat Ruth deed:
Ruth 1:16-18 – “Maar Ruth zei: Dring er bij mij niet langer op aan u te verlaten en terug te gaan, bij u vandaan. Want waar u heen gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik overnachten. Uw volk is mijn volk en uw God mijn God. Waar u sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. De HEERE mag zó en nog veel erger doen: voorzeker, alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en u. Toen zij zag dat zij zich vast voorgenomen had met haar mee te gaan, hield zij op tot haar te spreken.”
I. Ondanks dat Elimelech, Naomi en hun zonen foute keuzes hadden gemaakt door Bethlehem te verlaten en niet geheel uit geloof te leven, blijkt toch, dat hun levenswijze getuigd heeft van de levende God van Israël. Want anders had Ruth niet gezegd wat zij gezegd had.
A. Ruth verklaart, dat de God van Naomi ook haar God is. Deze verklaring getuigt van het feit dat zij echt tot geloof in de God van Israël is gekomen. En dat is bepalend voor alles dat hierna gebeurt.
II. Ik zei eerder dat het boek Ruth een liefdesverhaal is, maar niet eentje zoals wij wellicht hebben gedacht. Dit liefdesverhaal gaat om de liefde van Ruth voor haar schoonmoeder.
A. Door wat Ruth zei en door er ook naar te handelen bewees Ruth op een onomstotelijke wijze haar liefde voor Naomi.
B. Door deze ene keus van Ruth gaf zij haar eigen zekerheid op, haar eigen veiligheid, haar geborgenheid en rust ‘menuchah’, oftewel een veilig onderkomen. Zij legde haar eigen leven neer voor Naomi én voor God.
C. Wij mogen haar besluit absoluut niet onderschatten, want Ruth heeft letterlijk alles opgegeven. Zij was er zelfs toe bereid om te lijden omwille van haar schoonmoeder Naomi.
i. Dit is natuurlijk een prachtig beeld van hoe wij heidenen, of niet-Joden tot geloof komen in de God van Israël door het offer van Jezus Christus aan het kruis.
III. Ruth was niet alleen een niet-Jood, maar zij was ook nog eens een Moabitische vrouw. God had in Deuteronomium 23 de Moabieten vervloekt, waardoor geen enkele Moabiet toegang zou kunnen krijgen tot de gemeenschap van de HEERE. Volgens de Wet van Mozes was het Ruth dus niet toegestaan om überhaupt deel uit te mogen maken van Israël.
A. In het verhaal van Ruth zien wij dus dat genade zegeviert over de Wet. De Wet kan niemand redden. De mens kan alleen gered worden door Gods genade.
i. En zo ook wij. Ook wij hadden onder de Wet van Mozes geen toegang tot de God van Israël. Maar door Zijn dood aan het kruis heeft Jezus Christus voor ons bemiddeld.Hierdoor wordt ons ook genade geschonken, waardoor wij door geloof in Jezus Christus toegang krijgen tot de enige echte levende God van de Bijbel.
Ruth 1:19-22 – “Zo gingen zij samen verder, tot zij in Bethlehem kwamen. En het gebeurde, toen zij Bethlehem binnenkwamen, dat de hele stad over hen in rep en roer raakte, en de vrouwen zeiden: Is dit Naomi? Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Ík ging vol weg, maar de HEERE heeft mij leeg laten terugkeren. Waarom zou u mij Naomi noemen, nu de HEERE tegen mij getuigd heeft en de Almachtige mij kwaad gedaan heeft? Zo keerde Naomi terug, en met haar Ruth, de Moabitische, haar schoondochter. Zij keerde uit de vlakten van Moab terug. En zij kwamen in Bethlehem, aan het begin van de gersteoogst.”
I. Naomi is waarschijnlijk zo’n 12 jaar weggeweest. Nu zij terug is in Bethlehem vroegen de vrouwen zich af of zij inderdaad de Naomi is die zij van vroeger kenden.
A. Wellicht zag Naomi er anders uit, omdat zij in 12 jaar tijd heel oud was geworden. Het kan zijn dat zij door alle ellende en door haar ongehoorzaamheid aan de HEERE in die 12 jaar er helemaal uitgeput, gebroken en terneergeslagen uitzag.
i. Dit is vaak het geval wanneer mensen willens en wetens levenskeuzes maken die buiten de wil van God zijn. Zonde, ongehoorzaamheid aan God, het uit eigen kracht willen doen, leven zoals mensen zelf willen, dat zijn allemaal dingen die je heel snel heel oud kunnen maken.
II. Naomi zei tegen de vrouwen dat zij haar niet langer Naomi moesten noemen wat ‘vreugde of plezier’ betekent, maar dat zij haar Mara moesten noemen, wat ‘bitter’ betekent. Het valt me trouwens op dat niemand haar Mara noemt.
A. Wat Naomi in Moab overkwam, is niet niets. Zij verloor haar man en haar twee zonen. Maar om God daarvan de schuld te geven, is niet eerlijk.
B. Zij zegt, dat zij vol was toen zij vertrok, maar dat zij nu leeg is teruggekomen. Dat is natuurlijk niet waar. Zij is met Ruth teruggekomen over wiein hoofdstuk 4 gezegd wordt dat Ruth beter is dan zeven zonen.
i. Ik wil hiermee aangeven, dat wanneer jij en ik bewust een levenskeus maken die buiten Gods wil omgaat, en als wij vervolgens opgezadeld worden met de consequenties van die keus, wij geneigd kunnen zijn om God daarvan de schuld te willen geven.
ii. Dit is een zeer slechte getuigenis naar de wereld toe. Want door ons eigen toedoen gaan wij God in een kwaad daglicht stellen bij de mensen om ons heen. God is hier niet van gediend en met dit soort getuigenissen zullen wij de Grote Opdracht echt niet gaan vervullen.
a. Laat dit dus een waarschuwing voor ons zijn om altijd de wil en de weg van de HEERE te blijven zoeken én te doen, zodat wij ons niet in zo’n situatie bevinden dat wij God de schuld van dingen gaan geven.
III. Aan het einde van vers 22 staat dat Naomi en Ruth in Bethlehem kwamen aan het begin van de gersteoogst. Hier lezen wij misschien heel gauw overheen, maar het is een detail dat ons wijst op de voorzienigheid van de Almachtige God.
Ruth 2:1 – “Nu had Naomi een bloedverwant van de kant van haar man, een zeer vermogend man, uit het geslacht van Elimelech, en zijn naam was Boaz.”
I. Hoofdstuk 2 begint met een kanttekening die ons voorstelt aan Naomi’s bloedverwant, Boaz. Houd dit in je achterhoofd.
Ruth 2:2-23 – “Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: Laat mij toch naar de akker gaan en aren rapen achter hem in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zei tegen haar: Ga, mijn dochter. Daarop ging zij op weg, kwam op de akker en raapte aren achter de maaiers. En het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terechtkwam, die uit het geslacht van Elimelech was. En zie, Boaz kwam uit Bethlehem, en zei tegen de maaiers: De HEERE zij met u! En zij zeiden tegen hem: De HEERE zegene u! Daarop zei Boaz tegen zijn knecht die over de maaiers aangesteld was: Wie behoort deze jonge vrouw toe? De knecht die over de maaiers aangesteld was, antwoordde en zei: Dat is de Moabitische jonge vrouw die met Naomi teruggekeerd is uit het land Moab. Zij zei: Laat mij toch aren rapen en verzamelen tussen de schoven, achter de maaiers. Zo is zij gekomen en zij is gebleven van vanmorgen af tot nu toe. Zij heeft bijna niet binnen gezeten. Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken. Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen. Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde, boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben? Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende. Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen. En zij zei: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, want u hebt mij getroost en u hebt naar het hart van uw dienares gesproken, hoewel ik niet ben als een van uw dienaressen. Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom er hier bij en eet van het brood en doop uw stukje brood in de zure wijn. Zo zat zij neer naast de maaiers, en hij reikte haar geroosterd koren aan. En zij at en werd verzadigd en hield nog over. Toen zij opstond om weer aren te gaan rapen, gebood Boaz zijn knechten: Laat haar ook tussen de schoven rapen en val haar niet lastig. Ja, laat ook opzettelijk voor haar wat vallen uit de bundels aren en laat het liggen, zodat zij het op kan rapen, en bestraf haar niet. Zo raapte zij aren op de akker tot de avond. En wat zij geraapt had, klopte ze uit. Het was ongeveer een efa gerst. En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar. Vervolgens zei haar schoonmoeder tegen haar: Waar heb je vandaag aren geraapt en waar heb je gewerkt? Moge hij die naar je omgezien heeft, gezegend worden. En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had en zei: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: Moge hij, die zijn goedertierenheid niet onthouden heeft aan de levenden en aan de doden, gezegend worden door de HEERE. Verder zei Naomi tegen haar: Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabitische, zei: Bovendien heeft hij tegen mij gezegd: U moet dicht bij mijn knechten blijven, totdat zij met heel mijn oogst klaar zijn. Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat je met de meisjes die voor hem werken meegaat, zodat ze je op een andere akker niet lastigvallen. Zo bleef zij dicht bij de meisjes van Boaz om aren te rapen, tot de gersteoogst en de tarweoogst voorbij waren. En zij bleef bij haar schoonmoeder.”
I. Ruth doet hier in hoofdstuk 2 wat God volgens de wet sociale voorzieningen ingesteld heeft in Leviticus 19. God geeft aan dat degenen die akkers hebben, de randen daarvan niet helemaal mogen afmaaien. Ook mag niet opgeraapt worden wat de maaiers laten vallen, zij moeten het laten liggen.
A. Hiermee voorzag God in het levensonderhoud van de armen en van de vreemdelingen. Zij mochten dan op de akkers gaan rapen wat niet langs de randen gemaaid werd en wat de maaiers eventueel op de grond lieten vallen.
i. Het is een goed werkend socialezekerheidsstelsel, want het voorziet niet slechts in het levensonderhoud, maar het voorkomt dat men achterover op zijn stoel zit.
II. Ruth kon op elke willekeurige akker terechtkomen om te rapen, maar er staat in vers 3: ‘En het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terechtkwam, die uit het geslacht van Elimelech was’.
A. De rabbijnen zeggen dat toeval geen koosjer woord is. Toeval bestaat bij God niet. En dit is zeer zeker het geval bij Ruth.
B. Er staat ‘het overkwam haar’. Ruth ging er op uit om aren te rapen, omdat zij en Naomi alles kwijt waren. Zij behoorden tot de armen.
C. Maar door Gods voorzienigheid kwam zij terecht op de akker van Boaz.
i. Vaak is dat ook zo met ons. Wij handelen gewoon op een natuurlijke manier, omdat het gewoon logisch is. En dan merken wij achteraf dat God ons op een bovennatuurlijke wijze door de Heilige Geest geleid heeft.
III. Dat God Ruth naar de akker van Boaz toe had geleid, blijkt uit meerdere zaken. Kijk bijvoorbeeld naar hoe liefdevol en genadig Boaz met Ruth omgaat.
A. Boaz zei haar om alleen op zijn akker te rapen, om niet bij hem weg te gaan. Zij moest dicht bij zijn dienstmeisjes blijven. Zij mocht in de kantine aanschuiven om te drinken. Ruth mocht ook nog eens met zijn werkploeg samen eten.
B. Vervolgens zei Boaz tegen zijn medewerkers om Ruth niet slechts langs de randen van de akker te laten rapen, maar ook gewoon tussen de schoven, dus van het beste. Sterker nog, de medewerkers moesten zelfs bewust wat bundels aren laten vallen zodat Ruth deze kon rapen.
i. Wat Boaz voor Ruth deed, is ongekend. Als Ruth op een andere akker terecht was gekomen, dan zou zij wellicht in gevaar komen, dan zou er wellicht misbruik van haar gemaakt worden.
ii. Daarom zei Boaz om daar bij hem te blijven. Het was dus totaal geen toeval. Het was door Gods voorzienigheid dat Ruth op de akker van Boaz terechtkwam.
Ruth 3:1-18 – “En Naomi, haar schoonmoeder, zei tegen haar: Mijn dochter, zou ik geen plaats van rust (‘menuchah’) voor je zoeken, waar het je goed zal gaan? Welnu, is Boaz, bij wiens meisjes je geweest bent, geen bloedverwant van ons? Zie, hij gaat vannacht op de dorsvloer gerst wannen. Was je dan en zalf je en doe je beste kleren aan en ga naar de dorsvloer, maar zorg ervoor dat je niet door de man wordt opgemerkt, voordat hij klaar is met eten en drinken. En het zal gebeuren als hij gaat liggen, zorg dan dat je de plaats weet waar hij ligt. Ga er dan heen, sla de deken aan zijn voeteneind op en ga liggen. Dan zal hij je zelf vertellen wat je doen moet. Zij zei tegen haar: Alles wat u zegt, zal ik doen. Daarop ging zij naar de dorsvloer en deed overeenkomstig alles wat haar schoonmoeder haar geboden had. Toen Boaz gegeten en gedronken had en zijn hart vrolijk was, kwam hij en ging liggen aan de rand van de korenhoop. Daarna kwam zij stilletjes, sloeg de deken aan zijn voeteneind op en ging liggen. En het gebeurde midden in de nacht dat de man schrok en om zich heen greep. En zie, er lag een vrouw aan zijn voeteneind. En hij zei: Wie bent u? En zij zei: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw vleugel over uw dienares uit, want u bent de losser. En hij zei: Gezegend bent u door de HEERE, mijn dochter! U hebt met deze laatste blijk van goedertierenheid van u de eerste nog overtroffen, doordat u geen jongemannen nagelopen bent, geen arme en geen rijke. En nu, mijn dochter, wees niet bevreesd. Alles wat u gezegd hebt, zal ik voor u doen, want ieder in de poort van mijn volk weet dat u een deugdelijke vrouw bent. Nu dan, het is waar dat ik een losser ben, maar er is nog een losser, nauwer verwant dan ik. Overnacht vannacht hier. Als het morgenochtend gebeurt dat hij u lost, goed, laat hem lossen. Als hij echter niet genegen is u te lossen, dan zal ík u lossen, zo waar de HEERE leeft. Ga nu maar liggen tot de morgen. Zo lag zij tot de morgen aan zijn voeteneinde. En zij stond op, voordat men elkaar kon herkennen, want hij zei: Het mag niet bekend worden dat er een vrouw op de dorsvloer gekomen is. Verder zei hij: Geef de omslagdoek die u draagt, en houd hem op. En zij hield hem op. En hij mat zes maten gerst af en legde die op haar. Vervolgens ging hij de stad in. Toen kwam zij bij haar schoonmoeder, en die zei: Wie ben je, mijn dochter? En zij vertelde haar alles wat de man voor haar gedaan had. Verder zei zij: Deze zes maten gerst heeft hij mij gegeven, want hij zei tegen mij: Kom niet met lege handen bij uw schoonmoeder. Toen zei Naomi: Ga rustig zitten, mijn dochter, tot je weet hoe de zaak uit zal vallen, want die man zal niet rusten, voordat hij vandaag nog deze zaak tot een einde heeft gebracht.”
I. Naomi kende de gebruiken van die tijd goed en gaf Ruth de opdracht om naar Boaz toe te gaan en om aan zijn voeten te gaan liggen.
A. Nu is dat voor ons als westerlingen anno nueen onbekend gebruik.Maar in die tijd gaf het aan, dat Ruth zichzelf beschikbaar stelde om door Boaz ten huwelijk gevraagd te worden.
B. Begrijp dit alsjeblieft niet verkeerd. Wat Ruth deed was eervol, was puur. Er was hier totaal niets ongepast aan de hand. Het was zeer zeker niet seksueel.
C. Nadat Boaz erachter kwam wie aan zijn voeten lag, verzekerde hij Ruth dat hij voornemens was om met haar te trouwen.
i. Maar ondanks dat Boaz dit zelf graag wilde, bleef hij integer.Hij zei dat hij Ruth eigenlijk eerst aan een losser moest voorstellen die nog nauwer verwant was dan hij.
ii. Ondanks dat Boaz zichzelf mogelijk zou benadelen, koos hij om het juiste te doen. Doen wij dat ook?
II. In vers 9, 12 en 13 wordt Boaz een losser genoemd. Het Oud Hebreeuwse woord dat hier vertaald wordt als losser is ‘ga’al’ (ook als goél uitgesproken). Het doelt op iemand die iemands schuld aflost of die iemand vrijkoopt uit slavernij.
A. In Leviticus 25 staat de wetgeving van het jubeljaar. Dit hield in dat in elk 50e jaar alle schulden kwijtgescholden werden, alle verpandingen van grond e.d. werden tenietgedaan en de grond werd teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, alle slaven werden bevrijd, enz.
i. Als dit een jubeljaar was geweest, dan had Naomi haar stuk grond dat Elimelech verpand had, gewoon teruggekregen. Maar omdat het geen jubeljaar was, was een losser die haar verpande grond voor haar terug zou kopen de enige mogelijkheid om haar grond terug te krijgen,.
ii. In haar geval zou dat in eerste instantie de niet-genoemde losser zijn waar Boaz het over had.
iii. Maar, als deze losser het niet wilde doen, dan zou Boaz het met alle liefde doen. Dat is één. Wat daar ook nog bijkomt, is het volgende:
B. In Deuteronomium 25 werd de wetgeving m.b.t. het leviraatshuwelijk vastgesteld (heeft niets te maken met de stam van Levi). Dit hield in, dat, wanneer een man kwam te overlijden zonder dat hij een zoon had, zijn broer of de dichtstbijzijnde bloedverwant met de weduwe van de overleden man moest trouwen om zo het nageslacht van de overledene te waarborgen.
i. Dus, Boaz zegt toe om niet alleen met Ruth te willen trouwen, maar ook om de grond van Naomi te lossen. Maar, nogmaals, hij staat op de 2e plaats, er is namelijk een losser die nauwer verwant is dan hij.
Ruth 4:1-22 – “Intussen ging Boaz naar de poort en ging daar zitten. En zie, de losser over wie Boaz gesproken had, kwam voorbij. Toen zei hij: Kom eens hier en ga hier zitten, u daar, hoe u ook heet. En hij kwam daarheen en ging zitten. En hij haalde tien mannen uit de oudsten van de stad, en zei: Gaat u hier zitten. En zij gingen zitten. Toen zei hij tegen de losser: Het stuk land dat van onze broeder Elimelech was, heeft Naomi, die uit het land Moab teruggekomen is, verkocht. En ík heb gezegd: Ik zal het u ter ore doen komen door te zeggen: Koop het, in aanwezigheid van de inwoners en in aanwezigheid van de oudsten van mijn volk. Als u het wilt lossen, los het. En als u het niet wilt lossen, vertel het mij dan, zodat ik het weet. Want er is niemand om het te lossen, behalve u, en ik na u. Toen zei hij: Ik zal het lossen. Maar Boaz zei: Op de dag dat u het land van de hand van Naomi koopt, koopt u het ook van Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene over zijn erfelijk bezit in stand te houden. Toen zei de losser: Ik kan het voor mij niet lossen, anders zou ik mijn erfelijk bezit te gronde richten. Neemt ú voor uw rekening wat ik zou moeten lossen, want ik kan het niet lossen. Nu was het vroeger in Israël bij lossing en bij ruil de gewoonte om de hele zaak te bevestigen: iemand trok zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit diende als bewijs in Israël. Dus zei de losser tegen Boaz: Koopt u het voor uzelf. En hij trok zijn schoen uit. Toen zei Boaz tegen de oudsten en heel het volk: U bent vandaag getuigen dat ik van de hand van Naomi alles gekocht heb wat van Elimelech geweest is, en alles wat van Chiljon en Machlon geweest is. Daarbij neem ik voor mijzelf Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon, tot vrouw om de naam van de gestorvene over zijn erfelijk bezit in stand te houden, opdat de naam van de gestorvene niet zal worden uitgewist onder zijn broeders en in de poort van zijn woonplaats. U bent vandaag getuigen. En heel het volk dat in de poort was en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. Moge de HEERE deze vrouw, die in uw huis komt, maken als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben. Doe krachtige daden in Efratha en maak uw naam beroemd in Bethlehem. En moge uw huis worden als het huis van Perez, die Tamar aan Juda baarde, door het nageslacht dat de HEERE u uit deze jonge vrouw geven zal. Zo nam Boaz Ruth en zij werd hem tot vrouw, en hij kwam bij haar. En de HEERE gaf haar dat zij zwanger werd en een zoon baarde. Toen zeiden de vrouwen tegen Naomi: Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten om u vandaag een losser te geven. Moge zijn naam beroemd worden in Israël! Hij zal er voor u zijn om u te verkwikken en u in uw ouderdom te onderhouden. Want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, zij die beter voor u is dan zeven zonen. En Naomi nam het kind en zette het op haar schoot. En zij werd zijn verzorgster. En de buurvrouwen gaven hem een naam. Zij zeiden: Bij Naomi is een zoon geboren. En zij gaven hem de naam Obed. Hij is de vader van Isaï, de vader van David. Dit nu zijn de afstammelingen van Perez: Perez verwekte Hezron, Hezron verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nahesson, Nahesson verwekte Salma, Salmon verwekte Boaz, Boaz verwekte Obed, Obed verwekte Isaï, en Isaï verwekte David.”
I. Tot slot een paar opmerkingen. Ten eerste staat er in vers 12 dat Tamar Perez baarde. Dit was geen schone zaak. Tamar was de schoondochter van Juda. Zij verkleedde zich als een prostituee en Juda ging met haar naar bed. Zij raakte door Juda zwanger en baarde Perez.
A. Dit is opmerkelijk, omdat Tamar voorkomt in het geslachtsregister van Jezus Christus in Mattheüs 1.
B. Ook staat Rachab, de prostituee uit Jericho, in het geslachtsregister van Jezus.
C. En ook Ruth, de Moabitische vrouw die totaal geen recht had om deel uit te maken van Israël, staat in het geslachtsregister van Jezus.
i. Dit geeft aan, dat de genade van God miljarden malen groter is en effectiever is dan wie wij zijn of wat voor verleden wij hebben.
ii. God geeft door deze verslagen aan, dat Hij in staat is om zelfs de minst waarschijnlijke mensen te willen gebruiken om tot Zijn doel te komen.
a. Dit geeft mij hoop, want dan kan God ook mij gebruiken om tot Zijn doel te komen. God kan en wil ook jou gebruiken om tot Zijn doel te komen.
II. Ten tweede zien wij dat door de bewuste keus van Ruth om de levende God van Israël te willen navolgen en dienen, God haar had gebruikt om Gods heilsplan voor te zetten.
A. Boaz en Ruth verwekte Obed, Obed verwekte Isaï en Isaï verwekte Koning David, de meest bekende koning van Israël.
B. God beloofde aan Koning David dat de Messias, Jezus Christus, voort zal komen uit zijn nageslacht. Wat een prachtige belofte en wat een prachtig verslag van Gods voorzienigheid in het leven van Ruth.