R66006 Jozua
I. Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht gaan bekijken om 1) Jezus erin te ontdekken 2) om de belangrijkste levenslessen eruit te halen 3) om Gods Woord beter te leren kennen zodat wij God beter gaan leren kennen en zodat ons geloof zal groeien. Deze keer kijken wij naar het 6e Bijbelboek Jozua.
II. Jozua duidt in het O.T. op een overgang. Zoals bijvoorbeeld Handelingen de brug vormt tussen de vier Evangeliën en de rest van het N.T., zo vormt Jozua een brug tussen de eerste vijf boeken en de rest van de geschiedenis van Israël.
A. Mozes schreef de Pentateuch (vijf rollen), ook de Torah (de leer) genoemd, en deze vijf boeken gaan in grote lijnen over het formeren van de natie Israël.
i. In Genesis 12 koos en riep God Abram, en vanaf dat moment zien wij dat de focus op het formeren van Israël ligt.
a. God belooft Abram een nageslacht, een land, een natie én dat door zijn nageslacht alle volkeren gezegend zullen worden, namelijk door Jezus Christus Die van hem zal afstammen.
b. Als we vervolgens door Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium heen gaan, zien wij dat Israël inderdaad door God geformeerd wordt.
B. Bij Jozua zit het volk Israël op de grens van het beloofde land en ze staat op het punt om de Jordaan over te steken en het land in te gaan.
i. Mozes is onlangs overleden en Jozua krijgt de leiding over het volk Israël. Hij is degene die het volk het beloofde land in zal leiden.
III. Jozua is ook het eerste boek van de tweede rubriek in het O.T. Om het ons gemakkelijker te maken is de Bijbel verdeeld in een aantal rubrieken. In het O.T. hebben we bijvoorbeeld de Torah, de historische boeken, de poëtische boeken, de grote profeten en de kleine profeten.
A. De eerste rubriek hebben we reeds behandeld, de Pentateuch, ook wel de Torah genoemd. De tweede rubriek bestaat uit de 12 historische boeken van Israël.
i. Op een paar uitzonderingen na bestaan deze 12 boeken voornamelijk uit vertellingen. Jozua begon ca. 1.405 v.Chr. en Nehemia eindigt ca. 425 v.Chr.
a. Waarom zeg ik Nehemia i.p.v. Esther? Omdat het Oud Testamentische gedeelte van de geschiedenis van Israël met Nehemia eindigt en niet met Esther. Het verhaal van Esther eindigde ca. 473 v.Chr. en Nehemia 425 v.Chr.
B. Deze rubriek laat zich vrij gemakkelijk verdelen:
i. Het eerste gedeelte bestaat uit Jozua t/m 2 Kronieken. Dit is het gedeelte waarin Israël in het beloofde land woont, maar alleen totdat God de vijanden van Israël gebruikt om haar te straffen wegens haar afvalligheid. Israël wordt dan gevangengenomen door de Babyloniërs en ze zal 70 jaar lang in ballingschap gaan.
ii. Het tweede gedeelte bestaat uit Ezra, Nehemia en Esther. De inhoud van deze drie boeken vindt plaats tijdens de Babylonische ballingschap. Ezra en Nehemia gaan voornamelijk over het einde van de ballingschap en de terugkeer van het volk uit Babylonië naar het land Israël.
IV. Jozua is een super boeiend boek, omdat het een aantal van de meest bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis van Israël bevat.
A. Ten eerste het oversteken van de rivier, de Jordaan.
B. Jozua’s ontmoeting met de Bevelhebber van het leger van de HEERE, een verschijning van de pre-geïncarneerde Christus of anders gezegd: Jezus voordat hij 1.400 jaar later als mens op aarde kwam.
C. Rachab, een Kanaänietische prostituee die tot geloof in de God van Israël komt.
D. De verovering van de eerste Kanaänietische stad, Jericho.
E. Het pak slaag dat Israël krijgt in de slag van Aï vanwege de zonde van één man, namelijk Achan.
F. De zon die voor bijna een hele dag stil staat.
G. Kaleb en zijn heldhaftige verovering van het land van de reuzen.
H. Het verdelen van het beloofde land onder de 12 stammen.
I. Het overlijden van Jozua.
V. Er zijn twee goede redenen waarom wij Jozua niet alleen in vogelvlucht zouden moeten behandelen, maar in alle rust zouden moeten bestuderen.
A. Ten eerste, omdat het vertelt over het in bezitnemen van het land dat God aan hen beloofd had. Wij weten dat Israël de Kanaänieten het land zou moeten ontzeggen om zelf het land in bezit te kunnen nemen. Veel mensen hebben hier moeite mee. Mensen hebben moeite met een God Die Israël aanzet tot volkerenmoord.
Niet-gelovigen gebruiken dit vaak als argument om niet in de Bijbel of niet in de God van de Bijbel te willen geloven, want als God een god van liefde is, waarom zou Hij dan genocide plegen? Dat is een goede vraag. Gelukkig is er een goed antwoord op die vraag.
Genesis 15:12 – “En het gebeurde, toen de zon bijna onderging, dat er een diepe slaap op Abram viel. En zie, een grote, schrikwekkende duisternis viel op hem.”
i. Abram, die een paar hoofdstukken later door God Abraham genoemd wordt, valt in slaap en krijgt een verschrikkelijke nachtmerrie.
Genesis 15:13 – “Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.”
i. God legt hier de nachtmerrie aan Abram uit. God zegt tegen Abram dat Hij, nadat Abram gestorven is, zijn nakomelingen naar een vreemd land toe zal brengen: Egypte.
ii. Abrams nakomelingen, aan wie God een land heeft beloofd, aan wie God beloofd heeft dat Hij van hen een natie zal maken, aan wie God beloofd heeft dat uit hun midden de Messias zal komen, zullen vierhonderd jaar lang als slaven in dit vreemde land moeten lijden onder de tirannie van de farao.
Genesis 15:14 – “Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.”
i.Hier vertelt God aan Abraham, dat het volk verlost zal worden door het Pascha. Hij hen zal bevrijden uit de slavernij in Egypte.
Genesis 15:15-16 – “Maar ú zult in vrede tot uw vaderen heengaan; u zult in goede ouderdom begraven worden.De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol.”
i. God spreekt hier over de vierde generatie, in dit geval ná 400 jaar. Ná 400 jaar, het aantal jaren dat Israël in Egypte in slavernij was, zal God Israël in het land terugbrengen; dit gaan wij nu in Jozua zien.
ii. Het tweede gedeelte van vers 16 beantwoordt de vraag: ‘Als God een god van liefde is, waarom zou Hij Israël aanzetten tot genocide/volkerenmoord?
a. Zo’n 600 jaar voordat God Jozua opdraagt om alle Kanaänieten te vernietigen spreekt God hier in Genesis 15 met Abram. Hij zegt dat de Kanaänieten zich tegen die tijd dusdanig tegen de God van de Bijbel verhard zullen hebben, dat zij niet langer in staat zijn om zich tot de God van de Bijbel te kunnen/willen bekeren. Zij moesten dus voor hun eigen zonden met de dood betalen.
(Trouwens de Amorieten zijn Kanaänieten. Kanaänieten is een verzamelnaam voor alle zeven ‘ieten’ die in Jozua genoemd worden.)
b. Deze tweede zin in vers 16 legt dus uit wat de reden is voor de uitroeiing van de Kanaänieten.
iii. God beloofde het land aan Abrams nageslacht, aan Israël. Maar voordat God het aan hen zou geven, moest God het volk eerst 400 jaar lang uit het land weghalen om gedurende 400 jaar lang te gaan lijden.
a. Terwijl Israël gedurende 400 jaar lang aan het lijden was, bleef God 400 jaar lang Zijn genade en Zijn barmhartigheid aan de Kanaänieten tonen door hun de kans te geven om zich tot Hem te bekeren.
b. De alwetende God wist van tevoren dat na 400 jaar Kanaäns zonde dusdanig groot zou zijn, dat zij zich niet tot de levende God van de Bijbel zouden wenden.
1. Omdat ná deze 400 jaar de maat van de zonde vol zal zijn, gaat God Israël gebruiken om de Kanaänieten te veroordelen.
2. Het veroveren van Kanaän was dus Gods oordeel over deze volkeren die honderden jaren lang de tijd en de gelegenheid van God gekregen hadden om zich van hun gruweldaden te bekeren.
iv. Deze Kanaänieten waren polytheïsten, wat simpelweg betekent dat zij meerdere afgoden aanhingen en aanbaden, waaronder Baäl. Baäl komt in het O.T. telkens weer terug.
v. Archeologische vondsten hebben aangetoond dat deze volkeren hun baby’s aan hun afgoden offerden. Dit was een gevolg van het ongewenst zwanger raken door de religieuze prostitutie waar zij zich mee bezighielden.
a. Door de losbandigheid van de religieuze praktijken raakten de prostituees ongewenst zwanger. Deze ongewenste baby’s offerden zij aan hun afgoden door hen levend te verbranden op hun altaren. Leviticus 18:21 spreekt over het offeren van kinderen aan de afgod Molech.
1. Het was dus totaal niet zo dat God zoiets had van: ‘Hey, ik heb Israël dat stuk land beloofd dus pakken wij het gewoon van de Kanaänieten af’. Nee, God had honderden jaren lang geduld met deze volkeren gehad. Nu was de maat vol en nu was het de tijd om hen te straffen, want het loon van de zonde is de dood.
vi. Omwille van de Kanaänieten lijkt het lijden van Israël gedurende 400 jaar lang super oneerlijk. Want waarom zou Israël gedurende 400 jaar lang moeten lijden totdat de maat vol was? Hierin zie ik een parallel met het Christelijke leven.
a. Ik word weleens moe van het Christen zijn in een vijandige en zondige wereld. Niet alleen voor mezelf, maar vooral voor mijn broers en zussen die veel meer lijden dan ik.
b. Soms heb ik zoiets van: ‘Heere, kom nu alsjeblieft terug en haal ons hiervan weg! Waarom en hoe lang moeten wij dit leven hier op deze vijandige aardbol nog verdragen? Het zou zo veel beter zijn als U ons nu naar huis brengt!’ In een ondeelbaar ogenblik, whoosh!
c. Maar Petrus laat ons weten waarom God dit niet doet, althans nog niet. Over de wederkomst van de Heere schrijft Petrus:
2 Petrus 3:9 – “De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.”
1. Zoals God zo’n 400 jaar lang geduld had met de Kanaänieten, zo heeft God geduld met de ongelovige wereld omdat Hij niet wil dat enigen verloren gaan.
2. Maar in de tussentijd totdat Jezus terugkomt, moeten wij die Jezus nu navolgen, wij van wie God onvoorwaardelijk houdt, wij voor wie Jezus aan het kruis is gestorven, in verschillende mate lijden in deze gevallen wereld. Totdat de maat ook nu vol is en God de wereld zal gaan oordelen.
(i) God heeft toegestaan dat Zijn eigen volk gedurende honderden jaren lang heeft moeten lijden, omdat God wilde dat de Kanaänieten zich bekeerden. Maar, omdat de maat van hun zonden nu vol is, stuurt God Jozua en de Israëlieten naar Kanaän toe als Gods oordeel over hun zonden.
B. De eerste reden om Jozua te bestuderen is om goed te kunnen begrijpen dat Israël het beloofde land veroverd heeft en waarom. De tweede reden is dat het verhaal van Jozua te vergelijken is met het Christelijke leven.
i. Israël is reeds verlost uit Egypte, zij hebben de zwerftocht in de woestijn overleefd en nu gaan zij de Jordaan oversteken naar het beloofde land.
ii. In een aantal hymnes én zelfs in een aantal kerken wordt de Jordaan afgeschilderd als de dood en Kanaän als de hemel. Alhoewel dit sentiment goed kan voelen, is het geen zuivere interpretatie van de Schrift.
iii. Kanaän is geen beeld van de hemel, omdat er in Kanaän oorlog zal ontstaan zodra Israël de Jordaan oversteekt. Er is in de hemel geen oorlog.
a. In Kanaän zal er zonde aanwezig zijn, in Kanaän zal Israël te maken krijgen met pijn en ellende. Geen van deze dingen zullen in de hemel aanwezig zijn, dus de vergelijking tussen Kanaän en de hemel gaat niet op.
iv. Kanaän is daarentegen een beeld van het ingaan tot een diepere en meer betekenisvolle ervaring met God.
“Zowel de Schrift alsook persoonlijke ervaring bevestigen dat er naast het werk van de wedergeboorte, onze redding, een apart werk van Gods genade is.” J. Sidlow Baxter
a. Iemand komt tot geloof in Christus en zijn/haar zonden zijn vergeven waardoor die persoon een relatie met God kan aangaan. Maar zowel de Schrift alsook persoonlijke ervaring bevestigen dat er meer is dan alleen door Jezus gered zijn. God wil meer met ons doen en Jozua laat ons dat heel duidelijk zien.
b. Jozua laat ons die persoon zien die met God de diepte in wil gaan. Jezus noemde dit ‘leven en overvloed’, de apostel Paulus noemde dit het ‘leven in de Geest’.
Galaten 2:20 – “Ik ben samen met Christus aan het kruis gestorven. Daarom leef ik zelf niet meer, maar Christus leeft in mij. Zolang ik nog in dit lichaam ben, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Hij hield zoveel van mij dat Hij zijn leven voor mij heeft gegeven.” (Het Boek)
1. Hiermee maakt Paulus duidelijk dat zijn leven niet meer om hem gaat, dat het niet om zijn verlangens gaat, niet om zijn voorkeuren, niet om zijn ideeën, niet om wat hem gelukkig maakt, niet om wat hij denkt dat het beste is voor zijn leven, maar om wat Christus met zijn leven wil. Dit is echt next level.
2. Dit is leven en overvloed, dit is leven in de Geest wanneer iemand tot dit punt komt en hij zegt: ‘ja ik weet dat Jezus mij gered heeft en dat ik in de hemel kom, maar ik wil dat Jezus meer dan slechts mijn Verlosser is, ik wil dat Hij Heere en Meester zal zijn over mijn leven en ik wil Hem toegewijd zijn en ik wil voor Hem leven.’
Filippenzen 1:21 – “Voor mij is het leven Christus Zelf en het sterven pure winst.”(Het Boek)
1. Paulus zegt hiermee dat zijn leven alleen om Jezus draait. Wat is de betekenis van het leven, Paulus? Jezus. Wat is nou de bedoeling van het leven, Paulus? Jezus. Waar leef jij voor, Paulus, waar kunnen wij jou wakker voor maken, Paulus? Jezus.
2. Dit is wat Jozua ons duidelijk zal maken, hoe een leven eruitziet waarin je zegt: ‘Ik wil de volle mep. Ik wil het uiterste ervaren van waartoe God Zijn eniggeboren Zoon naar de aarde toegestuurd heeft om mij door Zijn dood aan het kruis te redden.’
3. Als je dit niet wil, dan mag dat, maar dan neem je genoegen met een middelmatig Christelijk bestaan. Bij wie wil je liever horen; de generatie die 38 jaar lang rondzwierf of de generatie die het beloofde land introk en mocht genieten van al Gods beloften en zegeningen?
ii. God had Abraham, Mozes en Israël een overvloed aan beloften van zegeningen gegeven, maar men kon alleen van deze beloften en zegeningen genieten als zij de Jordaan overstaken en zich deze toe-eigenden.
a. Zolang men aan deze kant van de Jordaan bleef staan, waren Gods beloften slechts ideeën.
b. Voor velen zijn Gods beloften slechts abstracte ideeën wanneer zij de Bijbel lezen. Voor velen is de Bijbel theoretisch, het leeft niet.
c. Maar God wil juist dat Zijn kinderen genieten van alles dat Hij voor hen, voor ons in petto heeft. Maar wij moeten Gods beloften in bezit nemen.
1. Iemand beschreef Jozua eens als ‘het erven van je erfenis’. Een ander beschreef het als ‘jouw bezit in bezit nemen’.
2. Toen God aan Israël beloofde dat het land van hen was, was het reeds hun eigendom; zij hoefden het alleen maar in bezit te nemen.
VI. Het boek Jozua pakt de vertelling op waar Deuteronomium eindigde en het kan in 3 delen opgesplitst worden: 1) het land binnengaan 2) het land veroveren en 3) het land verdelen en bezetten.
I. Nadat Mozes gefaald had door op de rots te slaan in plaats van tot de rots te spreken, moest er een opvolger voor Mozes komen.
Numeri 27:15-18 – “Mozes sprak tot de HEER: ‘Laat dan de HEER, de God die aan alle mensen het leven schenkt, over de gemeenschap iemand aanstellen die hen leidt en thuisbrengt; anders wordt de gemeenschap van de HEER als schapen zonder herder.’ Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Leg Jozua, zoon van Nun, een man die van de geest vervuld is, de handen op;” (WV2012)
A. Mozes die echt het hart van een herder had, vraagt God hier om de juiste persoon om Israël het beloofde land in te leiden. God koos Jozua.
B. Ondanks dat God in Zijn soevereiniteit Jozua koos, is het belangrijk om te zien waaróm God Jozua koos.
i. Ten eerste diende Jozua God al. In Exodus 17:10 lezen wij dat Jozua de troepen leidde in de slag tegen de Amalekieten.
a. Als je God meer wil gaan dienen, dan moet je nu al bezig zijn met het dienen van God. God kiest altijd de persoon die reeds in beweging is.
ii. Jozua was iemand die veel waarde hechtte aan gemeenschap met God. In Exodus 33:11 lezen wij dat Jozua, nadat Mozes van de berg afkwam en nadat het volk het gouden kalf had gemaakt, in de tent van ontmoeting verbleef. Hij wilde dichtbij God zijn en blijven.
iii. Jozua was de assistent voorganger van Mozes. Hij liet zich door Mozes discipelen, hij wilde leren van Mozes die meer ervaring met God had. Hij plaatste zichzelf in een positie waarin hij de kneepjes van de bediening kon leren, zodat hij reeds goed voorbereid was wanneer het moment aan zou breken om een stap vooruit te zetten. Volgens Numeri 11:28 was Jozua een echte discipel.
iv. Jozua was niet alleen een discipel, hij was ook een discipelaar. In Numeri 14 lezen wij dat Jozua het ongelovige volk aanspoorde om juist in God te geloven en niet bevreesd te zijn.
a. Hieraan zien wij waarom God Jozua gekozen had. Natuurlijk is God soeverein in Zijn keus, maar als je ziet wie Jozua was, was Gods keus niet willekeurig.
Jozua 1:1-6 – “Het gebeurde na de dood van Mozes, de dienaar van de HEERE, dat de HEERE tegen Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, zei: Mijn dienaar Mozes is gestorven. Nu dan, sta op, steek deze Jordaan over, u en heel dit volk, naar het land dat Ik aan hen, de Israëlieten, ga geven. Elke plaats die uw voetzool betreedt, heb Ik u gegeven, overeenkomstig wat Ik tot Mozes gesproken heb. Van de woestijn en deze Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, heel het land van de Hethieten, en tot de Grote Zee, waar de zon ondergaat, zal uw gebied zijn. Niemand zal tegenover u standhouden al de dagen van uw leven. Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn. Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten. Wees sterk en moedig, want ú zult dit volk het land dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te geven, in erfbezit laten nemen.
I. God heeft Jozua voor twee dingen geroepen. Hij moest het volk Israël het beloofde land in leiden en het land veroveren, én hij moest het land verdelen onder de twaalf stammen.
A. Dit is in principe waar Jozua over gaat. Israël gaat het beloofde land binnen, zij veroveren het, ieder stam krijgt zijn stuk land toegewezen en Jozua sterft.
B. God kiest en roept Jozua om het onmogelijke te doen, maar God geeft Jozua ook de sleutel om het onmogelijke te doen.
Jozua 1:7-8 – “Alleen, wees sterk en zeer moedig, door nauwlettend te handelen overeenkomstig heel de wet die Mozes, Mijn dienaar, u geboden heeft. Wijk daar niet van af, naar rechts of naar links, opdat u verstandig zult handelen overal waar u gaat. Dit boek met deze wet mag niet wijken uit uw mond, maar u moet het dag en nacht overdenken, zodat u nauwlettend zult handelen overeenkomstig alles wat daarin geschreven staat. Dan immers zult u uw wegen voorspoedig maken en dan zult u verstandig handelen.”
I. God benadrukt hier dat Jozua sterk en zeer moedig moet zijn. Niet om het land te veroveren, niet om te strijden, maar om te doen wat er in de Bijbel staat.
A. Hetzelfde geldt voor ons. Als wij met God de diepte in willen gaan, als wij voorspoedig willen zijn in het Christen zijn, als wij straks van Jezus te horen willen krijgen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe dienaar’, dan moeten ook wij sterk en zeer moedig zijn in het doen van wat er in de Bijbel staat.
B. Om te kunnen doen wat God van hem vroeg, mocht de Bijbel niet uit zijn mond wijken, wat simpelweg betekent dat hij het moest lezen. Mensen lazen destijds hardop. Jozua moest het Woord van God dag en nacht in gedachten houden. Dit was de sleutel tot zijn succes en dit is ook de sleutel tot ons succes bij het navolgen van Jezus.
II. In hoofdstuk 2 zien wij dat Jozua twee verkenners de Jordaan laat oversteken om Jericho te gaan verkennen.
A. En terwijl deze twee in Jericho zijn, komen zij een zekere prostituee, Rachab, tegen. Zij had veel over de God van Israël gehoord. Zij vroeg aan deze twee verkenners of zij haar leven en dat van haar familie zouden willen sparen wanneer Israël de stad Jericho gaat veroveren.
B. Omdat Rachab deze twee had verborgen en hen heeft laten ontsnappen, hadden zij haar beloofd dat zij haar en allen die in haar huis zouden zijn, zouden sparen.
C. Ondanks dat de maat van zonde vol was, zien wij toch nog iemand tot geloof komen in de God van de Bijbel. Sterker nog, als je het geslachtsregister van Jezus leest in Mattheüs 1, dan zie je dat Rachab de betovergrootmoeder van Koning David was en dus ook een van de voorouders van Jezus Christus.
i. Haar voorbeeld geeft aan dat het bij God totaal niet uitmaakt wie je bent of wat je hebt gedaan. Als je voor God kiest, dan zal je Hem niet alleen toebehoren, dan zal je niet alleen het eeuwige leven krijgen, maar zal God je ook nog eens gaan gebruiken, zoals Hij ook deed bij Rachab.
III. In hoofdstukken 3-4 zien wij dat de priesters de Ark van het Verbond naar de oever van de Jordaan moesten dragen en dat zij met hun voeten zij in het water moesten gaan staan.
A. Op het moment dat zij met hun voeten in het water stonden bleef het water staan als een dam.
i. Waar het in de Schelfzee zo was dat de zee onmiddellijk openging toen Mozes zijn staf ophief en zijn hand richting de zee uitstrekte, was het nu zo dat er niets gebeurde: het water bleef wel staan, maar ver bij hen vandaan.
ii. Zij moesten dus wachten totdat zij het resultaat van het wonder zagen voordat zij de Jordaan over konden steken.
a. Vaak is het ook zo met ons. God vraagt ons om iets te doen. Vervolgens doen wij wat God van ons vraagt en wij zien niet dat er iets gaande is. Vaak moeten ook wij wachten op het resultaat. Maar zoals hier gebeurt, betekent het niet dat God niets aan het doen is; het is vaak alleen buiten ons zicht.
IV. In hoofdstuk 5 zien wij dat Israël, alhoewel zij de Jordaan overgestoken was, nog een aantal essentiële zaken moest afhandelen voordat zij de strijd aanging om het land te veroveren.
A. Omdat Israël 38 jaar lang in de woestijn had gezworven, had zij het Pascha niet gevierd, wat elk jaar gevierd moest worde. En zij had deze generatie mannen niet besneden.
B. Op dit moment moesten alle mannen nog besneden worden voordat zij de strijd aangingen met de Kanaänieten.
i. God zegt hiermee dat er wat vlees bij hen weggesneden moest worden voordat zij de strijd aangaan, om alles te kunnen ervaren wat God voor hen in petto had. God wil hiermee een stuk bij hen weghalen dat zeer gevoelig is, dat zeer privé is.
ii. Dit is ook een beeld van wat er met ons moet gebeuren. Niet dat wij letterlijk besneden hoeven te worden, maar Mozes en Paulus laten ons weten dat de besnijdenis een besnijdenis van ons hart is.
a. Als wij zeggen dat wij alles willen ervaren wat God voor ons heeft, dan moet er eerst iets van ons vlees weggesneden worden. Iets dat wij eerst nog aan de Heere moeten overgeven, zonden waarvan wij ons eerst nog moeten bekeren. God wil deze dingen wegsnijden, zodat Hij ons nog meer in staat zal stellen om Zijn zegen te kunnen ontvangen. Lees Johannes 15.
Jozua 5:13-15 – “Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders? Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken? Toen zei de Bevelhebber van het leger van de HEERE tegen Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilig. En Jozua deed dat.”
I. Ten eerste is het bijzonder dat Jozua in de richting ging van die Man met een getrokken zwaard in Zijn hand. Dit zegt veel over hoe dapper hij was. Toen Jozua de Man vroeg of hij voor Israël of tegen Israël was, antwoordde hij met ‘Nee’.
A. Het gaat er dus niet om of ik voor of tegen jou ben, het gaat erom of jij voor Mij bent. Dit is een verschijning van Jezus Christus voordat Hij 1.400 jaar later geboren zou worden als mens.
B. Jezus zegt hier, dat Hij de bevelhebber is van het leger van de HEERE. Hij gaat voor Israël met Gods leger de strijd aan.
C. Natuurlijk is het voor ons fijn om te weten dat Jezus voor ons is, de Bijbel leert ons dat ook. Maar in veel gevallen is het toch wel echt een issue of wij voor Hem zijn.
i. Vaak wil de mens Jezus erbij hebben als een soort toevoeging in zijn/haar leven, want ik kan alle dingen aan door Christus, Die mij kracht geeft. Te vaak wil de mens Jezus in zijn/haar leven hebben als een soort talisman om hen te doen slagen in wat zij willen bereiken.
ii. Maar waar het God omgaat is of wij voor Hém zijn!
II. In hoofdstukken 6-12 zien wij dat Israël bij Jericho begint om het land te veroveren. Uiteindelijk verslaan zij 31 koningen en dan staat er dat het land rustte van de strijd.
III. In hoofdstukken 13-24 zien wij dat Jozua het land verdeelt onder de overige 9,5 stammen. Het is opvallend dat God het volgende tegen Jozua zegt:
A. Jozua 13:1 – “Jozua was erg oud geworden. De Heer zei tegen hem: ‘Je bent nu erg oud geworden, maar toch moet een groot deel van het land nog veroverd worden.” (GNB96)
i. Jozua was op dit moment erg oud, maar God zei tegen hem dat er nog veel moest gebeuren. God zegt als het ware: ‘Jozua, ja je bent oud, je hebt veel bereikt, maar ik ben nog niet klaar met je’.
ii. Ook voor jullie oudjes is er nog veel meer dat God in jullie, met jullie en door jullie heen wil doen. Het maakt niet uit wat je tot nu toe allemaal met de Heere hebt meegemaakt en ervaren, er is meer. Ik zei onlangs tegen een broeder die iets ouder is dan ik: ‘the best is yet to come!’
iii. Misschien heb je niet zo veel energie meer, misschien stelt je lichaam je vaak teleur. Weet dat God jou nog steeds wil uitdagen, jou nog steeds uit je comfortzone wil halen, jou nog steeds wil snoeien en gebruiken. Misschien heeft God totaal iets nieuws voor jou in petto.
B. In zijn afscheidsspeech herinnert Jozua het volk er aan wat God voor haar gedaan heeft en dat zij zich moet houden aan de Bijbel. En dan stelt Jozua het volk voor een keus:
i. Jozua 24:15 – “Als u de HEERE niet verkiest te dienen, kies dan nu wie u wel wilt dienen: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd, of de goden van de Amorieten, van wie u nu het land bewoont. Ik en mijn familie, wij dienen de HEERE.’” (WV2012)