Mattheüs 6:1-18 – God beloont mij op basis van mijn motieven
I. Drie weken geleden hebben wij Mattheüs 5 afgerond en deze keer beginnen wij met Mattheüs 6. Om even ons geheugen op te frissen:
A. Hoe heet het schriftgedeelte waarin wij momenteel bezig zijn?
B. Wie spreekt hier?
C. Tot wie wordt hier gesproken? Mattheüs 5:1
D. Matt. 5:3-11 – de karaktereigenschappen van de christen.
E. Matt. 5:13-16 – het effect van de christen in de wereld.
F. Matt. 5:17-48 – hierin zet Jezus een zestal misvattingen recht door Zijn discipelen de essentie oftewel de geest van Gods geboden uit te leggen.
II. In hoofdstuk 6 begint Jezus met een nieuw onderdeel van Zijn leer over hoe het leven van de christen eruit hoort te zien.
A. Wij kunnen hoofdstuk 6 opsplitsen in twee delen:
i. Het eerste deel heeft te maken met godsdienstige plichten:
a. Het geven van aalmoezen aan de hulpbehoevende – dit is de plicht van de christen aan zijn naaste.
b. Het bidden tot God, onze hemelse Vader – dit is de plicht van de christen aan God.
c. Het vasten oftewel het verloochenen van jezelf – dit is de plicht van de christen om zichzelf te beheersen. Dit is het eerste deel.
ii. Het tweede deel is heel praktisch en heeft te maken met hoe je als christen in het leven hoort te staan.
III. Deze keer zullen wij met het eerste deel beginnen. Eerst gaan wij kijken naar het principe dat Jezus ons duidelijk wil maken; en vervolgens zullen wij kijken naar de praktijkvoorbeelden die Jezus ons geeft.
LEES MATTHEUS 6:1-18
Vers 1 – “Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.”
I. Het is een beetje jammer dat de vertalers van de HSV in mijn mening een verkeerde keus gemaakt hebben bij het vertalen van dit vers.
A. Het woord “liefdegave” hoort eigenlijk als “gerechtigheid” vertaald te worden.
B. Het hoort eigenlijk te lezen: “1Wees op uw hoede dat u uw gerechtigheid niet beoefent in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.”
i. Ik haaldit aan, omdat het grondbeginsel dat Jezus ons duidelijk wil maken, te maken heeft met het beoefenen van de gerechtigheid, niet het geven van aalmoezen.
II. Het grondbeginsel is dit: “1Wees op uw hoede dat u uw gerechtigheid niet beoefent in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.”
A. Jezus, Die de mens door-en-door kent, weet dat ik in staat ben om mijn godsdienstige plichten op zo’n manier uit te voeren, dat ik de aandacht, de bevestiging, de complimenten en de eer van de mensen om mij heen zal krijgen.
i. Of je het nu toe wil geven of niet, iedere christen is hiertoe in staat, want het is de mens eigen.
B. Over alle drie de gebieden, het geven van aalmoezen, het bidden en het vasten, zegt Jezus dat wij niet moeten zijn zoals de huichelaars.
i. Jezus heeft hier de schriftgeleerden en Farizeeën voor ogen, want zij zijn de enigen die Hij huichelaars noemt.
ii. In 20 van de 23 keer dat dit woord in het Nieuwe Testament voorkomt, gebruikt Jezus het om de schriftgeleerden en de Farizeeën aan te spreken of om hen te omschrijven.
iii. Van Dale omschrijft huichelen als: “de valse indruk trachten te wekken van” – iemand die huichelt is onoprecht, schijnheilig, hypocriet.
iv. Het Griekse grondwoord dat hier gebruikt wordt, is hupokrites en het betekent toneelspeler of acteur.
a. Kortom, een huichelaar is gewoon een neppert!
b. Bij de schriftgeleerden en Farizeeën ging het alleen maar om het uiterlijke vertoon van hun godsdienst.
1. Zij wilden alleen maar door de mensen gezien worden, dus wat hun godsdienst betrof deden zij gewoon alsof. Het was niet echt.
III. Zoals ik zojuist gezegd had, is het de mens eigen om te huichelen, om schijnheilig te zijn. Wij doen dat, omdat wij te veel belang hechten aan wat mensen van ons vinden.
A. Ik heb bijv. wel eens iets verteld over hoe vroeg ik ‘s zondags opsta om te gaan bidden.
B. Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik dit voor het laatst aan iemand verteld had of hoe ik het had verteld, maar het zou mij niet verbazen als ik bij die persoon de indruk had gewekt dat ik elke dag voor zonsopgang een uur of twee bid en mijn Bijbel lees.
i. Er is nu eenmaal iets in mij als mens zijnde dat op zoek is naar bevestiging en naar goedkeuring van de mensen om mij heen.
ii. Mijn eigen ik wil nu eenmaal in aanzien staan bij mensen.
a. De Bijbel leert ons, dat ik wanneer dit mijn beweegreden is om iets “voor God” te doen, mijn loon reeds heb verdiend en dat God het niet eens erkent.
IV. Over alle drie de gebieden, het geven van aalmoezen, het bidden en het vasten, zegt Jezus dat de huichelaars hun loon voor het doen van deze dingen al hebben. Wat is hun loon dan?
A. Dat is heel simpel. Zij krijgen erkenning en aanzien van mensen.
i. Ik kan me nog herinneren dat ik toen ik pas in NL was, bij iemand thuis kwam en die persoon had een bezoeker uit de V.S. die ik niet kende.
ii. Deze bezoeker werd aan mij voorgesteld als een zeer geestelijke christen, een man van gebed. De reden waarom hij als een man van gebed werd erkend was deze:
a. Terwijl hij bij mijn kennis op bezoek was, stond hij ‘s morgens op en ging keihard bidden.
b. Hij verbleef op zolder en je kon hem op de begane grond horen bidden en smeken en pleiten bij God.
1. Ik kan me voorstellen dat God zoiets had van: “doe ff normaal, Ik ben niet doof, Ik ken je gedachten, Ik weet zelfs wat je nodig hebt voordat je je mond opent.”
(i) Ik geloof, dat deze persoon de indruk wilde wekken dat hij een zeer geestelijke christen was, een man van gebed. En dat is hem gelukt, hij had deze reputatie.
01 Alleen is het zo dat God daar niets mee kan, niets mee wil. God erkent dit soort schijnheiligheid niet en God zal hem geenszins belonen voor zijn reputatie.
02 Hij heeft zijn loon al en zijn loon is zijn reputatie onder de mensen.
V. Ook over alle drie de gebieden, het geven van aalmoezen, het bid-den en het vasten, zegt Jezus, dat God wanneer men dit oprecht doet met de beweegreden om alleen God te willen behagen, hem/haar het in het openbaar zal vergelden.
A. M.a.w. wanneer ik vanuit een zuivere motivatie iets voor God doe, dan zal God mij belonen. Ik weet niet hoe jullie hier in staan, maar ik wil door God beloond worden!
i. Wanneer ik voor Jezus kom te staan, wil ik Hem tegen mij horen zeggen: “Goed gedaan, goede en trouwe dienstknecht”.
B. 1 Kor. 3:10-15 – “10God heeft mij het voorrecht en de kracht gegeven om als een goed architect de fundering te leggen, waarop een ander voortbouwt. Natuurlijk moet iedereen wel oppassen hòe hij daarop bouwt. 11Want een andere fundering dan Jezus Christus mag niemand leggen. 12U kunt op die ene fundering met allerlei materialen bouwen; met goud, zilver en edelsteen, òf met hout, hooi en stro. 13Het zal vanzelf blijken wat u hebt gedaan, want de grote dag van de Here komt met vuur. In het vuur blijft alleen over wat waardevol is; de rest verbrandt. 14Als u met vuurvast materiaal op de fundering hebt gebouwd, krijgt u loon. 15Als uw werk verbrandt, zult u verlies lijden. U zult zelf gered worden, maar dan wel door het vuur heen.” (het boek)
i. Paulus leert ons hier precies hetzelfde als wat Jezus ons leert in Mattheüs 6. Namelijk dat God ons zal belonen wanneer wij iets voor God doen vanuit een zuiver motief.
C. 2 Kor. 5:1-10 – “1Wij weten dat als ons lichaam sterft, wij een nieuw huis in de hemel krijgen, waar wij altijd mogen wonen. Dat is een huis door God gemaakt en niet door mensen. 2Wij ervaren nu nog wel allerlei moeilijkheden, maar kijken met verlangen uit naar de dag dat wij een hemels lichaam krijgen en dat zullen aantrekken als nieuwe kleren. 3Wij zullen niet als geesten zijn, maar een lichaam hebben. 4In ons aardse lichaam hebben wij het vaak moeilijk, maar wij zouden het vreselijk vinden om geen lichaam meer te hebben. Wij willen vanuit ons oude lichaam in ons nieuwe lichaam overgaan, zodat het sterfelijke door het leven wordt opgeheven. 5Daarvoor heeft God ons juist gemaakt en als onderpand heeft Hij ons de Heilige Geest gegeven. 6Wij houden dus de moed erin. Al beseffen we heel goed dat wij (zolang we in ons lichaam leven) nog ver van ons hemelse huis verwijderd zijn. 7Door het geloof en niet door het zien, weten wij dat dit waar is. 8Daarom zijn wij ook niet bang om te sterven; integendeel, wij zien ernaar uit om naar huis te gaan, naar de Here. 9Daarom is ons hoogste doel te doen wat Hij wil, of we nu in dit lichaam of thuis bij de Here zijn. 10Want wij zullen allemaal eens voor Christus rekenschap moeten afleggen. Dan wordt alles blootgelegd. Ieder van ons zal krijgen wat hem toekomt, voor wat hij in zijn aardse lichaam heeft gedaan, goed of kwaad.”
i. In Openbaring 20 leert de Bijbel ons, dat alle mensen die ooit geleefd hebben, het laatste oordeel van God zullen moeten meemaken.
a. Dit laatste oordeel zal hun eeuwige bestemming bepalen. Degenen wiens namen geschreven staan in het boek des levens zullen voor eeuwig in alle heerlijkheid samen met God zijn. Alle anderen hebben een totaal andere toekomst. (Openb.20:11-15)
1. Dit laatste oordeel geldt dus voor alle mensen.
ii. Maar, waar Paulus het in 1 en 2 Kor. over heeft, geldt alleen voor ons; wij die wedergeboren zijn, wij die Jezus Christus navolgen.
a. Wij die wedergeboren zijn komen voor de rechterstoel van Christus te staan en zullen daar te zien en te horen krijgen wat onze beloning zal zijn.
VI. In hetzelfde hoofdstuk, 2 Kor. 5, zegt Paulus: “Want de liefde van Christus dringt ons…” M.a.w. wat wij ook doen, doen wij omdat we er door de liefde van Christus toe gedrongen worden.
A. Uiteindelijk zullen wij christenen niet beoordeeld worden op basis van alles wat wij “voor God” gedaan hebben, maar op basis van onze motieven, onze beweegredenen.
B. Paulus zegt eigenlijk, dat het enige zuivere motief om maar iets voor God te doen, de liefde van en voor Christus is.
i. Wat is het grootste gebod? Heb God lief met heel je hart, verstand, ziel en kracht!
ii. Dit is niet alleen het grootste gebod, maar vanuit onze liefde voor God hoort alles voort te vloeien dat wij voor God doen. De liefde dringt ons! Dit is ons doel; om alles voor God te doen omwille van Gods liefde.
C. Als wij een andere beweegreden hebben om dingen voor God te gaan doen, dan missen wij het doel.
i. Dan kunnen wij nog zo veel “voor God” ondernemen, nog zo veel “voor God” opofferen, nog zo veel “voor God” rennen, organiseren, oefenen, dienen, enz… maar het zal door het vuur geen stand houden.
ii. Gisteren heeft Oranje in mijn optiek heel goed gevoetbald. Zij domineerden het spel met balbezit, scorekansen, verdediging, enz… Zij deden heel veel goed, behalve het doel bereiken. En het gevolg daarvan was, dat zij de wedstrijd hadden verloren.
iii. Tot slot: lees Openbaring 2:1-5
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl