46018 1 Korinthe 8:1-13 (Hoe vrij ben ik om te doen wat de Bijbel mij niet verbiedt_ deel 2)
In hoeverre ben ik, als wedergeboren christen vrij om dingen te doen die de Bijbel mij niet expliciet verbiedt?
I. Je zou kunnen zeggen: als het niet in de Bijbel staat, dan mag het gewoon. Lijkt mij logisch!
A. Maar, is dat zo?!? Is het zo dat als de Bijbel mij iets niet duidelijk verbiedt, ik mezelf zonder consequenties daaraan kan geven?
Laten we vanmorgen kijken naar wat de Bijbel ons hierover leert.
II. Twee zondagen geleden waren wij begonnen met I Korinthe hoofdstuk 8 waar Paulus met een heel nieuw onderwerp begint.
Een onderwerp dat de maken heeft met hoe wij als christenen om moeten gaan met praktijken die niet nadrukkelijk geboden of verboden worden in de Bijbel.
A. Dus de vraag is: “hoever reikt de vrijheid van de christen, ofwel hoe vrij ben ik als christen om mee te gaan in praktijken die niet duidelijk worden verboden in de Bijbel?”
III. Al eeuwen lang wordt er gediscussierd over over dingen zoals roken, drinken van alcoholische dranken, dansen, dragen van make-up, meedoen aan de loterij, of het beluisteren van Rock muziek, enz…
A. Ik geloof dat één van de redenen waarom hierover zo vaak en zo veel gediscussieerd wordt, is omdat de Bijbel ons deze dingen niet expliciet verbiedt.
B. Daarom kunnen wij anderen niet met onze Bijbels in de hand deze dingen verbieden, zoals wij hen andere dingen wél kunnen verbieden:
i. Dingen zoals diefstal, moord, hoererij, hebzucht, egoïsme, ontrouw, ongeloof, enz… want de Bijbel verbiedt deze dingen heel duidelijk, omdat zij wel slecht zijn.
ii. Tegelijkertijd gebiedt de Bijbel ons om goede dingen te doen: de Heere liefhebben en aanbidden, elkaar liefhebben, elkaar dienen, getuige zijn, enz…
IV. De dingen die duidelijk verboden of geboden worden, zijn heel zwart/wit. Ze zijn voor meeste christenen goed te onderscheiden want ze zijn òf goed òf slecht; er is geen middenweg.
A. Maar vele praktijken, vele gedragingen worden in de Bijbel niet expliciet verboden, en deze dingen zijn dus niet zwart/wit.
i. Deze dingen zijn niet gemakkelijk te onderscheiden en vallen in het grijze gebied.
ii. En Paulus geeft ons in I Kor. 8 de juiste manier om met dit grijze gebied om te gaan.
BIDDEN
Vers 1 – “En nu iets over de dingen die aan de afgoden geofferd zijn. Wij weten dat wij allen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op.”
I. Paulus gaat hier in op de vraag of het de christen is toegestaan om vlees te eten dat geofferd is aan afgoden.
A. In Nederland kennen wij dit specifieke probleem niet. Maar de bredere toepassing van dit schriftgedeelte heeft wel degelijk betrekking op elke wedergeboren christen.
II. De onbekeerde Grieken waren polytheïstisch, wat betekent dat zij meerdere goden vereerden.
A. Toen Paulus in Hand. 17 in Athene terecht kwam, zag hij dat de stad vol stond met afgodsbeelden.
B. Ook Korinthe stond bekend om haar afgoderij en het was gebruikelijk om dieren te offeren aan deze afgoden.
III. Bij het offeren van een dier werd één gedeelte op het brandaltaar geofferd.
Het tweede gedeelte werd aan de priester gegeven als vergoeding voor de priesterlijke dienst.
En het derde gedeelte mocht door degene die het offer bracht, meegenomen worden.
IV. Wegens het grote aantal offers kon de priester zelf nooit zo veel vlees opeten, dus verkocht hij het aan de slager in het dorp of aan het tempelrestaurant.
A. Dit vlees was volgens de geschiedenisboeken vaak verser en ook goedkoper dan het normale vlees dat in de slagerij verkrijgbaar was.
B. Bij de slager kon je dus kiezen tussen het duurdere vlees dat niet geofferd werd, of het goedkopere vlees dat wel geofferd werd.
i. En het was dit geofferde vlees dat voor sommige christenen in Korinthe zo’n groot probleem veroorzaakte.
Vers 1 – “…Wij weten dat wij allen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op.”
I. Paulus spreekt in dit hoofdstuk voornamelijk tot de sterke christenen in Korinthe.
A. Dit waren degenen die geestelijke kennis en ervaring hadden en die hun autoriteit en vrijheid in Christus kenden.
i. I Korinthe 1:5 – “U bent namelijk in alles rijk geworden in Hem, in elk woord en alle kennis,”
ii. Ja, de Korinthiërs waren verrijkt in kennis, maar zij waren nogal trots op hun kennis, arrogant zelfs.
B. Zij wisten dat een afgod niets betekende en dat zo’n afgod alleen maar echt was tussen de oren van de mensen die verblind waren.
C. Dus, vlees dat aan zo’n nietbestaande afgod geofferd werd, kon in hun ogen niet bezoedeld zijn. Zij waren in hun optiek dus volkomen vrij om dit vlees zowel bij de slager te kopen als in het tempelrestaurant te eten.
i. Voor deze sterke christenen was dit logisch, vooral omdat dit vlees een stuk goedkoper was!
II. Paulus zegt dat kennis de mens opgeblazen ofwel verwaand maakt. Maar is dat zo? Is het zo dat het hebben van kennis, iemand per definitie opgeblazen, verwaand of arrogant maakt?
A. Nu, ik geloof van niet! Waarschijnlijk citeert Paulus hier een motto dat door de Korinthiërs werd gebruikt om hun eigen daden te rechtvaardigen.
i. M.a.w. er was in de kerk in Korinthe een groep die dacht dat zij alle kennis in bezit had, dat zij de leer ofwel de doctrine had, dat zij “het had!”, zij wist het!
a. En omdat zij dit van zichzelf dacht, had zij een hoge dunk van zichzelf gekregen; zij was opgeblazen, verwaand en arrogant.
b. En zij dacht, omdat het voor haar allemaal zo logisch leek, dat zij het bij het rechte eind had.
B. Maar, ondanks dat het allemaal zo logisch was, waarom was er dan een probleem?
i. Omdat je als christen zijnde in de Gemeente van Jezus Christus niet puur op basis van logica hoort te handelen.
ii. Hoe logisch sommige dingen ook zijn, en hoe gelijk wij ook kunnen hebben, er is een hogere macht waarmee God met ons tot Zijn doel wil komen.
iii. En dat is wat Paulus deze verwaande christenen duidelijk wil maken.
a. Je kan bijvoorbeeld een klein kind met allerlei logische argumenten proberen duidelijk te maken dat hij niet bang hoeft te zijn voor het donker.
1. Maar uiteindelijk zal het niet jouw kennis en jouw logica zijn die het kindje gerust zal stellen.
(i) Nee, de liefde die je toont door bij het kindje te blijven, of door een nachtlampje te laten branden, of door de deur op een kier open te laten, zal dat kindje geruststellen.
C. Kennis op zich maakt een persoon niet opgeblazen, maar de toepassing van die kennis.
i. Kennis kan als een wapen gebruikt worden om mee te vechten, of het kan gebruikt worden als een middel waarmee opgebouwd kan worden.
ii. Het is één ding om jouw doctrine, jouw leer op orde te hebben, maar het is een heel ander ding om God te kennen.
iii. Het is ook heel goed mogelijk om te groeien in jouw Bijbelkennis maar niet te groeien in Gods genade of in je eigen relatie met God.
a. Dus, de kennis die puur vanuit een logica te werk gaat zonder dat het rekening houdt met anderen, maakt de mens verwaand, het blaast mensen op, maar de liefde bouwt op.
Vers 2 – “Als iemand denkt iets te weten, dan heeft hij nog helemaal niet leren kennen zoals men behoort te kennen.”
I. M.a.w. als iemand meent alles te weten, dan weet hij nog lang niet wat hij zou moeten weten.
Vers 3 – “Maar als iemand God liefheeft, is die door Hem gekend.”
I. Waar mijn geloof op neerkomt, is relatie. Ik zal God nooit leren liefhebben zonder een persoonlijke relatie met God te hebben, te onderhouden, te koesteren.
A. En door God lief te hebben, door die liefdesrelatie met God ben ik gekend door Hem.
i. D.w.z. dat er intimiteit is vanuit God naar mij toe. Door mij te kennen geeft Hij van Zichzelf aan mij.
a. En dat is pas belangrijk zegt Paulus. Niet de kennis die wij kunnen vergaren over God, maar dat God iets van Zichzelf aan ons geeft.
Vers 4-6 – “Wat dan het eten betreft van de dingen die aan de afgoden geofferd zijn, wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel of op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn – en wij zijn er voor Hem – en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.”
I. Paulus beaamt dat zowel hij als de Korinthiërs de kennis hebben dat er maar één echte God is.
Vers 7 – “Maar niet in allen is de kennis. Sommigen echter, die in hun geweten tot nu toe niet los zijn van de afgod, eten alsof zij een afgodenoffer eten, en hun geweten, dat zwak is, wordt bevlekt.”
I. Paulus zegt dat niet iedereen in de gemeente dit weet. Niet iedereen in de gemeente heeft de vrijheid om het geofferde vlees te eten.
A. En omdat zij niet weten dat zij vrij zijn om dit vlees te eten, klaagt hun geweten hen aan en krijgen zij een schuldgevoel, omdat ze denken dat zij tegen God gezondigd hebben.
II. Ik kan me voorstellen dat degenen die de kennis wel hadden zoiets hadden als: “Maar wij hebben toch gelijk! Een afgod is niet echt, dus waar maken de anderen zich zo druk om?”
A. Hun kennis van de enige echte God is belangrijk, maar is niet belangrijker dan liefde tonen aan de zwakken in de gemeente van Christus.
Vers 8 – “Voedsel nu brengt ons niet dicht bij God. Immers, als wij eten, zijn wij er niet méér om en als wij niet eten, zijn wij er niet minder om.”
I. Paulus zegt dat eten niets te maken heeft met onze relatie met God.
A. Degenen die met hun kennis en in hun vrijheid het offervlees wel eten, zijn niet meer geestelijk.
B. En degenen die het offervlees niet eten, zijn ook niet minder geestelijk.
Vers 9-12 – “Maar let erop dat deze vrijheid van u niet op een of andere manier een aanstoot wordt voor de zwakken. Want als iemand u, die deze kennis hebt, in een afgodstempel aan tafel ziet zitten, zal dan zijn geweten, omdat het zwak is, er niet in gesterkt worden om de dingen te eten die aan de afgoden geofferd zijn? En zal dan de broeder die zwak is door uw kennis verloren gaan, een broeder voor wie Christus gestorven is? Door echter zo tegen de broeders te zondigen en hun geweten, dat zwak is, te kwetsen, zondigt u tegen Christus.”
I. Hier wordt het concreet! Paulus geeft ons hier het antwoord op de vraag hoe wij om moeten gaan met dingen die ons niet door de Bijbel verboden worden. Dingen waar wij vrij in zijn om te doen, dingen die in het grijze gebied vallen.
II. En Paulus zegt ten eerste dat wij voor de zwakken onder ons geen aanstoot worden, oftwel dat wij hen niet moeten laten struikelen.
A. Paulus bedoelt hier niet mee, dat ik als christen zijnde het alle mensen naar hun zin hoef te maken.
i. Ik bedoel dit. Wij mensen hebben allemaal onze voorkeuren.
ii. Ook hebben wij onze eigen mening over hoe bepaalde dingen horen te gaan. Dingen in de kerk bijvoorbeeld.
iii. De één heeft een voorkeur voor een strakke struktuur, de ander vindt losjes veel prettiger. Sommigen houden van Opwekking, anderen van Johan de Heer en Glorieklokken en weer anderen van een ander genre.
a. Op zich niets mis mee! Sterker nog, ik denk dat dat juist de kracht is van de gemeente. Dat er juist in die eenheid zo veel diversiteit mogelijk is.
iv. Maar sommige mensen maken misbruik van dit schriftgedeelte en zeggen voor elk wissewasje dat als het niet gaat zoals zij dat willen, zij daarover struikelen, ofwel dat het voor hen een aanstoot is.
v. Dit soort mensen klagen vaak over dingen zoals de muziek: het staat te hard of te zacht.
vi. Of ze klagen over het gedrag van anderen in de kerk: hij doet dit niet goed, zij doet dat niet goed.
a. Maar dit heeft dus niets te maken met wat Paulus hier ons leert. Dit heeft puur te maken met eigen mening, met persoonlijke voorkeur en met wat men ergert of irriteert.
B. Waar het Paulus wel om gaat, is dat een aanstoot zijn oftewel het laten struikelen betekent, dat wij de zwakke broeders/zusters onder ons aanzetten tot zonde.
i. En dit horen wij niet te doen!
III. Paulus heeft het hier over het geweten van de zwakke; en waar het gaat om dingen die wij wel of niet horen te doen spreekt de Heilige Geest tot ons geweten.
A. Als mijn geweten mij iets niet toelaat om te doen, iets dat in het grijze gebied valt, dan is het voor mij beter dat ik het niet doe.
i. Want, als ik het wel doe, dan gebeurt er iets met mij; iets dat schadelijk is voor mijn relatie met de Heer.
ii. Alhoewel de daad op zich niet slecht hoeft te zijn, wordt het slecht als het gedaan wordt tegen je geweten in.
a. Als ik mijn geweten negeer, als ik tegen mijn geweten in toch iets doe, dan raak ik in verwarring en krijg ik schuldgevoelens.
Want ik doe iets waarvan mijn geweten mij zegt dat het fout is, dat het zondig is.
b. En als ik het één keer heb gedaan, dan kan het zo zijn dat de waarschijnlijkheid dat ik het nog een keer doe, of blijf doen veel groter wordt.
1. Wie van ons heeft ooit gedacht: “Nu ja, ik heb het toch al gedaan, wat maakt het nu uit als ik het blijf doen?”
(i) En dit is waar satan ons wil krijgen. Dat wij tegen ons geweten in bewust zondigen, want dat zal ons in een neerwaartse spiraal doen terechtkomen.
(ii) En eenmaal in zo’n neerwaartse spiraal is het goed mogelijk om helemaal van je geloof af te vallen.
i. Vandaar dat Paulus de sterkere christenen waarschuwt om de zwakken niet te laten struikelen.
Om de zwakken niet tegen hun geweten in tot zonde aan te zetten!
IV. Bovendien zegt Paulus dat wanneer de sterkere christen de zwakke laat struikelen, hij niet alleen tegen de zwakke zondigt, maar zondigt tegen Christus.
A. Weten jullie nog in Handelingen 9 toen Jezus aan Saulus verscheen? Toen zei Jezus tegen Saulus: “Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?”
i. Jezus zei tegen Saul dat het geweld dat hij tegen de christenen en de gemeente pleegde, pleegde hij tegen Jezus.
a. Dus, ook hier zegt Paulus dat wanneer ik in mijn vrijheid een zwakke broeder of zuster aanzet tot zonde, dan zondig ik tegen Jezus Zelf.
Vers 13 – “Daarom, als het voedsel een aanstoot wordt voor mijn broeder, dan zal ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, opdat ik mijn broeder geen aanleiding geef tot vallen.”
I. Zo ernstig is dit, dat Paulus bereid is om totaal geen vlees meer te eten omwille van een ander!
A. En dat is wat God van jou en van mij verwacht, als het gaat om onze vrijheid om dingen te doen of te laten die in het grijze gebied zijn.
II. De Bijbel verbiedt mij niet om af en toe een glas wijn of een biertje te drinken. En ik drink op jaarbasis misschien vijf glazen wijn en vijf biertjes.
A. Ik heb er persoonlijk geen probleem mee. Mijn geweten laat mij dit toe. En ik ben er erg discreet in.
B. Maar, als ik weet dat iemand bij mij over de vloer komt wiens geweten het hem/haar absoluut niet toestaat om een glas wijn te drinken, dan drinken wij vruchtensap of een spaatje rood.
i. Ook zorg ik ervoor dat er geen wijnflessen of wijnglazen zichtbaar zijn.
a. Dit doe ik niet om stiekem te zijn, maar ik wil dus niet dat die persoon denkt: “Als Stan, de Missionary, de Voorganger, wijn drinkt, dan doe ik het ook.”
1. En dit is dan het gevaar: die persoon zal iets gaan doen dat tegen zijn geweten in gaat, wat voor hem zonde is.
III. Tot slot nog één voorbeeld. In mijn ervaring voelen sommige dames zich helemaal vrij om zich niet al te bescheiden aan te kleden.
A. Begrijp me niet verkeerd. Dames mogen zich naar mijn mening gewoon leuk aankleden.
B. Maar, als er een beetje te veel huid zichtbaar is, of als je rondhuppelt met je decolleteetje, dan ben je voor sommige mannen een “lust” voor het oog waardoor je deze mannen of jongens aanzet tot zonde.
C. Dan kan je zeggen: “Ik ga mijn kledingstijl niet veranderen voor zo’n viezerik, dat is zijn probleem”.
i. Dit is precies wat Paulus ons hier duidelijk probeert te maken. Hij zou tegen de dame zeggen:”Omwille van de zwakkere broeder, let alsjeblieft op hoeveel huid je laat zien”.
IV. Over dit onderwerp zegt de apostel Paulus in 1 Kor. 10:23
A. 1 Kor. 10:23 – “Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen zijn nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen bouwen op.”
i. M.a.w. niet alles dat ik in mijn vrijheid mag doen, is nuttig en bevorderlijk voor mijn broeders en zusters in Christus.
Niet alles dat ik in mijn vrijheid mag doen, zal bijdragen aan de algehele opbouw van de gemeente.
Mijn vrijheid in Christus mag dus NOOIT aanstoot geven, het mag NOOIT een ander belemmeren om dichter tot Jezus te komen, het mag NOOIT iemand in de weg staan om überhaupt tot geloof in Jezus te komen.
BIDDEN