46006 1 Korinthe 4:1-2 (roeien met de riemen die God heeft
+
46006a 1 Korinthe 4 vers voor vers (transcript)
I. Wij kennen dit Nederlandse spreekwoord toch? “Men moet roeien met de riemen die men heeft”
A. Je moet je zien te redden met de beschikbare middelen.
i. Ik ben geen expert op het gebied van de Nederlandse taal, maar voor zover ik weet, wordt het altijd in een negatieve zin gebruikt.
a. Bijvoorbeeld op je werk, als de helft van je collega’s ziek zijn, dan moet de rest roeien met de riemen die ze heeft.
Als ik alleen al naar mezelf kijk, kan ik me af en toe wel voorstellen dat God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest ooit over ons, over de Gemeente tegen elkaar gezegd hebben: “We moeten roeien met de riemen die we hebben.”
Ik weet natuurlijk dat dit niet het geval is, maar het feit dat God Zijn geheimenissen, Zijn reddingsplan, Zijn Evangelie aan ons heeft toevertrouwd, verbaast mij nog steeds.
Deze keer beginnen wij met 1 Korinthe 4 en zullen bij vers 1 beginnen.
BIDDEN – help ons om U tot het uiterste te gehoorzamen en te dienen.
I. Paulus kwam zo’n vijf jaar voordat hij deze brief geschreven had voor het eerst in Korinthe.
Hij had daar het Evangelie met de mensen gedeeld, heeft daar een kerk gesticht en is daar vervolgens anderhalf jaar lang gebleven om hun de Bijbel te onderwijzen.
II. Stel je voor dat de apostel Paulus naar Nederland kwam en dat hij anderhalf jaar lang hier in Hoofddorp onderwijs zou geven.
A. Ik zou zeggen: ”Laten we de tent voor anderhalf jaar dichtgooien en onder zijn onderwijs gaan zitten”.
B. Denk eraan hoeveel wij van Paulus zouden kunnen leren. Denk eraan hoe verrijkend die anderhalf jaar voor ons zou kunnen zijn.
i. Niet alleen omdat Paulus zo veel kennis had, maar ook wegens zijn hart voor zijn broers en zussen, zijn hart voor de gemeente.
ii. Paulus was God dankbaar voor de Korinthiërs. Hij zegt in hoofdstuk 1 vers 4: “Ik dank mijn God steeds weer voor u, vanwege de genade van God die u gegeven is in Christus Jezus.” Zijn wij God dankbaar voor elkaar?
iii. Paulus hield van de Korinthiërs. Hij sluit deze brief af met de woorden: “Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus.”
III. Dus Paulus die de mensen van Korinthe tot de Heer heeft geleid; die de gemeente in Korinthe gesticht had; die anderhalf jaar lang hen in liefde, met veel geduld en passie in het Evangelie onderwezen had; die de gemeente vervolgens overgedragen had aan plaatselijke leiders; was erachter gekomen dat:
A. De huidige leiders hem minachtten, dat zij zijn apostolische autoriteit niet erkenden, dat zij hem ondermijnden.
B. Dat de Korinthiërs zich niet los wisten te maken van de wereldse wijsheid.
C. Dat de Korinthiërs geen stapje verder waren gekomen in hun geestelijke ontwikkeling, en dat zij na vijf jaar christen zijn nog steeds aan de fles zitten, nog steeds in hun geestelijke luiers rondkruipen, nog steeds vleselijk zijn.
D. Dat de Korinthiërs een en al ruzie met elkaar hebben, dat er afgunst heerst, dat de gemeente versplinterd is, dat de gemeente trots is, dat zij het Woord van God verachten, en dat zij ondanks al deze tekortkomingen er zelfs over durven op te scheppen hoe geweldig en hoe geestelijk zij allemaal zijn.
IV. Dus schrijft Paulus deze brief om hen te vermanen, om hen te winnen zodat zij niet door de satan en niet door het wereldse en vleselijke beroofd zullen blijven van al het mooie, al het goede dat God voor hen voor ogen had.
A. Het belangrijkste onderwerp waar Paulus de eerste vier hoofdstukken aan besteedt, is het probleem van de verdeeldheid in de gemeente.
i. Zij waren o.a. verdeeld omdat zij de ene dienstknecht van God verhieven boven de ander.
a. Zij ruzieden er als het ware over welke worship leader de beste was, of welke home fellowship leider, of welke voorganger.
B. Zij beoordeelden deze dienstknechten van God op basis van menselijke, wereldse criteria.
i. Vandaag de dag wordt er gekeken wie het succesvolst is, wie de meeste invloed heeft, wie de meeste talenten heeft en wie het meest effectief is.
ii. De criteria waarop voorgangers vandaag de dag door mensen worden beoordeeld, zijn vaak:
a. Hoe groot de gemeente is; hoe groot de zondagsschool is of de jongerenbediening;
b. hoe veel mensen hij ‘onder zich heeft’;
c. hoe hij eruit ziet, hoe hij zich kleedt;
d. hoe hij spreekt, zijn woordenschat;
e. hoeveel letters hij achter zijn naam heeft staan;
f. waar hij gestudeerd heeft;
g. hoeveel boeken hij heeft geschreven;
h. hoe bekend hij is in christelijk Nederland;
i. op hoeveel verschillende conferenties hij spreekt;
j. de grootte van het kerkgebouw, enz…
1. Maar bij God zijn deze zaken totaal niet van belang.
2. 1 Samuël 16:7 – “Maar de HERE zei tegen hem: ‘Beoordeel een man niet op zijn uiterlijk of zijn lengte, want dit is niet de man die Ik bedoel. Ik beslis op andere gronden dan u! De mensen beoordelen iemand naar zijn uiterlijk, maar Ik kijk naar zijn gedachten en hoe hij innerlijk is.’”
C. Dit is precies wat de Korinthiërs deden: zij beoordeelden Paulus, Apollos en Petrus op basis van uiterlijke dingen.
i. Volgens de traditie was Paulus een kale korte man, met O-benen, met één wenkbrauw, met druipogen, met een hele kromme neus en was hij niet welbespraakt.
ii. Dus ik kan me voorstellen dat sommige Korinthiërs zoiets hadden van: “Joh, geef mij liever Apollos, hij is veel statiger dan Paulus, veel knapper, hij heeft echt een gave om te spreken. Hij is creatief, innovatief, hij is relevant, hij is modern, hij is charismatisch, enz…
a. Het is op zich niet verkeerd om dit soort eigenschappen te hebben. Maar het punt is, dat God deze dingen niet belangrijk vindt.
b. Zo wil Paulus hun laten zien wat voor God wél belangrijk is in Zijn dienstknechten.
Vers 1 – “Laat men ons zó beschouwen, namelijk als dienaren van Christus en als beheerders van de geheimenissen van God.”
I. Paulus zegt dat de Korinthiërs de mannen Gods niet moeten ophemelen of verachten, maar hen beschouwen als dienaren van Christus.
II. Ik geloof dat deze verzen in eerste instantie betrekking hebben op Paulus, Apollos en Petrus, maar zeer zeker ook op alle voorgangers van een plaatselijke gemeente.
A. Het woord dienaren dat Paulus hier gebruikt is in de grondtekst: hupēretas, wat letterlijk “onder-roeier” betekent.
B. Een hupēretas was een slaaf die in het onderste gedeelte van een schip samen met tientallen andere slaven roeide op het ritme van de trommelaar.
i. Zij hadden slechts één taak: roeien! Roeien met hun ogen gericht op de man die vooraan stond te roepen: ‘Roeien, roeien, roeien!’
ii. Dit waren de verachtelijkste en minst benijde slaven van die tijd.
a. Morgan beschrijft een onder-roeier als een ondergeschikte die optreedt op het bevel van zijn meerdere; die geen vragen stelt; die de opdracht ten volle uitvoert zonder aarzeling en die enkel en alleen rapporteert aan degene die boven hem is gesteld.
1. Als je aan een onder-roeier zou vragen om iets anders te doen, zou hij weigeren, want hij was er om maar één ding te doen en om één meester te dienen.
(i) Hij wist precies wat de reden voor zijn bestaan was en wat hij moest doen.
iii. Vanuit deze betekenis werd het woord hupēretas voortaan gebruikt om alle ondergeschikten te beschrijven.
a. M.a.w. een ieder die onder het gezag van een ander stond, een ondergeschikte, was een hupēretas.
C. Paulus zegt dat de Korinthiërs hem, Apollos en Petrus, moesten beschouwen als een hupēretas in dienst van één Meester, de Here Jezus Christus!
i. De Korinthiërs wisten precies waar Paulus het over had. Omdat Korinthe een havenstad was, waren de mensen bekend met de Romeinse oorlogsschepen die zich daar bevonden en dus ook met de onder-roeiers.
ii. Paulus zegt als het ware: “Wij zijn geen hoge Pieten, wij hadden ons niet als dominante baasjes opgesteld.
Wij zijn dienaren van Jezus Christus, onder-roeiers die onze blik gefixeerd hebben op Hem.
Wat Hij ons gebiedt te zeggen, zeggen wij, en wat Hij ons gebiedt om niet te doen, doen wij ook niet.
Wij weten Wie wij dienen en wat van ons verlangd wordt.
En zo moeten jullie ons zien wanneer wij onder de Korinthiërs de gemeente dienen.”
Vers 1 – “Laat men ons zó beschouwen, namelijk als dienaren van Christus en als beheerders van de geheimenissen van God.”
I. Paulus zegt ook dat de Korinthiërs hen moeten beschouwen als beheerders van de geheimenissen van God.”
A. Een beheerder is in dit geval iemand aan wie de verantwoordelijkheid is gegeven over een huishouden. Hij was verantwoordelijk voor:
i. Het beheren van de financiën; voor het behoeden en bewaken, voor de opvoeding en het onderwijs van de kinderen; voor het serveren van alle maaltijden.
a. Kortom, de beheerder was degene in het huishouden die ervoor zorgde dat alles elke dag soepel verliep en dat een ieder kreeg wat hij/zij nodig had.
1. Vandaar dat G. Campbell Morgan de beheerder een ‘huisvrouw’ noemt.
2. De beheerder was echter niet de eigenaar, het was hem alleen toevertrouwd.
B. Paulus zegt hiermee dat de geestelijke leider, de voorganger, een beheerder is van Gods huishouden. Dat het zijn taak is om ervoor te zorgen dat een ieder in Gods huishouden krijgt wat hij/zij nodig heeft.
C. Hij zegt dat het de voorgangers verantwoordelijkheid is om de geheimenissen van God aan de mensen door te geven.
i. Ik geloof dat Paulus hier zegt dat de voorganger het Woord van God, de boodschap van God, onvervalst moet doorgeven.
a. Dit betekent dat hij trouw moet zijn in zijn voorbereiding.
b. Dat hij zich moet inspannen. Hij moet keihard werken om de leer, de doctrine van de Bijbel, eruit te halen en op een begrijpelijke manier door te geven.
1. Want leer, doctrine, is wat bepalend is voor een heilig en aan de Heer toegewijd leven.
2. De christen kan niet leven volgens de voorschriften van de Bijbel als hij deze niet kent en niet begrijpt.
3. De voorganger is dus verantwoordelijk voor zowel wát hij onderwijst en de manier waarop hij het onderwijst. Mensen moeten het kunnen snappen.
(i) 2 Timotheus 2:15 – “Doe je best; wees een goede werker voor God, die zich niet hoeft te schamen. Geef Gods boodschap onvervalst door.” (Het Boek)
(ii) 2 Timotheus 4:2 – “Verkondig de boodschap, dring aan, of het nu gelegen komt of niet, weerleg, berisp, moedig aan, wees altijd geduldig en blijf de mensen onderrichten.” (GNB)
Nu komen we tot datgene dat God uiteindelijk het allerbelangrijkste vindt in AL Zijn dienstknechten.
Vers 2 – “En verder wordt van de beheerders verlangd dat zij betrouwbaar blijken te zijn.”
I. De belangrijkste eigenschap in een beheerder is betrouwbaarheid.
A. De beheerder krijgt het gehele huishouden inclusief alle bezittingen aan hem toevertrouwd en als hij niet betrouwbaar is, heeft de eigenaar een heel groot probleem.
B. God verlangt dat Zijn dienstknechten betrouwbaar zijn; dat zij Gods Woord continu en steeds meer gehoorzaam zijn; dat zij continu en steeds meer vastberaden zijn om betrouwbaar te zijn.
i. God vereist niet dat Zijn dienstknechten geniaal zijn of creatief of pienter of populair.
ii. God kan dienstknechten met deze kwaliteiten wel gebruiken, maar één eigenschap is boven alle andere een vereiste: dat hij betrouwbaar is, punt uit.
C. Paulus stuurde op een gegeven moment Timotheüs naar de Korinthiërs, omdat hij volgens vers 17 ‘geliefd en trouw’ was.
i. Paulus wist zonder enige twijfel dat Timotheüs te vertrouwen was in het doorgeven van het onvervalste Woord van God.
a. Paulus hoefde zich geen zorgen te maken dat Timotheüs Bijbelteksten of Bijbelthema’s uit hun context zou halen.
1. Hij had alle vertrouwen in Timotheüs dat hij het Woord van God zou recht snijden.
ii. In Kolossenzen 1:7 noemt Paulus een zekere Epafras zijn geliefde mededienstknecht, een trouwe dienaar van Christus.
iii. In Kolossenzen 4:17 noemt Paulus een zekere Tychikus zijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht in de Heere.
a. Dus het criterium was, dat de dienstknecht van God trouw en betrouwbaar is.
We hebben het deze keer voornamelijk gehad over de rol van een Paulus, een Apollos, een Petrus en de voorganger van de plaatselijke gemeente.
Namelijk dat zij de onder-roeiers van Christus zijn, dat zij de beheerders zijn van de geheimenissen van God, dat zij betrouwbaar moeten zijn.
I. Maar in een bredere zin, in een algemene zin is elke wedergeboren christen hiertoe geroepen.
A. Een ieder van jullie is hiertoe geroepen. Misschien niet specifiek als voorganger, maar zeer zeker in datgene waartoe God jou geroepen heeft.
i. En als je niet weet waartoe God je geroepen heeft, lees Handelingen 1:8 nog een keer en laat die waarheid goed tot je doordringen.
a. Al heb je je specifieke roeping nog niet ontdekt, weet, dat je sowieso geroepen bent om in deze wereld, thuis, op school, op je werkplaats, in het openbaar vervoer, in je eigen leefomgeving, getuige te zijn van Jezus Christus.
1. Ook als getuige ben je een hupēretas, een onder-roeier.
2. Ook als getuige ben je een beheerder van de geheimenissen van God.
3. Ook als getuige verlangt God van jou dat je betrouwbaar bent in deze dingen.
II. Wanneer ik voor de Heere Jezus kom te staan en Hij mij zal gaan belonen voor datgene dat ik hier op aarde in Zijn naam gedaan heb, wil ik zo graag deze zes woorden uit Zijn mond horen: “Goed gedaan, goede en trouwe dienstknecht”
A. Dit geldt trouwens niet alleen voor voorgangers, maar voor een ieder van jullie die in Hem geloven.
In een positieve zin wil God roeien met de roeiers die Hij gekozen heeft.
Geloof je in Hem, dan ben je gekozen.
Ben je niet gekozen, ga in Hem geloven en dan ben je het wel!
===
Transcriptie audio
Waar we het vanavond over gaan hebben, is dat wat Paulus ook zegt: jullie kunnen wel tienduizenden leermeesters hebben, maar jullie hebben niet vele vaders. Ik vind het toch bijzonder dat ik een aantal van die jonge gasten in mijn leven heb gekregen, waarvan ik toch kan zeggen: joh ik heb het voorrecht om jullie vader ook te zijn. Goed, we gaan beginnen, 1 Korinthe hoofdstuk 4. We weten inmiddels dat de gemeente in Korinthe een hoop problemen had, heel veel problemen. En het eerste probleem dat door Paulus aangepakt wordt in deze brief is het probleem van verdeeldheid. Hij besteedt 4 hoofdstukken aan dit probleem, wat in mijn ogen veel zegt over hoe God tegen verdeeldheid kijkt. Hij wil niet dat de gemeente van Jezus Christus verdeeld is, Hij wil niet dat er verdeeldheid is in de plaatselijke gemeente. Vanavond gaan we dus vers voor vers kijken naar hoofdstuk 4, waarin Paulus dit onderwerp verdeeldheid afrondt. Hij sluit hiermee het hoofdstuk af. Vers 1 en 2: Laat ieder mens ons zó beschouwen, namelijk als dienaren van Christus en beheerders van de geheimenissen van God. En verder wordt van de beheerders verlangd dat zij betrouwbaar blijken te zijn. Paulus zegt tegen deze Korinthiërs: jullie horen mij en Apollos en Petrus te beschouwen als upereitas, als onderroeiers, als dienaren van Jezus Christus, wat we afgelopen zondag hebben behandeld. Jullie horen ons te beschouwen als beheerders, niets meer. Wij hebben dit van Jezus Christus gekregen, Hij heeft ons een taak gegeven, Hij heeft ons een ambt gegeven and that’s it. Het is ons gegeven. Jullie moeten ons niet overwaarderen, wat een aantal van de Korinthiërs hadden gedaan, ze hadden partijen gemaakt: ik ben van Cefas, ik ben van Apollos, ik ben van Petrus, ik ben van Paulus; maar ze hoorden hen ook niet te onderwaarderen.
Maar goed, hoe dan ook, Paulus zegt hier in vers 3: maar het betekent zeer weinig voor mij dat ik door u beoordeeld word of door enig menselijk oordeel. Ja, ik beoordeel ook mijzelf niet. Waarom zegt hij dit? Paulus weet dat geen enkel mens in staat is om hem eerlijk of juist of zuiver te kunnen beoordelen, omdat mensen een zeer beperkt gezichtsvermogen hebben. Mensen zien niet alles, mensen kunnen niet in het hart van de mens kijken. Dus zegt hij dat wat mensen van hem vinden niet belangrijk is voor hem. Hij zegt: het is voor mij niet belangrijk. Let wel dat Paulus onberispelijk is; hij is oprecht, hij heeft een zuiver geweten, Jezus Christus staat bij Paulus op de eerste plaats, hij wandelt met God, hij wandelt in de Geest, dus hij kan dit terecht zeggen. Maar er zijn ook christenen die niet onberispelijk zijn, die niet oprecht zijn, die geen zuiver geweten hebben, bij wie Jezus niet op de eerste plaats staat, die niet in de Geest wandelen. Hij noemde hen ook vleselijke christenen in hoofdstuk 3. En deze vleselijke christenen zeggen soms ook dat wat mensen van hen vinden niet belangrijk is. Ze zeggen vaak: “joh, God weet dit, het is tussen mij en God; Hij oordeelt hierover, niet mensen”. Ze denken altijd dat ze gelijk hebben, dat zij het goed zien waardoor ze eigenlijk lak hebben aan alle andere mensen. Dit is dus niet wat Paulus hier bedoelt. Paulus zegt:” ja, ik beoordeel ook mezelf niet. Jullie kunnen mij wel beoordelen, maar dat betekent helemaal niets voor mij, ik beoordeel mezelf niet eens”. Met andere woorden: jullie zijn niet in staat om mij op de juiste manier te beoordelen, maar ikzelf ook niet. Ook ik ben niet in staat om een zuiver oordeel over mezelf te maken, want zegt hij in vers 4: Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik nog niet gerechtvaardigd. Wie mij echter beoordeelt, is de Heere. Hij zegt hiermee: alhoewel ik me van geen kwaad bewust ben ofwel hoewel ik zelf niets verkeerds in mijn eigen handel en wandel zie, in mijn eigen leven, in mijn motivaties, wil dat nog niet zeggen dat ik op sommige gebieden niet fout zit. Hij kan het fout hebben, we hebben allemaal blinde vlekken in ons leven. We hebben allemaal gebieden in ons leven waar we zelf niet doorhebben dat we die tekortkomingen hebben. Een menselijk oordeel is dus nooit zuiver, het is alleen de Here die hem oordeelt.
Vers 5: Oordeel daarom niets vóór de tijd, totdat de Heere komt. Hij zal ook wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen, en de voornemens van het hart openbaar maken En dan zal ieder van God lof ontvangen. Jezus zal wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen, hij zal de overleggingen van het hart openbaar maken. Paulus heeft het hier niet over duistere praktijken, hij heeft het niet over duistere daden, maar ik geloof dat hij het simpelweg heeft over dingen die andere mensen niet kunnen zien, hij heeft het daarover. Jezus zei op een gegeven moment… Hij had het over bidden en Hij had het over bidden in je binnenkamer. Dat is de plek waar niemand anders je ziet. En ik hoop dat we allemaal zo’n gebedsleven hebben dat we ons van tijd tot tijd, liefst elke dag, terugtrekken en dat we bidden in onze eigen binnenkamer. En dat kan een wandeling zijn in het park, het kan vroeg in de ochtend zijn voordat de rest van je huisgenoten opstaan, als je het maar hebt, die 1 op 1 tijd met God de Vader. En hij zegt die dingen die je met Hem bespreekt, je motivaties, die dingen zullen openbaar gemaakt worden. Hij heeft het dus over goede dingen die christenen in het verborgen doen. Er zijn ook bijvoorbeeld dingen… en ik geloof dat wij allemaal goede dingen doen, waarvan niet iedereen weet. Ik noem maar wat, als… een goed voorbeeld, actueel. Bert en Thea gingen verhuizen in december, ze hebben volgens mij tot meerdere malen toe een envelop bij hen thuis op de deurmat gekregen, waarin geld zat en het was anoniem. Ik denk dat er alleen op stond: het is een zegen van de Heer. Dat zijn die verborgen dingen, waarvan niemand het weet, zelfs Bert en Thea niet, het is tussen die persoon en God; en het zijn die dingen die straks openbaar gemaakt zullen worden. Want er staat: en dan zal ieder van God lof ontvangen, waar iedereen bij zal zijn. Doe dat soort dingen ook in het verborgene. Als je het aan de grote klok hangt, dan heb je je beloning al gekregen. Want dan zeggen mensen: “hé, wauw, wat is die Stan geestelijk joh; wat is hij een goede gever, joh, man”. Zeg dat alsjeblieft niet, want dan heb ik mijn beloning al ontvangen. Ik wil mijn lof van God ontvangen. God ziet het hart en Hij weet de reden waarom mensen Hem dienen. Hij weet ook waarom ik doe wat ik doe, mijn motivatie. Wat beweegt mij om te doen wat ik doe.
Vers 6: Deze dingen nu, broeders, heb ik ter wille van u op mijzelf en Apollos toegepast, met de bedoeling dat u van ons leert niet te bedenken boven wat er geschreven staat, opdat niemand zich ten gunste van de een boven de ander verheft. De voorbeelden die Paulus gaf in hoofdstuk 3, van de boeren, de bouwers, de onderroeiers, de beheerders; die dingen heeft hij op zichzelf en op Apollos toegepast om de Korinthiërs te leren hoe zij christelijke leiders horen te zien. En natuurlijk horen de gelovigen, de mensen in Korinthe, maar ook wij hun leiders, hun oudsten, hun voorgangers te eren en te respecteren, maar niet boven wat er in de Bijbel geschreven staat. Dat waren ze wel aan het doen. Ze verhieven de een boven de ander en ze werden trots, ze vormden partijen. En dat wil God niet, want dat brengt verdeeldheid. In 1 Thessalonicenzen 5:12 en 13 staat: broeders, wij vragen u respect te hebben voor uw leiders, die door de Heer zijn aangewezen. Zij verrichten veel werk onder u en wijzen u terecht waar dat nodig is. Respecteer hen en houd van hen, omdat zij zoveel voor u doen. Dit is wat er staat. In vers 6 zegt Paulus met de bedoeling dat u van ons leert niets te bedenken boven wat er geschreven staat. Dus als dit hier staat, dan horen wij dit te doen en niet meer. We moeten Stan Marinussen niet ophemelen en op een voetstuk plaatsen en dat soort dingen. Ik denk niet dat jullie dit doen, maar dit hoort dus niet. Dus wat hier staat in 1 Thessalonicensen is goed, dat is gezond. Wat de Korinthiërs deden was ongezond, ze waren trots, ze zetten de ene leider boven de andere, ze zetten de leiders tegen elkaar.
Vers 7: Want wie maakt onderscheid tussen u? En wat hebt u dat u niet hebt ontvangen? En als u het ook ontvangen hebt, waarom roemt u alsof u het niet ontvangen had? Alles dat de Korinthiërs hadden en alles wat wij hebben, alles dat wij kunnen is omdat de Here het ons gegeven heeft. Weet je, het heeft zo lang geduurd voordat ik dit doorhad. Als jongen zijnde, als tiener, zelfs als jonge man zijnde kon ik best wel veel, ik merk nu pas dat mijn lichaam het soms, nee vaker het af laat weten, dat het niet zo goed functioneert, dat het niet meer mee wil doen met alle dingen die ik eigenlijk wil doen. Toen ik nog super topfit was, jaren geleden, dacht ik dat ik al die dingen had omdat ik trainde, omdat ik zo slim was, omdat ik goed voor mezelf zorgde. En ik weet die dingen dragen daar allemaal aan bij, maar uiteindelijk heb ik toch al die dingen van God gekregen. Niets wat wij hebben, hebben wij van onszelf. En dat zegt Paulus hier ook: wat hebt u wat u niet hebt ontvangen? En als u het ook ontvangen hebt, waarom roemt u alsof u het niet ontvangen had? Christenen denken nog al te vaak wat zij aan gaven, aan talent, aan bekwaamheid hebben, dat zij dit uit zichzelf hebben. En sommigen worden daardoor trots, sommigen worden daardoor hoogmoedig, zij denken dat zij meer geestelijk zijn dan anderen, zij denken dat zij een bevoorrechte positie hebben verkregen bij God omdat ze zoveel kunnen of omdat ze gebruikt worden door God. Maar Paulus zegt dat alles dat we hebben van God afkomt en daarom is er dus geen enkele reden om te roemen. Ik moet denken aan een tijdje geleden, ik zag een kind dat volop in de groei was, dat had ik al een jaar of 2 niet gezien. In mijn laatste herinnering was hij ongeveer zo groot en ineens was hij zo groot. Ik zei ”Zo, wat ben jij gegroeid!” “Ja, ik ben gegroeid, kijk”. Alsof hij er zelf iets aan had gedaan om zo groot te worden. Hoe groot wil je worden. Misschien waren er wel enige factoren, zoals die pindakaas, ik denk niet dat die persoon het zelf heeft bewerkstelligd. Paulus wordt in de volgende verzen heel erg sarcastisch.
Vers 8: U bent al verzadigd, met andere woorden jullie hebben alles wat jullie nodig hebben. U bent al rijk geworden, bent al gaan regeren zonder ons. Regeerde u ook maar, opdat ook wij met u zouden mogen regeren! Hij zegt heel sarcastisch dat zij reeds alles hadden bereikt dat God voor hen voor ogen had. Hij zegt dat zij reeds waren aangekomen, alsof zij al in het millennium, in het duizendjarige rijk aan het regeren waren. Paulus zegt: was het maar zo, want dan zouden wij er ook bij zijn, dan zouden wij allemaal met Christus regeren.
Vers 9: Want ik denk dat God ons, de laatste apostelen, heeft tentoongesteld als mensen die ter dood veroordeeld zijn. Wij zijn immers een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. Wij zijn dwaas om Christus’ wil, maar u bent wijs in Christus, wij zwak, maar u sterk, u geëerd, maar wij veracht. Tot op dit moment lijden wij én honger, én dorst, én zijn wij naakt, én worden wij met vuisten geslagen, én hebben wij geen vaste woonplaats, én spannen wij ons in door met onze eigen handen te werken. Dat met eigen handen te werken, dat is echt heel erg min in die tijd, want mensen hadden slaven om met hun eigen handen te werken. Dus een normaal mens hoefde eigenlijk niets te doen. Er was geen arbeid in die zin van: joh wij moeten de handen uit onze mouwen steken of kom op, we gaan nu dit doen of dat doen. Nee, ze hadden slaven voor dat doel. Dus wat Paulus zegt: wij spannen ons in door met onze eigen handen te werken, dat zegt heel veel over hem, over de apostelen. Worden wij uitgescholden, dan zegenen wij. Worden wij vervolgd, dan verdragen wij. Worden wij belasterd, dan bidden wij. Wij zijn geworden als het uitvaagsel (tuig) van de wereld en het afschraapsel van allen tot nu toe. Het woord afschraapsel is precies het woord afschraapsel. Hebben jullie ooit in de stad gewandeld of gelopen en dan trap je in iets en dan heb je of een stokje of iets en dan ga je het uit je schoen afschrapen. De apostelen werden zo gezien door de wereld. Dus als ik deze apostelen… hoe Paulus zichzelf en de apostelen omschrijft, beschrijft en als ik dan hoor hoe mensen met veel trots zelfs of vooral achter de kansel staan en zeggen van: “Jongens, God wil niet dat je ziek bent, God wil niet dat je in armoede leeft, God wil niet dat je een oude auto rijdt, God wil niet dat je in oude kleren rondloopt. Dat komt niet overeen met hoe God met deze mensen omging. Er wordt heel veel onder het, ja, onder de naam of in de naam van Jezus Christus gezegd over hoe mensen welvarend kunnen zijn op het moment dat ze hun leven geven aan Christus; dat ze moeten gaan zaaien in het Koninkrijk met geld, want als ze zaaien kunnen ze 30, 60 100-voud hun investering terug krijgen, dan zullen ze rijk worden. Er zijn maar enkelen die daar rijk van worden en dan zijn het degenen die dat brengen en opvangen.
Vers 14: Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn geliefde kinderen wijs ik u terecht. Want al had u tienduizend leermeesters in Christus, daarmee hebt u nog niet vele vaders: in Christus Jezus heb ik u immers door het Evangelie verwekt. Er zijn in de gemeente van Christus veel mensen die als leermeester willen optreden. En dit is op zich niet verkeerd, want we horen elkaar ook dingen te leren, we kunnen van elkaar leren. Maar sommige mensen maken er een sport van om hun broers en zussen altijd terecht te wijzen, om hen constant te corrigeren; deze mensen hebben op alles een antwoord, waardoor ze vaak een bron van ergernis zijn in de gemeente. Mensen raken geïrriteerd door deze betweters. Dat is één. Er zijn in de gemeente van Christus ook leermeesters waarvan wij veel kunnen leren. Denk aan alle Bijbelleraren die boeken hebben geschreven, die goede boeken hebben geschreven. De Bijbelleraren die hun preken op internet hebben staan of Bijbelleraren die de wereld rondreizen om op conferenties en dergelijke te spreken, daar kunnen we heel veel van leren. Van deze leermeesters kunnen wij veel van de Bijbel leren, van God of het Evangelie. Maar omdat zij ons niet persoonlijk kennen, omdat zij onze levenswandel niet meemaken, omdat ze het niet zien, is hun invloed op ons leven beperkt. Ik luister best wel veel naar bepaalde Bijbelleraren, maar het is eigenlijk, het is en blijft…. Ik wil niet zeggen dat het informatieoverdracht is, want het is veel meer dan dat, maar het heeft zijn beperkingen. En Paulus zegt: al had u tienduizend van dit soort leermeesters in Christus, daarmee hebt u nog niet vele vaders: in Christus Jezus heb ik u immers door het Evangelie verwekt. Kijk, Paulus was persoonlijk betrokken bij een ieder van hen, hij weet waar zij vandaan gekomen waren, hij weet wat hun worstelingen zijn, hij kent hen bij hun naam. Paulus heeft deze mensen door het Evangelie verwekt, hij is degene die hen tot geloof heeft geleid. En ik geloof dat dit de kern is van Bijbelse discipelschap. Wij kennen op dit moment geen discipelschapprogramma en dat zullen we ook nooit kennen. Het discipelschapprogramma dat staat hierin. En ik denk dat dit de kern is van Bijbelse discipelschap: mensen verwekken als geestelijke kinderen en deze vervolgens opvoeden in het Evangelie. Dat is heel simpel, dat is wat Paulus deed, dat is wat Petrus deed, dat is wat Jakobus deed, dat is hun methode. Ze leiden iemand tot Jezus Christus en vervolgens investeren ze in die persoon, ze voeden hen op in het Evangelie.
En dan zegt hij dit: vers 16: Ik roep u er dus toe op: word mijn navolgers. Paulus geeft als hun geestelijke vader het voorbeeld hoe de Korinthiërs horen te leven. Hij zegt: doe mij na, ik geef je het voorbeeld, volg mij na, doe mij na.
En dan zegt hij dit: vers 17: Daarom heb ik Timotheüs naar u toegestuurd, die mijn geliefde en trouwe zoon is in de Heere. Hij zal u in herinnering brengen mijn wegen, die in Christus zijn, zoals ik overal in elke gemeente onderwijs. Ik geloof dat wij hier zien het ultieme voorbeeld van de resultaten die geboekt horen te worden door Bijbelse discipelschap. Het is echt het ultieme voorbeeld. Paulus zegt: ik ben jullie geestelijke vader, ik heb jullie door het Evangelie verwekt. Derhalve roep ik jullie ertoe op om mij na te volgen. Nu dat is duidelijk en dan zegt hij niet dat hij zélf naar hen toegaat, of dat hij zélf naar hen toe zal komen om hen in herinnering te brengen zijn leer en zijn levenswandel, maar dat hij Timotheüs naar hen toegestuurd heeft om hen daaraan te herinneren. Stay with me. Paulus heeft Timotheüs dusdanig gediscipeld, dusdanig opgevoed in het Evangelie, hij heeft zichzelf dusdanig in Timotheüs vermenigvuldigd, dat hij Timotheüs met vol vertrouwen naar de Korinthiërs toe kan sturen om zichzelf volkomen te vertegenwoordigen. Ja? Ik zou degenen die ik persoonlijk ook mag discipelen dusdanig moeten vormen in Christus, zodat als ik op meer dan één plaats tegelijk moet zijn, dat ik een Timotheüs met vol vertrouwen daarnaar toe kan sturen alsof ik zelf daar naar toe ga. We zien het ook in God de Vader en in Jezus Christus. God stuurde de Zoon naar de wereld toe. Als wij willen weten hoe God eruit ziet, niet hoe Hij eruit ziet, maar hoe God is, Zijn eigenschappen, Zijn persoonlijkheid, wat Hij is, dan hoeven wij alleen maar naar Zijn Zoon te kijken. Want in 1 van de brieven van Paulus staat ook dat in Christus Jezus, in Hem woont de volledige Godheid. Dus willen wij weten hoe God is, dan hoeven we alleen maar naar Jezus Christus te kijken. En dat is natuurlijk het ultieme voorbeeld. Maar Paulus volgt God daarin na. Hij stuurt als het ware een Timotheüs naar de gemeente toe om hem te vertegenwoordigen. En dat hoop ik dat wij dat ook met elkaar gaan doen, dat we ook mensen zullen gaan discipelen, dat wanneer wij een extra lichaam of persoon nodig hebben om ergens naar toe te gaan, dat wij ook kunnen zeggen: ik stuur deze Timotheüs naar hen toe. Paulus zegt hier ook dat hij zijn wegen die in Christus zijn overal in elke gemeente onderwijst. Maar Paulus is iemand die overal waar hij kwam hetzelfde Evangelie bracht. In zijn tijd waren er geen denominaties, er was geen Pinkstergemeente of een Calvary Chapel of een Baptistengemeente of een Gereformeerde kerk. Paulus bracht de zuivere leer. Hij heeft niet nagelaten om de gehele raad van God te onderwijzen. Dat zegt hij ook in Handelingen hoofdstuk 20. En dit deed hij overal waar hij kwam. Hij kwam niet in gemeente A en bracht de boodschap of een Evangelie voor gemeente A en vervolgens in gemeente B iets anders en in gemeente C weer iets anders. Hij bracht exact hetzelfde overal waar hij naar toe ging. En ik denk dat wij daar ook iets van kunnen leren. En dan heb ik het over eenheid. Er zijn dingen die bijvoorbeeld wij als Calvary Chapel, er zijn dingen waarin wij verschillen van bijvoorbeeld een volle evangeliegemeente of van de baptistengemeente. Een volle evangeliegemeente ziet de gaven van de Heilige Geest op een hele andere wijze dan bijvoorbeeld een baptisten gemeente. Wij als Calvary Chapel zitten daar ergens tussenin. We geloven er wel in, maar we geloven niet dat dat de hoofdzaak is, Jezus Christus is de hoofdzaak. Maar ik denk dat wanneer wij met andere christenen omgaan, van een andere gezindheid of een andere denominatie, dat wij deze dingen ons niet moeten laten verhinderen om met hen fellowship te hebben. Ik hoorde vanavond heel iets moois van Carla, die kwam van de week iemand tegen die ze al heel lang niet heeft gezien, maar al heel lang kent. En ondanks dit soort secondaire verschillen was er een eenheid tussen de twee. En ze konden van hart tot hart in de Geest met elkaar spreken over de Heer. En ik denk dat het Morgan was, die eens zei: hoe meer geestelijk iemand wordt, hoe minder denominatiegericht hij is. Dus hoe meer iemand groeit in de geest, hoe minder de secondaire dingen of die dingen belangrijk zijn. Als de kern er maar is, en de kern is dat Jezus Christus voor ons gekomen is, als wij het daarover eens zijn, dan is dat eigenlijk al voldoende. In Zijn liefde wandelen. Paulus bracht de zuivere leer.
Vers 18: Maar sommigen hebben zich heel gewichtig voorgedaan, alsof ik niet naar u toe zou komen. Sommigen dachten vast dat Paulus nooit meer in Korinthe terug zou komen, dat zij hem nooit meer terug zouden zien, waardoor zij arrogant waren. Ze raakten arrogant, ze zeiden: joh die Paulus komt toch nooit meer terug, we zullen hem nooit meer terug zien, dus we kunnen doen wat we willen. Ze deden waar ze zin in hadden.
Vers 19: Maar ik zal spoedig naar u toe komen, zo de Heere wil. En ik zal dan van hen die zich zo gewichtig hebben voorgedaan, niet de woorden leren kennen, maar de kracht, want het Koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar in kracht. Paulus zegt hiermee dat wanneer hij daar komt zal hij degenen met de grote praatjes confronteren. En dan zal hij zien, want het gaat niet om grote praatjes, maar om de kracht van de Heilige Geest in het leven van Gods kinderen. Het gaat om die kracht. Het is de levens veranderende kracht van Jezus Christus die belangrijk is. En is die levens veranderende kracht van Jezus aanwezig in deze mensen die Paulus verachten? Is het aanwezig of blijft het bij mooie praatjes? Het Koninkrijk van God bestaat in kracht zegt Paulus. Weet je, een geloofsleven dat niet tot uiting komt in een zuivere levenswandel, dat niet tot uiting komt in overwinning, dat niet tot uiting komt in overwinning over de zondige natuur, zo’n geloofsleven is krachteloos. Dat zegt Paulus, hij zegt: het Koninkrijk van God bestaat in kracht. En hoe mooi de woorden ook zijn, het is en blijft krachteloos als je die kracht niet hebt en als het niet tot uiting komt in je leven.
Vers 21: Wat wilt u? Moet ik met de roede naar u toe komen, of in liefde en in een geest van zachtmoedigheid? Deze brief, de hele brief is een vermaning. En hoe de Korinthiërs erop zullen reageren, laat Paulus geheel over aan hen. Hij vermaant hen door de brief. Maar uiteindelijk kan hij hen nergens toe dwingen, hij heeft de boodschap overgebracht, hij heeft Timotheüs naar hen toe gestuurd en de rest is aan hen. Indien zij zich bekeren van hun zonden, van hun afvallige christelijke leven, dan zal Paulus tot hen komen in een geest van liefde en van zachtmoedigheid. Maar als zij zich vast blijven houden aan hun trots, aan hun hoogmoed, als zij zich niet willen bekeren, dan zal hij met de roede tot hen komen. En de keus is geheel aan hen. Ik zie dat God zo ook met ons omgaat. Hij spreekt tot ons door Zijn Woord op zondagen, hier op de donderdagavonden, maar ook in je eigen studietijd en Hij kan ons nergens toe dwingen. En als God tot je spreekt en je doet er niks mee, je laat het links liggen, dan zijn er consequenties. En niet dat God zegt van: En nu zul je! En nu moet je! Dat Hij met een soort honkbalknuppel achter je staat: als je het nu niet doet, dan krijg je een pak rammel van me! In Romeinen hoofdstuk 12 zegt Paulus dat we niet gelijkvormig moeten zijn aan de wereld, maar dat we hervormd moeten worden door het vernieuwen van ons denken. En dan zullen we Zijn goede, welgevallige en volmaakte wil leren kennen, kunnen we dat onderscheiden. Dus er is iets dat heet: Gods goede, welgevallige en volmaakte wil. En dat is iets waar wij allemaal naar moeten streven. Door de Bijbel heen zie je dat mensen heel vaak afwijken van God. En dan zegt God: oké, Ik laat je even je eigen gang gaan. En dan raken ze in de problemen, dan zijn er consequenties en dan komen ze uiteindelijk weer terug bij God, maar dan zie je dat God hen toch weer terugbrengt naar het juiste pad, maar niet zonder een hoop ellende, een hoop verdriet, een hoop spijt. En dat zie ik dan niet als Gods volmaakte wil voor een mens, maar wat we in het Engels noemen: Gods permissive wil. Het is iets wat Hij toelaat, maar niet wat Hij voor ogen had, maar Hij laat het wel toe. Dus als wij Gods goede, welgevallige en volmaakte wil niet nastreven, als we daar niet naar op zoek zijn, als we ons daar niet op richten, dan zal God ons wel onze eigen gang laten gaan en Hij laat het wel toe, maar het is niet het allerbeste dat Hij voor ons voor ogen had. En soms kan het wel goed zijn, maar het is niet het allerbeste, soms kan het ook heel erg fout zijn. Dus net zoals hoe Paulus dit ook afsluit, want: Wat wilt U? Moet ik met de roede naar u toe komen, of in liefde en in een geest van zachtmoedigheid? Uiteindelijk zal God ons… stel dat ik ongehoorzaam ben en ik volhard in iets dat gewoon fout is, dan zal God mij op een gegeven moment terugfluiten, op het matje roepen of zal Hij mij kastijden omdat Hij van mij houdt. Daarom vind ik het voorbeeld van Paulus ook zo mooi: je hebt wel veel leermeesters, maar die leermeesters die geven niet om jou. Waarom niet? Omdat ze je niet eens kennen. Daarom vind ik het persoonlijk niet zo fijn om tot een vreemd publiek te spreken, ik ken hen niet, ik heb helemaal geen binding met die mensen. Het liefst ken ik degenen waarmee ik spreek of die ik toespreek. Een vader hoort niet alleen liefde te uiten in die zin van: alles is goed, oh wat ben je lief; op die manier, maar mensen horen ook hun kinderen terecht te wijzen, corrigeren, af en toe een pak rammel te geven. En dat zegt Paulus hier dus ook: moet ik met de roede naar u toekomen? Niet dat hij letterlijk hen zal slaan of zo, maar het is wel dat hij hun hart zal aanpakken. En het is een goede geestelijke vader die niet bang is om zijn geestelijke kinderen hard aan te pakken wanneer het nodig is. Wat we volgende week zullen behandelen in hoofdstuk 5 is een voorbeeld hoe Paulus oordeelt over bepaalde zonde in de gemeente. En het is best wel heftig, het is heel heftig wat hij in hoofdstuk 5 te zeggen heeft, maar hij geeft ons als gemeente ook de opdracht om ook zo te handelen wanneer dit soort dingen voorkomen. En dan moet ik als voorganger zijnde en moeten wij als leiders van de gemeentes zijnde, dan moeten wij wel durven op te treden conform Gods Woord ongeacht wat mensen daarvan vinden. De keus is aan de Korinthiërs, de keus is aan ons.
Laten we bidden: Vader, U bent zo geweldig goed voor ons, Here. Ik dank U dat U mij van tijd tot tijd hebt teruggefloten, dat U mij van tijd tot tijd op het matje hebt geroepen, want dat bewijst alleen maar, Here, dat U van mij houdt. Here, mogen wij, mogen wij als individu, mogen wij als gemeente, Here, de lessen eruit halen die U hier in hoofdstuk 4 heeft vastgelegd voor ons. Help ons, Here, om excited te worden over het geestelijke vaderschap, geestelijke moederschap. Here, misschien hebben wij nog nooit in ons leven een geestelijk kind verwekt; Vader, help ons, help ons, Here, om dat te doen; open voor ons de deuren, Here, geef ons de moed, geef ons de vrijmoedigheid; help ons Uw goede, welgevallige en volmaakte wil te herkennen wanneer we met mensen praten. Geef ons de woorden, geef ons bovenal, Vader, Uw hart, Uw liefde, Uw ogen, Heer, Uw passie voor mensen. Heer, ik dank U voor het voorbeeld, Heer, van Uzelf, van Uw Zoon, ik dank U, Heer, voor het voorbeeld van Paulus en Timotheüs. Dat Paulus zonder schroom Timotheüs naar de Korinthiërs heeft toegestuurd alsof hij daar zelf aanwezig was. Here, help een ieder van ons de mensen die U op ons pad heeft gebracht, Here, op die manier te discipelen. Heer, de Grote Opdracht is om discipelen te maken van alle naties, van alle volkeren, Here, help ons daarbij, help ons om dat voor ogen te houden. Heer, en waar U tot ons spreekt, waar U ons door Uw Woord corrigeert of wil corrigeren, Heer, help ons om daar oplettend gehoor aan te geven, Here, zodat U ons niet hoeft te kastijden, maar dat U Uw liefde met veel geduld, met veel zachtmoedigheid ons kan leiden, begeleiden. Zo, Here, zegen, zegen een ieder van ons, Here, als individu. Help ons, Here, om de juiste keuzes te maken. Heer, voor welke keuze we momenteel ook staan, help ons, Here, om Uw goede, welgevallige en volmaakte wil daarin te zoeken, Here, om onszelf een hoop potentiële problemen, ellende, verdriet en spijt te voorkomen. Here, zegen Calvary Chapel, zegen de huwelijken, zegen onze kinderen, Vader, onze kleinkinderen. En, Here, kom alstublieft heel snel terug om ons mee naar huis te nemen in Jezus’ naam, Amen
Bijbelstudie en Uitleg 1 Korinthe 4 (Vers voor vers) – Calvary Chapel Haarlemmermeer