46048 1 Korinthe 14:1-25 (profetie vs. tongen)
I. Wij zijn een tijd geleden begonnen met I Korinthe 12 waar Paulus begint met zijn onderwijs over de gaven van de Heilige Geest.
A. Tot nu toe hebben wij 16 zondagen aan dit onderwerp besteed.
B. Voor mij is in deze hoofdstukken heel duidelijk geworden, dat Paulus er op blijft hameren dat wij ons moeten richten op de ander, op de gemeente en niet op onszelf.
i. Vandaar dat God hoofdstuk 13, het hoofdstuk der liefde, ook precies tussen hoofdstuk 12 en 14 in heeft geplaatst; de twee hoofdstukken (12 en 14) waarin de apostel Paulus de Korinthiërs corrigeert en instrueert over de gaven van de Heilige Geest.
a. Want de liefde zoals omschreven in I Korinthe 13 moet de motivatie zijn van alles dat wij doen, ook in het gebruik van de genadegaven.
b. De gaven zijn goed, de gaven zijn nuttig, de gaven zijn noodzakelijk. Maar deze mogen nooit vanuit menselijk egoïsme misbruikt worden, zoals bij de Korinthiërs het geval was.
C. Deze keer pakken wij het op in I Korinthe 14. En om de brief van I Korinthe eind dit jaar af te kunnen krijgen moeten wij het tempo een beetje gaan verhogen.
LEES 1 KORINTHE 14:1-25
Vers 1 – “Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven, en vooral daarnaar dat u mag profeteren.
I. Nadat Paulus de Korinthiërs in hoofdstuk 13 duidelijk heeft gemaakt wat díe weg is, de weg die boven alles uitgaat, de weg van de liefde, gaat hij in hoofdstuk 14 verder met die gedachte. Hij zegt “Jaag de liefde na”…
A. Hij zegt dit in de context van de samenkomsten, in de context van het gemeente zijn; “Jaag de liefde na”…
B. Prima Paulus, maar hoe ziet dat er in de praktijk uit?
i. Ik geloof dat je op een heel praktische wijze de liefde kan najagen. Om maar één voorbeeld te noemen:
a. Met welke gedachte, met welke motivatie, met welke verwachting kom je naar de zondagsdienst?
b. Kom je naar de zondagsdienst om op een pro-actieve wijze anderen lief te hebben? Om aan anderen Gods liefde te betonen?
1. Of kom je naar de dienst om alleen maar liefde te ontvangen?
c. Kom je om de ander te dienen door o.a. het leven voor de ander gemakkelijker te maken of kom je om gediend te worden?
d. Kom je om de ander en de gemeente op te bouwen, of kom je om jezelf op te bouwen?
1. Als iedereen nu komt om de liefde op een pro-actieve wijze na te jagen, zal je vanzelf ook door de ander geliefd worden.
2. Dan zal je vanzelf door de anderen heen Gods liefde ontvangen.
3. Dan zal je vanzelf gediend worden in jouw noden.
4. Dan zal je vanzelf ook opgebouwd worden.
(i) “Jaag de liefde na!” zegt Paulus.
Vers 1-2 – “Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven, en vooral daarnaar dat u mag profeteren. Wie namelijk tongentaal spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand begrijpt het, maar in zijn geest spreekt hij geheimenissen.”
I. Wat de samenkomsten betreft, is in Gods ogen het profeteren belangrijker dan het spreken in tongentaal. Paulus legt dat verder heel duidelijk uit.
II. Het in tongentaal spreken is tot God spreken en niet tot mensen.
A. Toen ik vroeger in Californië in een Pinkstergemeente zat, werd er elke zondag door bepaalde mensen in tongentaal gesproken.
i. Vervolgens kwam er een soort uitleg van wat er in tongentaal uitgesproken werd.
ii. Dat begon altijd met de woorden: “Mijn kinderen”. Alsof God d.m.v. tongentaal tot ons sprak en vervolgens iemand uitleg gaf over wat God zogenaamd had gezegd.
a. Hier zien wij duidelijk dat wanneer men in tongentaal spreekt, men tot God spreekt. Niet dat God tot ons spreekt.
B. Het is ook niet zo dat mensen d.m.v. tongentaal tot elkaar spreken want Paulus zegt nadrukkelijk dat niemand het begrijpt; noch degene die het uitspreekt, noch degene die het zou horen, het zijn geheimenissen!
Vers 3 – “Wie echter profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost.”
I. Wanneer iemand profeteert, d.w.z. namens God spreekt, kan je het toetsen aan o.a. deze drie dingen:
A. Worden jij en de gemeente erdoor opgebouwd?
B. Worden jij en de gemeente erdoor vermaand?
i. Word je aangespoord en bemoedigd tot het doen van Gods wil? Word je gecorrigeerd?
C. Worden jij en de gemeente erdoor vertroost, opgebeurd en aangemoedigd?
i. Als de beweerde profetie deze dingen niet bewerkstelligt, dan zou ik me afvragen of het daadwerkelijk een profetie van de Heere is.
D. Hier komt ook duidelijk in naar voren dat profetie niet per se voorspellend is, maar iets is dat de gemeente op dat moment aan onderwijs nodig heeft.
Vers 4-5 – “Wie in tongentaal spreekt, bouwt zichzelf op, maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik zou wel willen dat u allen in tongen spreekt, maar vooral dat u profeteert. Immers, wie profeteert, is meer dan wie in tongen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente erdoor opgebouwd wordt.”
I. Nogmaals: de insteek is dat de genadegave de gemeente opbouwt en niet degene die de gave uitoefent.
Vers 6 – “En nu, broeders, als ik naar u toe zou komen en in tongen zou spreken, wat voor voordeel zou ik u brengen, als ik ook niet tot u zou spreken óf door openbaring, óf door kennis, óf door profetie, óf door onderwijzing?”
I. Paulus zegt: “Wat hebben jullie er nu aan als ik naar jullie zou komen en in de samenkomst achter de kansel zou staan en een uur lang alleen maar in tongentaal zou spreken?”
A. Het voordeel voor zijn toehoorders ligt in de dingen die de Heilige Geest door de spreker heen openbaart, of door een “woord van kennis”, of door een profetie of door het onderwijzen van Gods Woord.
i. Dít zijn de dingen, zegt Paulus, die Gods kinderen, de gemeente, opbouwen!
Vers 7 – “Dat geldt ook de levenloze dingen die geluid geven, of het nu een fluit is of een citer, als zij zich niet onderscheiden in hun klanken, hoe zal men weten wat op de fluit of op de citer gespeeld wordt?
Vers 8 – “Want ook als de bazuin een onherkenbaar geluid geeft, wie zal zich gereedmaken voor de strijd?
I. Vroeger werden blaasinstrumenten gebruikt om de troepen op te roepen tot de strijd. Elke soldaat kon onderscheid maken tussen de verschillende signalen.
A. Als het geluid van de bazuin onduidelijk was of als het haperde, dan wisten de soldaten niet wat er van hen verwacht werd.
i. Als de bazuin dus een onherkenbaar geluid geeft, wie zal zich gereedmaken voor de strijd?
Vers 9 – “Zo is het ook als u met de tong geen goed verstaanbaar woord voortbrengt. Hoe zal dan begrepen worden wat er gezegd wordt? U bent dan namelijk als iemand die maar wat in de lucht spreekt.” (Oftewel je woorden verdwijnen in het niets)
Vers 10-11 – “Er zijn, al naar het voorvalt, zoveel soorten geluiden in de wereld, en niet één daarvan is zonder eigen klank. Als ik dan de betekenis van het geluid niet ken, zal ik voor hem die spreekt een buitenlander zijn en zal hij die spreekt voor mij een buitenlander zijn.”
I. Als je elkaar niet kan verstaan wegens de taalbarriere, blijf je vreemdelingen voor elkaar.
Vers 12 – “Zo ook u, als u naar geestelijke gaven streeft, zoek er dan naar om overvloedig te zijn in gaven tot opbouw van de gemeente.”
Vers 13 – “Daarom, laat hij die in tongentaal spreekt, bidden dat hij het mag uitleggen.”
I. Hierin zien wij dat wij waar wij gericht zijn op de opbouw van anderen, op de opbouw van de gemeente, God mogen vragen om genadegaven.
A. In dit geval zegt Paulus, dat, indien iemand de gave van tongentaal heeft en deze wil gebruiken in de samenkomsten, laat hem dan bidden dat God hem ook de gave van vertolking geeft, zodat de rest van de gemeente het kan verstaan en daardoor opgebouwd kan worden.
Vers 14 – “Want als ik in tongentaal bid, bidt mijn geest, maar mijn verstand blijft zonder vrucht.”
I. Hier noemt Paulus het in tongentaal spreken, bidden. In gebed hoort lofprijs, aanbidding en dankzegging voor te komen, dus het is niet zo dat wij d.m.v. het in tongentaal bidden per se vóór dingen bidden, oftewel dat wij God om dingen vragen.
II. Ook zegt Paulus, zoals ook in vers 2, dat het in tongentaal spreken of bidden iets is dat men in zijn geest doet.
A. Hiermee bedoelt Paulus niet de geest zoals ons verstand (mind), maar de geest die door Gods Geest opgewekt werd op het moment van onze wedergeboorte.
i. Mijn geest, die, voordat ik tot geloof kwam dood was, is hetgeen waarmee ik met God communiceer.
ii. In Johannes 4:23 zegt Jezus dat God op zoek is naar mensen die Hem in geest en in waarheid aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
a. Dit betekent simpelweg dat ik God alleen volgens de waarheid van Zijn Woord, de Bijbel, kan aanbidden en dat het alleen maar mogelijk is om met Hem contact te krijgen d.m.v. mijn geest.
1. Mijn geest die door mijn wedergeboorte tot leven is gekomen heeft met God contact.
2. Vandaar dat het onmogelijk is voor een niet wedergeboren persoon om contact te hebben met God.
Vers 15 – “Wat is dan het geval? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden. Ik zal met mijn geest lofzingen, maar ik zal ook met mijn verstand lofzingen.”
I. Paulus trekt als conclusie dat hij in zijn eigen stille tijd met zijn geest zal bidden en lofzingen, en wanneer hij samenkomt met de gemeente zal hij met zijn verstand bidden en lofzingen.
Vers 16 – “Want anders, als u dankzegt met uw geest, hoe zal hij die de plaats inneemt van de niet-ingewijde, amen zeggen op uw dankzegging, wanneer hij niet weet wat u zegt?”
I. De niet-ingewijde is een gelovige die óf pas tot geloof is gekomen en nog helemaal niets weet over het gemeenteleven, óf een gelovige die nog niet thuis is in de genadegaven.
A. Hoe kan zo’n broeder of zuster nu “amen” zeggen op iets dat hij/zij niet kan verstaan?
i. “Amen” zou je kunnen vertalen met “zo is het, vast en zeker”. (CvB)
Vers 17-19 – “Immers, u dankt wel op een mooie manier, maar de ander wordt niet opgebouwd. Ik dank mijn God dat ik meer dan u allen in tongen spreek (dit spreekt van zijn gebedsleven). In de gemeente echter wil ik liever vijf woorden spreken met mijn verstand, om ook anderen te onderwijzen, dan tienduizend woorden in tongentaal.”
Vers 20 – “Broeders, word geen kinderen in uw denken, maar wees kinderlijk in de slechtheid, en word in uw denken volwassen.”
I. Paulus vermaant de Korinthiërs hier en zegt: Houd er mee op kinderen of onvolwassen te zijn in je geestelijke denken, word eens een keertje volwassen!
A. Het Griekse woord dat Paulus hier gebruikt voor kinderen is een woord dat kleine kinderen van tussen de 5 en 10 jaar oud omschrijft: wees geen kinderen in uw denken.
i. In hoofdstuk 3:1 noemt Paulus de Korinthiërs niet geestelijk maar vleselijk, jonge kinderen in Christus.
II. Maar Paulus zegt ook: “maar wees kinderlijk in de slechtheid”.
A. Het Griekse woord dat Paulus hier gebruikt voor kinderlijk zijn omschrijft een zuigeling, dus geen kind van 5-10 jaar.
i. Hier in vers 20 zegt Paulus dus: “Houd ermee op om als kinderen te denken. Echter, v.w.b. het kwaad, wees als een zuigeling. En in je denken: wees volwassen!
B. V.w.b. de slechtheid oftewel het kwaad waren de Korinthiërs volgroeid. Zij waren sluw!
i. De gedrevenheid waarmee de Korinthiërs in tongentaal spraken, toonde alleen maar aan dat zij egoïstisch, trots, hoogmoedig en gewiekst waren. Volgens de Bijbel behoren al deze dingen tot het kwaad.
C. Een zuigeling daarentegen kent geen van deze dingen. Een zuigeling kent alleen maar liefde, afhankelijkheid, aanhankelijkheid, tederheid, zorg en gevoeligheid.
i. Paulus zegt dus hiermee dat zij elkaar op deze manier moeten behandelen, dat zij op deze manier met elkaar moeten omgaan.
III. Als laatste zegt Paulus in vers 20 dat zij in hun geestelijk denken volwassen moeten worden. De Korinthiërs waren in hun geestelijk denken net als kleine kinderen:
A. Efeze 4:14 – “Wij zullen dan niet langer als kinderen zijn, die zomaar van gedachten veranderen. Wij laten ons dan ook niet meer door van alles beïnvloeden. Ook niet door de verkeerde leer van slimme mensen, die ons op een dwaalspoor willen brengen.” (het boek)
i. De Korinthiërs waren al een lange tijd christen, maar zij hadden geen sterk fundament.
ii. Hun Bijbelkennis was bijna nihil, zij wisten weinig af van de gezonde leer waardoor zij geen geestelijk inzicht hadden in Gods wil, Gods wegen, Gods plan. En dit ondanks dat zij Paulus als leraar hebben gehad.
a. Ook nu zijn er op dit moment christenen die al 10, 15 of 20 jaar geloven en net als de Korinthiërs vleselijk en onvolwassen zijn; die weinig Bijbelkennis hebben, die geen geestelijk inzicht hebben in Gods wil, wegen en plan.
Vers 21 – “In de wet staat geschreven: ‘Door mensen die een andere taal spreken, en door andere lippen zal Ik spreken tot dit volk, en ook dan zullen zij niet naar Mij luisteren, zegt de Heere’.”
I. In Deuternomium 28:49 staat: “De HEERE zal een volk uit een ver land tegen u laten optrekken, als een arend die langzaam naderbij komt zweven. Het is een volk met een taal die u niet verstaat;”
A. God zei tegen Israël dat o.a. dit het gevolg zou zijn als zij God zouden verloochenen, als zij zich niet zouden houden aan Gods Woord.
B. In Jesaja 28:11-12, wat Paulus hier in vers 21 citeert, zien wij dit tot vervulling komen toen de Assyriërs het land van Israël en Judah bezetten.
i. God gebruikte deze vreemdelingen om tot Israël te spreken, maar zelfs toen luisterden zij niet naar God.
a. Paulus haalt dit aan om te zeggen, dat net zoals de ongelovige Israëlieten Gods stem niet hoorden en gehoorzaamden, waardoor zij tot God terug zouden moeten keren, zo zullen ongelovigen die de kerkdienst in Korinthe bijwonen ook niet tot geloof komen d.m.v. de uitingen van tongentaal.
Vers 22 – “Zo zijn de talen dus tot een teken, niet voor hen die geloven, maar voor de ongelovigen, en zo is de profetie niet voor de ongelovigen, maar voor hen die geloven.
I. Gods oordeel kwam tot Israël in de vorm van een teken. Het teken was dat God d.m.v. vreemdelingen tot Israël zou spreken. Het heeft als gevolg gehad dat Israël zich alleen maar had verhard tegenover God, i.p.v. dat zij zich hebben bekeerd.
A. En zo wordt ook het woord “teken” hier door Paulus gebruikt als iets dat een negatief gevolg zal hebben. Namelijk dat de verharding van de ongelovigen alleen maar zal toenemen wanneer zij blootgesteld worden aan een kerkdienst waarin iedereen hardop in tongentaal spreekt.
Vers 23 – “Als nu de hele gemeente samen zou komen, en allen spraken in andere talen, en er kwamen niet-ingewijden of ongelovigen binnen, zouden zij dan niet zeggen dat u buiten zinnen bent?”
Vers 24 – “Maar als allen zouden profeteren, en er kwam een ongelovige of niet-ingewijde binnen, dan zou die door allen overtuigd en door allen beoordeeld worden.”
I. Wanneer de Heilige Geest d.m.v. profetie spreekt, hetzij door spontane profetieën of door het onderwijzen van Gods Woord, dan zal de Heilige Geest Gods kinderen niet alleen opbouwen, vermanen en troosten, maar Hij zal ook de ongelovigen en de pasbekeerden overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel.
Vers 25 – “En zo worden de verborgen dingen van zijn hart openbaar, en zo zal hij zich met het gezicht ter aarde werpen en God aanbidden, en verkondigen dat God werkelijk in uw midden is.”
I. Mensen, wanneer Gods Woord geopend wordt, wanneer God tot ons spreekt, dan kan het niet anders dan dat de nog-niet-gelovige mensen die in onze diensten komen zich ook aangesproken weten.
A. In onze gemeente zijn er mensen die als ongelovigen binnengekomen zijn, die nu in Jezus Christus geloven. Dit is niet omdat ik zo’n geweldige evangelist ben, maar om het simpele feit dat Gods Woord tot ons gesproken wordt.
B. Dit Woord legt alles bloot. Het is nog nauwkeuriger dan een röntgenfoto, of een echo, of een MRI scan.
i. Hebreeën 4:12 – “Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart.”
a. Vers 1- “Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven, en vooral daarnaar dat u mag profeteren.”
Bijbelstudie en Uitleg Profetie vs. tongen – 1 Korinthe 14:1-25 – Calvary Chapel Haarlemmermeer