46041 1 Korinthe 12:12-31 (De plaatselijke kerk; iedere christen is belangrijk en nodig voor haar succes 3 van 3)
I. In 1 Korinthe 12 vers 1 zegt Paulus: “Wat de geestelijke gaven betreft broeders, wil ik niet dat u onwetend bent.”
A. God wil niet dat Zijn kinderen in onwetendheid blijven leven, vandaar dat God er alles aan heeft gedaan; vandaar dat Hij alles gegeven heeft dat wij nodig hebben om ons niet in onwetendheid te laten blijven.
i. God heeft ons Zijn Zoon gegeven waardoor wij toegang hebben gekregen tot God Zelf.
ii. God heeft ons Zijn Heilige Geest, de Geest der Waarheid gegeven om ons, Zijn kinderen, tot de volledige waarheid te leiden.
iii. God heeft ons Zijn Woord, de Bijbel, gegeven dat ons o.a. Gods antwoord geeft op al onze vragen over iedere levenssituatie.
B. Degenen die Gods wil, Gods Woord, Gods hart echt willen kennen, degenen die Gods wil willen doen; die zal het gegeven worden door de Heilige Geest.
i. Maar degenen die het zelf beter denken te weten, of die het allemaal ál weten, zullen nooit proeven van de hemelse spijs die ons geestelijk doet groeien.
a. Vandaar deze woorden van Paulus aan de Korinthiërs, die niet geestelijk maar vleselijk waren, die nog in hun geestelijke kinderschoenen stonden. Het waren christenen die nog niet in staat waren om de gehele raad van God te kunnen vatten. (I Kor. 3:1-2)
1. Net voordat Paulus zijn tweede brief aan de Korinthiërs schreef, kreeg hij van Titus te horen dat de meeste Korinthiërs zich hadden bekeerd van hun opstandigheid en dat zij geestelijk begonnen te groeien.
(i) Dus door I Korinthiërs te schrijven en door veel gebed voor de Korinthiërs is er in de levens van de Korinthiërs een doorbraak gekomen.
C. Zoals met de Korinthiërs wil God ook voor ons niet dat wij in onwetendheid blijven leven op welk gebied dan ook, vandaar dat God ons o.a. dit opdraagt:
i. 2 Timotheüs 2:15 – “Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt.”
a. Iedere met de Heilige Geest vervulde christen moet zichzelf beijveren in het zich eigen maken van het Woord van God. Paulus zegt in Kolossenzen 3:16: “Laat het woord van Christus in rijke mate in u wonen…”
1. Dit zal ons uit de onwetendheid helpen.
LEES 1 KORINTHE 12:1-31 – BIDDEN
I. Twee weken geleden waren wij geëindigd met vers 27. Vanmorgen pakken wij het op in vers 28 en zullen hoofdstuk 12 afronden. Dit is de 9e studie van hoofdstuk 12!
Vers 28 – “God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.”
I. Nogmaals zien wij hier dat God de touwtjes in handen heeft. Hij voert de regie over wie, waar en hoe iemand Hem in de gemeente van Jezus Christus dient.
II. Paulus noemt in dit vers niet alleen verschillende genadegaven, maar ook drie verschillende ambten. De eerste is het ambt van een apostel.
A. Het woord ‘apostel’ betekent in algemene zin: “iemand met een bepaalde opdracht die door een hogere autoriteit uitgezonden is en die de hogere autoriteit dan ook vertegenwoordigt.”
i. In Lucas 6 koos Jezus, nadat Hij de hele nacht had gebeden om de twaalf discipelen uit te kiezen, de twaalf en stelde hen aan als apostelen.
ii. Vervolgens zond Jezus hen twee aan twee uit om Hem als apostelen te vertegenwoordigen.
B. In Handelingen 14:14 worden Paulus en Barnabas allebei apostelen genoemd. Dus het gebruik van het woord apostel in deze zin is vrij algemeen.
C. Maar Paulus en een klein aantal andere mannen in de eerste eeuw hadden van Jezus een zeer bijzondere taak als apostel gekregen.
i. Volgens Efeze 2:20 hebben deze mannen het fundament gelegd voor de kerk, de gemeente, het Lichaam van Jezus Christus. Zij hebben het Nieuwe Testament geschreven.
ii. Toen Petrus het in Handelingen 1 nodig achtte om Judas als apostel te vervangen, geeft de Bijbel ons de criteria waaraan zo’n apostel moest voldoen:
a. Handelingen 1:21-22 – “Het is dus nodig dat een van de mannen die met ons omgegaan zijn gedurende heel de tijd dat de Heere Jezus onder ons in- en uitging, te beginnen met de doop van Johannes tot op de dag waarop Hij van ons opgenomen werd, met ons getuige wordt van Zijn opstanding.”
1. Aan de hand hiervan was het dus alleen mogelijk om zo’n apostel te zijn in de eerste eeuw.
D. Zijn er vandaag de dag nog apostelen? Ja en nee.
i. Nee, in de zin van de eerste apostelen die een fundamentele rol hebben vervuld in het stichten van de eerste kerk en het schrijven van het Nieuwe Testament.
ii. Ja, in de zin dat er vandaag de dag wel mannen zijn die door de Heere uitgezonden zijn om kerken te stichten, kerken op te bouwen, te onderrichten enz…
Vers 28 – “God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.”
I. Het tweede ambt is de profeet.
A. Heel simpel gezegd is een profeet iemand die namens God spreekt en Gods geheimenissen of Gods wil openbaart. Een profeet onthult zaken die voor de natuurlijke zintuigen niet waarneembaar zijn.
B. Ook voor de profeten geldt dat de profeten van de eerste eeuw een unieke bediening hadden die vandaag de dag niet meer bestaat.
i. Volgens Efeze 2:20 hebben deze mannen het fundament gelegd voor de kerk, de gemeente, het Lichaam van Jezus Christus. Zij hebben het Nieuwe Testament geschreven.
C. Zijn er vandaag de dag nog profeten? Ja en nee!
i. Nee, in de zin van de eerste profeten die een fundamentele rol hebben vervuld in het stichten van de eerste kerk en het schrijven van het Nieuwe Testament.
ii. Ja, in de zin dat God nog steeds de gave van profetie geeft aan Zijn kinderen. Maar waar de profeten van de eerste gemeente de autoriteit hadden om het Nieuwe Testament te schrijven, moeten de profeten van nu zichzelf onderwerpen aan datgene dat reeds door de apostelen en de profeten geschreven is. . . de Bijbel.
a. M.a.w. God heeft ALLES dat Hij de mens te vertellen heeft, vastgelegd in de Bijbel.
b. God zal niets nieuws van Zichzelf meer openbaren. Zijn openbaring aan de mens is compleet. Hij zal ook niets nieuws aan Zijn kinderen, de kerk, geven om voor Hem of namens Hem te doen.
1. Alle hedendaagse profetie moet overeenkomen met het Woord van God, de Bijbel.
Vers 28 – “God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.”
I. Het derde ambt is leraar.
A. Een leraar is een man die Gods kinderen leert over God en de plicht van de mens.
i. Paulus die eveneens leraar was, had bijvoorbeeld in Efeze drie jaar lang dag en nacht met tranen de kerk onderwezen.
ii. Ook in Korinthe bleef Paulus anderhalf jaar om hen te onderwijzen.
B. 2 Timotheus 4:1-4 – “Ik dring er dan op aan, voor God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderwijs. Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels.”
i. De Heere heeft dus leraars aangesteld om aan Zijn kinderen het Woord te prediken. Niet alleen de aspecten van God en de Bijbel die de vleselijke christenen behagen, maar ook de hele moeilijke dingen, de gehele raad van God.
ii. Er wordt van uitgegaan dat mensen dit niet vanzelf zullen aannemen. Vandaar dat Paulus de leraren dringend oproept om daarin te volharden. Hij zegt: “Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderwijs.”
Vers 28 – “God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.”
I. Nu gaat Paulus verder met een aantal verschillende genadegaven.
A. Krachten: Dit heeft te maken met de bovennatuurlijke kracht die men ontvangt om wonderen te verrichten. Dit hebben wij reeds behandeld in vers 10 waarin staat de “werkingen van krachten”.
B. Genadegaven van genezingen: Ook dit hebben wij reeds behandeld in vers 9.
C. Vormen van hulpverlening oftwel hulpbetoon: een hele interessante!
i. Mensen die deze gave hebben, helpen of assisteren op allerlei gebieden. Het is een hele brede gave waarmee zij anderen meestal ongemerkt dienen. Deze mensen treden niet op de voorgrond.
ii. Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt, heeft te maken met het op zichzelf nemen van de lasten van een ander. M.a.w. zij helpen anderen door hun last te verlichten.
a. Deze mensen helpen anderen om hun bediening beter, effectiever, efficiënter uit te oefenen.
b. Zij hebben de houding van: “Wat moet er gedaan worden en hoe kan ik helpen?”
c. Charles Spurgeon zegt dit over de gave van hulpbetoon. Mensen met deze gave hebben:
1. een teder hart dat echt om anderen geeft;
2. een scherpziend oog om de nood snel te herkennen.
iii. Het is geen opvallende gave, het trekt zeker niet de aandacht van mensen. Maar het is Gods genadegave en God heeft deze gave hoog staan.
a. Voor mij persoonlijk is het een absoluut genot om met mensen samen te werken die deze gave hebben.
D. Bestuurlijke gaven: heeft te maken met het besturen van en leiding geven aan de gemeente.
i. Het Griekse woord hiervoor betekent letterlijk ‘het sturen van een schip’. Zoals een stuurman er dus voor moet zorgen dat het schip op koers blijft, zo ook degene met deze bestuurlijke gave.
a. Omdat de beste stuurlui aan wal staan (buitenstaanders weten altijd beter hoe iets moet worden aangepakt), is het essentieel dat deze gave niet alleen toegeëigend wordt, maar vooral trouw wordt uitgeoefend.
ii. Vooral door de Heere geroepen voorgangers hebben deze gave, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het motiveren, het bewegen en het sturen van de mensen in de richting van het doel dat voor ogen ligt.
E. Allerlei talen: Ook dit hebben wij uitgebreid behandeld in vers 10.
Vers 29-30 – “Zijn zij soms allen apostelen? Zijn zij soms allen profeten? Zijn zij soms allen leraars? Zijn zij soms allen krachten? Hebben zij soms allen genadegaven van genezingen? Spreken zij soms allen in talen? Zijn zij soms allen uitleggers?”
I. Door de ambten en genadegaven nogmaals te noemen benadrukt Paulus hier nogmaals dat er verschillende bedieningen zijn.
II. En door de rhetorische vragen te stellen over deze bedieningen geeft hij aan dat niet iedereen dezelfde gaven of bedieningen heeft gekregen.
A. Niet iedereen heeft één en dezelfde gave gekregen en er is niet één persoon die alle gaven heeft gekregen.
i. God de Heilige Geest geeft aan een ieder afzonderlijk zoals Hij het wil.
B. Wie van jullie is een apostel? Wie van jullie is een profeet? Wie van jullie spreken in tongen?
C. Dit is ook weer zoiets dat met onwetendheid te maken heeft. Hier zegt Paulus heel duidelijk dat niet iedereen in tongen spreekt. Niet iedereen heeft deze gave gekregen.
i. Maar in sommige kringen wordt beweerd, dat je als je niet in tongen spreekt, niet gedoopt/vervuld bent met de Heilige Geest. Sterker nog, sommigen durven zelfs te zeggen dat je als je niet in tongen spreekt, niet wedergeboren bent.
a. Mensen, dit is niet waar! Hier zegt God heel duidelijk dat niet iedere wedergeboren, met de Heilige Geest vervulde christen in tongen spreekt.
III. Nu, wat hebben wij in hoofdstuk 12 geleerd?
A. Ten eerste dat er verscheidenheid is in bedieningen, in genadegaven en in hoe deze tot uiting komen. En dat het één en dezelfde God is Die deze aan ons geeft.
B. Ten tweede dat al deze genadegaven gegeven worden tot nut voor de ander. Het is niet voor mij of voor mijn ego, maar het is om de ander, om elkaar te dienen en op te bouwen.
C. Het derde dat wij ondanks de verscheidenheid als gemeente één zijn. Vanuit Gods oogpunt vormen wij gezamenlijk een eenheid. Het is zaak dat wij dat gaan inzien en dat wij daarnaar gaan leven.
D. Het vierde dat er geen plaats is voor een minderwaardigheidscomplex. Mensen die denken dat zij niets te bieden hebben waardoor zij niet betrokken zijn bij het gemeenteleven.
E. Het vijfde dat er geen plaats is voor hoogmoed. Dit zijn mensen die denken dat zij niets en niemand anders nodig hebben. Mensen die neerkijken op anderen die minder opvallende gaven hebben; of mensen die zij als minderwaardig achten. Deze hoogmoedige mensen hebben geen fellowship met iedereen, maar gaan vooral om met hun “eigen soort”.
F. Er staat genoeg in hoofdstuk 12 om ons bezig te houden. Dit is zo’n schriftgedeelte dat wij ons constant voor ogen moeten houden als wij willen worden wat God wil. Tot slot.
Vers 31 – “Streef dus naar de beste genadegaven. En ik wijs u een weg die dit alles nog overtreft.”
I.Ik heb dit vers altijd gelezen als: “Streef naar de beste genadegaven.” M.a.w. ik moet naar de beste gaven gaan streven. Maar dit klopte volgens mij niet.
A. Paulus besteedt een heel hoofdstuk aan het corrigeren van hun houding t.a.v. de genadegaven.
i. Hij benadrukt het feit dat God soeverein is in het uitdelen van de gaven en dat de Korinthiërs tevreden moeten zijn met datgene dat God hun gegeven heeft.
ii. Ook had het merendeel van de mensen een te hoge plaats gegeven aan de opvallende genadegaven; zoals het spreken in tongen, profetie, genezingen en het verrichten van wonderen enz…
a. De Korinthiërs waren sowieso al bezig met het nastreven, het hoog in het vaandel houden van deze “beste” gaven.
1. Dus, waarom zou Paulus hen hier in vers 31 aanmoedigen om te streven naar de beste gaven? Ik heb ontdekt dat Paulus dit niet doet. Integendeel!
iii. De werkwoordsvorm in deze zin maakt het dat de zin ook gelezen kan worden als: “Jullie streven naar de beste gaven.”
iv. Volgens John MacArthur, bijbelleraar van Grace Community Church in Californië, is dit de meest logische vertaling van die zin. Omdat de context waarin Paulus dit zegt, het bevestigt.
B. Dus, als wij het op deze wijze lezen dan klopt die zin helemaal.
C. “Jullie streven naar de beste genadegaven. En ik wijs u een weg die dit alles nog overtreft.”
i. Dus, de Korinthiërs streven naar de gaven die zij het beste vinden, maar Paulus wijst hen naar een weg die alles dat zij nastreven volkomen overtreft.
a. Volgende keer gaan wij kijken naar deze alles overtreffende weg waar Paulus het over heeft.