46027 1 Korinthe 10:31 (De reden voor het christelijk bestaan)
I. Ik denk dat ik als ik vanmorgen aan jullie vraag wat als christen zijnde de hoofdreden is voor jouw bestaan, verschillende antwoorden zou krijgen.
A. Niet omdat jullie er allemaal naast zitten, maar meer omdat je het vanuit verschillende invalshoeken bekijkt.
i. Stel deze vraag bijvoorbeeld aan een Bijbelleraar en deze zal je vertellen dat de reden voor ons bestaan is om het Woord van God te onderwijzen.
ii. Stel deze vraag aan een Worship Leader en deze zal je vertellen dat de reden voor ons bestaan is om God te aanbidden.
iii. Stel deze vraag aan een zondagsschoolleider en deze zal je vertellen dat de reden voor ons bestaan is om kinderen op te voeden in de vreze des Heere.
a. Deze drie zijn allemaal waar, maar wat als we nu alle subjectieve meningen hierover wegnemen?
b. Wat als we nu gaan kijken naar de “bottom line”, waar het uiteindelijk om draait? Dat gaan wij vanmorgen doen.
1. Paulus geeft ons in het laatste gedeelte van dit onderdeel hét vers waaronder wij alles kunnen plaatsen dat de Bijbel ons leert te doen.
Vers 31 – “Of u dan eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God.”
I. Dit is waar ons leven hier op aarde om draait; dat wij alles doen tot eer van God. Tot eer van Gods heilige Naam!
A. Ik geloof dat de meesten van ons het ermee eens zijn, dat wij alles tot eer van God horen te doen.
B. Maar wat betekent dat? Hoe ziet dat eruit in mijn dagelijkse leven? Alles tot eer van God doen…
i. Om hierachter te kunnen komen denk ik dat wij dit ten eerste moeten definiëren.
a. Laten wij eerst gaan kijken naar wat het tegenovergestelde betekent, hoe dat eruit ziet. En dat is het niet eren van God, ofwel God te schande maken.
ii. Kijk met mij mee naar Ezechiël 36:17-28. (het boek)
Ezechiël 36:17-19 – “Mensenzoon, toen het volk Israël nog in zijn eigen land woonde, verontreinigde het zijn land met slechte daden. Zijn afgoderij was Mij een doorn in het oog. De Israëlieten besmeurden het land met moord en afgodenverering en daarom goot Ik mijn vreselijke toorn over hen uit. Ik verbande hen naar vele landen; op die manier strafte Ik hun voor hun goddeloze levenswijze.”
I. Bijna 2.600 jaar geleden had God de Israëlieten uit het land Israël verbannen. Zij raakten het beloofde land kwijt en alle Joden werden over de gehele wereld verstrooid.
A. Toen 2.534 jaar later op 14 mei 1948 de staat Israël gevormd werd, kwamen zij één voor één weer terug naar hun beloofde land.
i. Sindsdien telt Israël ruim 5,4 miljoen Joden; meer dan één derde van alle Joden wereldwijd. Maar dit is een heel ander verhaal voor een andere keer.
Ezechiël 36:20 – “Maar toen zij onder de volken waren verstrooid, vormden zij een smet op mijn naam, omdat de volken zeiden: ‘Dit zijn de onderdanen van God en Hij kon hen niet eens beschermen tegen het onheil?’
I. In die tijd hadden de heidense volkeren plaatselijke goden. Goden die de mensen en hun land beschermden. Elke plaatselijke god ging over zijn eigen gebied. Wanneer een volk dus veel land in bezit had en dit behield, dachten zij en alle andere volkeren om hen heen dat zij een machtige god dienden.
A. Omdat de Israëlieten verstrooid werden en geen eigen land meer hadden, werd de Naam van God door het slijk gehaald.
B. Toen de heidenen zagen hoe ellendig Israël was, hoe hopeloos hun toestand was, zeiden zij dat de God van Israël een machteloze plaatselijke god was, die niet in staat was om hen te onderhouden, om in hun noden te voorzien, om hen in hun land te houden, om hen te zegenen.
i. De heidenen bespotten de God van Israël!
a. Maar was dat juist, was dat terecht? Is de God van Israël, de God van de Bijbel machteloos? Ik denk van niet!
1. De Bijbel en mijn eigen ervaring met God bewijzen het tegendeel.
II. De hele bedoeling van het in het leven roepen van Israël was dat God door hún leven heen Zichzelf aan de wereld bekend wilde maken.
A. God wilde niet alleen dat Israël, maar dat juist de hele wereld Hem zou leren kennen zoals Hij daadwerkelijk is.
B. Maar doordat Israël zich bezig hield met afgoderij, met hoererij, met het offeren van baby’s, met het constant morren en klagen tegen God, moest God ingrijpen en hun zonde straffen.
i. Omdat God een rechtvaardige God is, kon Hij hun zonden niet gedogen, Hij kon het niet ongestraft laten.
III. En doordat God Israël heeft gestraft en hen heeft verbannen uit hun land, werd Israël een slechte getuige van de almachtige, rechtvaardige, liefdevolle, genadige God.
A. Doordat God Israël heeft gestraft, werd hun leven ellendig. De heidenen die hun ellende zagen, zeiden dat de God van Israël een flapdrol was. Gods naam werd onteerd.
IV. Wij kijken naar dit schriftgedeelte omdat Israël voor ons hét voorbeeld is van hoe wij God niet horen te onteren.
A. Stel dat ik volhard in een bepaalde zonde. Het hoeft niet eens een grove zonde te zijn, maar het is zonde en God wil dat ik me ervan bekeer.
B. Als God mij ervan probeert te overtuigen dat ik me ervan moet bekeren, maar ik lap het aan mijn laars, dan zal God uiteindelijk gaan ingrijpen.
i. Hebreeën 12:5-6 – “Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt.”
ii. Openbaring 3:19 – “Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u.”
a. Omdat God van mij houdt, zal Hij mij niet mijn gang laten gaan in mijn zonde, maar Hij zal mij terechtwijzen, bestraffen en geselen indien nodig.
b. Wanneer het tot zo’n punt moet komen, is het altijd een pijnlijke ervaring.
c. En wanneer God ingrijpt dan is het voor vele toeschouwers, de mensen om mij heen, niet te begrijpen.
1. Omdat ik door mijn hardnekkigheid wil blijven zondigen, dwing ik God om mij te kastijden.
2. En wanneer God mij openlijk kastijdt, zien de mensen om mij heen God als een rechter, als iemand Die Zijn kinderen bestraft.
(i) En dit is hele slechte publiciteit voor God.
C. Want waarom zou een God van liefde, een God van vergeving, een God van genade mij bestraffen en mij met de gebakken peren laten zitten?
i. Mensen begrijpen dat niet!
ii. Als ik me door eigen toedoen in een ellendige toestand bevind door Gods kastijding, dan zullen de ongelovige mensen die mij kennen geen hoge dunk krijgen van de God Die ik beweer te kennen en te dienen.
iii. Nee, zij zullen eerder zoiets hebben van: “Ik zei het toch, dat hele kerkelijk gedoe is niets voor mij. Als ik zoveel moet opgeven en dan nog zo veel ellende krijg, dan doe ik het liever zonder die god.”
a. Dus, door eigen toedoen, door in zonde te blijven leven, zal God te Zijner tijd ingrijpen en mij bestraffen waardoor Zijn naam uiteindelijk onteerd wordt.
1. Het beste is dus om gehoor te geven aan de Heilige Geest Die mij probeert te overtuigen van zonde in mijn leven en mij daarvan te bekeren.
(i) Galaten 6:7 – “Maak uzelf niets wijs: God laat niet met Zich spotten. Wat iemand zaait, zal hij ook oogsten.”
V. In de volgende verzen laat God iets van Zichzelf zien dat ons aan het denken moet zetten.
A. Om Zijn naam, om Zijn reputatie in de wereld te herstellen schenkt God genade aan Israël door hen van hun ballingschap te bevrijden.
Ezechiël 36:21-28 – “Terwille van mijn heilige naam, die door mijn volk overal ter wereld ontheiligd is, zal Ik ingrijpen. Zeg daarom tegen het volk Israël: De Oppermachtige HERE zegt: Ik breng u weer terug, maar niet omdat u dat hebt verdiend. Ik doe het om mijn heilige naam te beschermen, die u onder de volken te schande hebt gemaakt. Ik zal mijn grote naam, die u hebt ontheiligd, eer aandoen en de volken van de aarde zullen daardoor weten dat Ik de HERE ben. Ik zal in hun ogen worden geëerd door u te bevrijden uit de ballingschap. Want Ik zal u weer terugbrengen naar uw vaderland Israël. Dan zal Ik u met zuiver water besprenkelen, zodat u rein wordt. Van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u zuiveren. Ik zal u een nieuw hart geven (en nieuwe en goede verlangens) en een nieuwe geest in u planten. Ik zal uw van zonden versteende hart wegnemen en u een nieuw hart van vlees ervoor in de plaats geven. Doordat mijn Geest in u zal wonen, zult u mijn wetten gehoorzamen en doen wat Ik van u vraag. En u zult leven in Israël, het land dat Ik lang geleden aan uw voorouders gaf. U zult mijn volk zijn en Ik zal uw God zijn.”
I. God schenkt genade aan Israël niet voor Israël, maar omdat God zo veel waarde hecht aan het behouden van Zijn heilige naam, Zijn goede reputatie.
A. Numeri 14:11-12 – “Toen verscheen de heerlijkheid van de HERE in de tabernakel aan al de Israëlieten en Hij zei tegen Mozes: “Hoe lang zal dit volk nog dwarsliggen? Zullen ze Mij ooit geloven na alle wonderen die Ik onder hen heb gedaan? Ik zal hen verstoten en vernietigen door de pest en u tot een volk maken dat veel groter en machtiger is dan zij!”
i. Hier zien wij dat God het helemaal gehad heeft met Israël en Hij wil hen op dat moment geheel vernietigen. Alleen Mozes wil Hij sparen en met hem een frisse start maken.
Maar kijk wat Mozes tegen God zegt:
B. Numeri 14:13-19 – “Maar wat zullen de Egyptenaren zeggen als zij dat horen?” hield Mozes de HERE voor. “Zij hebben kennis gemaakt met Uw kracht toen U Uw volk uit hun land redde. Zij hebben die verhalen ook aan de inwoners van dit land verteld en die weten maar al te goed dat U aan de kant van Israël staat en persoonlijk met het volk spreekt. Zij zien de wolk en de zuil van vuur boven ons en weten dat U ons dag en nacht leidt en beschermt. Als U nu Uw volk doodt, zullen de volken die Uw faam kennen, zeggen: ‘De HERE moest hen wel doden, want Hij was niet in staat voor hen te zorgen in de woestijn. Hij was niet machtig genoeg hen het land binnen te brengen, waarvan Hij had gezworen dat Hij het hun geven zou.’ Ach, alstublieft, laat toch Uw grote kracht zien! Zoals U, HERE, hebt gesproken: de HERE is eindeloos geduldig en rijk aan goedheid en trouw. Hij vergeeft de zonde en de overtreding, ook al houdt U de schuldige niet voor onschuldig en laat U de kinderen tot aan de derde en vierde generatie boeten voor de zonde van hun vaders. Och, ik smeek U, vergeef de zonden van dit volk in Uw grote onveranderlijke liefde, zoals U dat deed met de zonden die zij deden tijdens de reis van Egypte naar hier.”
i. Mozes doet hier beroep op Gods reputatie! Mozes geeft aan dat God Zelf niet wil dat Zijn heilige naam onteerd zal worden.
ii. En omdat God zo veel waarde hecht aan het laten zien hoe Hij daadwerkelijk is, zegt God tot Mozes: “Goed, Ik zal hen vergeven, zoals u hebt gevraagd.””
a. Om Zijn eigen naam en reputatie dus te beschermen onthoudt God Zich van het bestraffen van Israël.
C. Ik kan me voorstellen dat sommigen zouden kunnen denken, dat als God Zijn reputatie hoog wil houden, dat je zoals Mozes je daarop kan beroepen.
i. Dat je tegen God zegt: “Heer, natuurlijk heb ik gezondigd, ik weet dat ik dom bezig ben, maar ja, als U mij hiervoor straft, ja, dan wordt Uw naam onteerd, dus, misschien wilt U daar wel even over nadenken.
a. Dit is een hele menselijke gedachte, een hele foute gedachte, want uiteindelijk is Israël door eigen toedoen in de wildernis omgekomen en er waren alleen maar twee mensen die het beloofde land binnen gingen.
II. De hoofdreden waarom ik Ezechiël en Numeri aanhaal, is om te laten zien dat God absoluut niet onteerd wil worden en dat Hij Zelf heel ver zal gaan om Zijn naam, Zijn reputatie hoog te houden.
A. God wil niet dat mensen een verkeerd beeld van Hem krijgen.
B. God wil dat ik/wij God van Zijn goede kant laten zien!
i. Daarom zegt Paulus in I Kor. 10:31 – “doe alles tot eer van God.” M.a.w. alles dat je doet, moet getuigen hoe God daadwerkelijk is.
I. Laten we om dit praktisch te maken kijken naar een aantal voorbeelden:
A. I Timotheüs 5:14-15 – “Daarom vind ik het nodig dat de jongere weduwen opnieuw trouwen, kinderen krijgen en voor hun eigen gezin zorgen; dan zal de vijand niets op hen hebben aan te merken. Enkelen van hen hebben zich al van de gemeente afgewend en zijn satan gevolgd.”
i. Paulus wil dat er geen gelegenheid gegeven wordt aan laster. Hij wil niet dat God onteerd wordt door deze jonge weduwen.
ii. Iets eerder in dit hoofdstuk geeft hij aan in wat voor problemen een jonge weduwe terecht kan komen doordat zij zichzelf niet kan beheersen.
a. Wanneer een jonge vrouw zichzelf niet kan beheersen en zichzelf overgeeft aan hoererij, d.w.z. seks buiten het huwelijk, dan doet zij dit niet tot eer van God.
b. Integendeel, zij zet God hiermee voor schut, want door deze daad laat zij de wereld om haar heen zien dat God eigenlijk toch niet zo belangrijk is voor haar. En als God voor haar niet zo belangrijk is, dan is God waarschijnlijk toch niet zo boeiend, zo aantrekkelijk!
1. Door dit te doen laat zij God niet van Zijn goede kant zien! Dit onteert God.
B. I Timotheüs 6:1 – “Gelovige slaven (werknemers) moeten hard werken voor hun eigenaars (werkgevers) en respect voor hen hebben; anders zouden de naam van God en de leer schade kunnen lijden.
i. Hoe kunnen wij als werknemers alles doen tot eer van God? Ten eerste door hard te werken.
a. Als wij lui zijn, als wij wegens vermoeidheid ons ‘s maandags ziekmelden, als wij de kantjes er vanaf lopen, als wij de lastige klussen vermijden, als wij geen initiatief tonen, als wij geen discipline tonen, dan zouden de naam van God en de christelijke leer schade kunnen lijden.
1. Wil je in je werk alles doen tot eer van God, dan moet je een harde werker zijn. Of je het wel of niet eens bent met je werkgever, werk hard als voor de Heer.
(i) Dit zal je kunnen onderscheiden van degenen die God niet kennen en die God niet dienen. Maar je moet het dan wel doen.
ii. Hoe kunnen wij als werknemers alles doen tot eer van God? Ten tweede door respect te hebben voor onze werkgevers.
a. Als wij constant dwarsliggen, als wij constant op onze strepen staan, als wij constant ons gelijk willen krijgen, als wij constant dingen van onze werkgever eisen, als wij het hem moeilijk maken dan respecteren wij hem/haar niet.
1. Het gaat er hier uiteindelijk om dat wij ons laten gelden. Dat wanneer een werkgever aan ons denkt, dat hij/zij een goed gevoel krijgt. Dat hij ons ziet als een waardevolle werknemer.
(i) Als wij dit niet doen, als wij dit niet zijn, dan zouden de Naam van God en de christelijke leer schade kunnen lijden.
C. Titus 2:4-5 – “Zo moeten de oudere vrouwen de jongere aanmoedigen rustig te leven, hun man en kinderen lief te hebben, verstandig en zuiver te zijn, hun tijd te besteden aan de huishouding en goed en behulpzaam voor hun eigen man te zijn, opdat het Woord van God niet in een kwade reuk komt te staan.”
i. Hier vertelt Paulus hoe een vrouw op het thuisfront hoort te zijn. En hij zegt dit niet om de lieve vrede in huis te houden.
a. Nee, hij zegt dat de vrouwen zo moeten zijn, opdat het Woord van God niet gelasterd zal worden. Zodat God niet onteerd wordt.
D. Titus 2:6-8 – “De jonge mannen moeten zich verstandig en matig gedragen. Wees hun tot voorbeeld door alle goede dingen die je doet. Laat uit heel je leven blijken dat je de waarheid liefhebt en serieus neemt. Spreek verstandig en logisch. Dan zal iedereen die het niet met je eens is, zich beschaamd voelen omdat er niets op je valt aan te merken.”
i. Tegen de jonge mannen zegt Paulus dit, zodat de tegenstanders, degenen die door de satan verblind zijn, absoluut geen kwaad over hen kunnen spreken.
a. M.a.w. door onberispelijk te zijn doe je alles tot eer van God.
II. Hoe wij alles tot eer van God kunnen doen in het grijze gebied zullen wij de volgende keer gaan behandelen.
A. Maar voor nu, denk na over hoe jij je leven invult. Denk goed na over hoe je je gedraagt, thuis, op je werk, op school, in het verkeer, in de supermarkt, enz…
i. Brengt jouw gedrag, hoe je met mensen omgaat, hoe je met geld omgaat, brengt jouw levenswijze eer aan God?
ii. Laat jij door jouw levenswijze God van Zijn goede kant zien? Of onteer je God, maak je Zijn naam te schande?