46013 1 Korinthe 7:10-16 (invloed met een impact)
I. Het woord “invloed” betekent simpelweg het vermogen om op iets of iemand in te werken.
A. Het betekent letterlijk “in of binnen stromen”. Denk even aan de Tsunami (de vloedgolf) op 2e Kerstdag in 2004 die 16 verschillende landen trof.
i. Deze tsunami was een “in of binnen stromen” ofwel een “in-vloed” van de zee op al deze landen.
a. Deze tsunami heeft behoorlijk veel teweeggebracht, het heeft behoorlijk veel invloed gehad op miljoenen mensenlevens.
B. Invloed is o.a. de capaciteit om een effect te hebben op het karakter, de ontwikkeling of het gedrag van een ander.
i. Dus als ik invloed heb op iemand, dan kan ik een effect hebben op zijn/haar karakter, zijn/haar persoonlijke ontwikkeling en zelfs zijn/haar gedrag.
a. Weet je wat? Ik kan een positieve invloed hebben, maar ik kan zeer zeker ook een negatieve invloed hebben op anderen.
II. Dus invloed is iets waar wij als christenen zorgvuldig mee om moeten gaan.
A. Zowel in hoe wij invloed hebben op een ander, als hoe wij ons door anderen laten beïnvloeden.
III. VRAAGJE: Hoeveel positieve invloed heeft de kerk in de wereld? Hoeveel positieve invloed heb jij als christen zijnde in deze wereld? Hoeveel positieve invloed heb jij als christen zijnde in je eigen omgeving? Op school, op je werk, thuis, in je familie, bij je vrienden?
A. Ik geloof dat de meesten van ons onze invloed op al deze gebieden grof onderschatten!
i. Mijn gebed is dat wij vanmorgen meer tot het besef gaan komen dat wij als christenen veel meer positieve invloed hebben dan dat wij denken.
I. Wij zijn momenteel bezig met onze studie van Paulus’ eerste brief aan de Korinthiërs en we zitten in hoofdstuk 7 van de 16.
A. We zijn enige tijd geleden geëindigd bij vers 9 waar wij het hadden over de genegenheid die binnen het huwelijk aanwezig hoort te zijn.
B. Zoals ik vorige keer zei: Paulus beantwoordt vanaf dit hoofdstuk een aantal vragen die de Korinthiërs in een brief aan hem hadden gesteld.
i. Hoofdstuk 7, waar wij nu mee bezig zijn, heeft te maken met hele concrete, hele terechte vragen die de Korinthiërs gesteld hadden over het vrijgezel zijn, het huwelijk, over echtscheiding en over hertrouwen.
a. Wij pakken vanmorgen de draad op bij vers 10. Laten we lezen:
LEES VERS 10-16 – bidden
I. Paulus schrijft dit aan en over christenen en hij heeft het in deze zeven verzen over drie verschillende soorten mensen.
A. In vers 10 en 11 heeft hij het over christelijke echtparen waarvan beide partners geloven.
B. In vers 12 t/m 14 heeft hij het over mensen die met een ongelovige partner zijn getrouwd; waarvan de ongelovige partner het geloof van zijn/haar partner prima vindt en gewoon getrouwd wil blijven.
C. In vers 15 en 16 heeft hij het over mensen die met een ongelovige partner zijn getrouwd, waarvan de ongelovige partner wil scheiden wegens het geloof van zijn/haar gelovige partner.
i. Ik zal dit op onze doordeweekse Bijbelstudie grondig gaan bekijken, omdat er binnen het christendom veel verwarring is over deze zaken.
a. Maar deze keer wil ik inzoemen op iets dat Paulus tegen de tweede groep mensen zegt.
Vers 12-13 – “Maar tegen de anderen zeg ik, niet de Heere: Als een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij vindt het goed bij hem te wonen, moet hij haar niet verlaten. En als een vrouw een ongelovige man heeft, die het goed vindt bij haar te wonen, moet zij hem niet verlaten.”
I. Paulus zegt hier dat hij het zegt en niet de Heere. Hij bedoelt hiermee niet dat hij niet namens God spreekt, of dat het zijn eigen mening is.
A. Hij bedoelt hier wel mee dat de Heere Jezus Zelf niet specifiek over dit onderwerp heeft onderwezen toen hij hier op aarde was.
i. Want als je de Evangeliën doorleest, zal je nergens terugvinden dat Jezus de mensen leerde over huwelijken waarvan één partner gelooft en de ander niet zoals hier in 1 Korinthe 7 het geval is.
II. Paulus zegt dat als de ongelovige partner het prima vindt om met een “Jesus Freak” getrouwd te zijn, moet de christen niet gaan scheiden.
A. Dit lijkt voor ons misschien een “no brainer”, je hoeft daar zelfs niet eens over na te denken, maar voor de Korinthiërs was dit een reëele en terechte vraag.
III. Er waren toen, zoals vandaag de dag ook het geval is, mensen die tot geloof waren gekomen die al getrouwd waren. Echtparen waarvan de man of de vrouw tot geloof kwam, maar de ander niet.
IV. Wat moesten zij nu doen met zo’n ongelovige, heidense “infidel” als partner? Zij hadden terechte vragen hierover!
A. Zouden zij als gelovigen bezoedeld of ontheiligd worden doordat zij gemeenschap hebben met hun ongelovige partner?
i. Vergeet niet hoe verdorven de maatschappij was waarin zij leefden. En hoe verdorven zij zelf waren voordat zij tot bekering kwamen. Dus hun ongelovige partners waren vast ook verdorven in hun denken en in hun doen en laten.
B. En wat als ze samen kinderen zouden krijgen, zouden de kinderen dan niet bezoedeld of ontheiligd zijn?
i. In hoofdstuk 6 had Paulus nog gezegd dat het lichaam van de christen een tempel is van de Heilige Geest en dat je je lichaam niet moet verbinden/verenigen met een hoer, want dan zou je a.h.w. Jezus Christus verbinden met een hoer.
ii. Maar hoe zat het dan met de ongelovige partner. Zou je als christen zijnde je lichaam, dat een tempel is van de Heilige Geest, in deze huwelijkssituatie dan niet verbinden ofwel verenigen met een ongelovige heiden?
a. Zou je Christus hierdoor niet verbinden met je ongelovige partner?
b. Ongetwijfeld wilden deze Korinthische christenen God eren en gehoorzamen. Daarom wilde zij zeker weten wat God van hen in deze huwelijkssituaties verwachtte.
1. Wilde God dat zij van deze partner afkwamen door van hem te gaan scheiden?
2. Want zou het niet veel beter zijn om te gaan scheiden en dan opnieuw met een “goede christen” te gaan trouwen?
V. Het antwoord dat Paulus op deze vragen geeft is: “…Als een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij vindt het goed bij hem te wonen, moet hij haar niet verlaten. En als een vrouw een ongelovige man heeft, die het goed vindt bij haar te wonen, moet zij hem niet verlaten.”
A. Dus, ben je als getrouwd persoon tot geloof gekomen en je partner nog niet, en vindt je partner het prima dat je gelooft, dan wil God dat je met die persoon getrouwd blijft. Want. . .
Vers 14 – “Want de ongelovige man is geheiligd door zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd door haar man. Anders waren immers uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.”
I. In plaats van dat de gelovige partner bezoedeld of ontheiligd wordt door de ongelovige partner, wordt juist de ongelovige partner geheiligd door de gelovige partner.
A. Zelfs de kinderen die voortvloeien uit zo’n huwelijk zijn geheiligd door de aanwezigheid van de gelovige vader of moeder.
II. Zo’n gemengd huwelijk waarin de één Jezus navolgt en de ander niet kan voor heel veel problemen, frustratries en ontmoediging zorgen.
A. Maar er hoeft absoluut geen sprake te zijn van ontheiliging. Want slechts één wedergeboren, met de Geest vervulde christen kan een heel huishouden heiligen.
III. De ongelovige partner en zijn/haar kinderen zijn geheiligd door de gelovige partner.Maar wat betekent dit?
A. Dit betekent absoluut niet dat de ongelovige partner of de kinderen gered zijn. Dat zij het eeuwig leven zullen beërven, want dat is alleen weggelegd voor degenen die persoonlijk een bewuste keuze maken om in Jezus te geloven en Hem na te volgen.
B. Het betekent wel dat de ongelovige partner “afgezonderd” is van de rest van de wereld.
C. Geheiligd zijn betekent dat men “afgezonderd” is van iets of tot iets. Bijvoorbeeld:
i. Als wedergeboren christen ben ik “afgezonderd” van de wereld tot het dienen van God. Dit betekent niet dat ik een geïsoleerd leven leid als een monnik, maar gewoon dat ik niet meega in en meedoe aan al het wereldse dat van tijdelijke aard is.
ii. Ik ben afgezonderd voor een veel hoger doel, een eeuwig doel. Ik ben afgezonderd om een instrument te zijn om o.a. de liefde van God met mensen te delen.
D. De ongelovige partner van de gelovige is “afgezonderd” van de wereld in de zin dat hij in zijn huishouden mag meedelen in de zegen die Jezus geeft aan Zijn navolger, de gelovige.
i. In het geval waar geen van beiden geloven, genieten geen van beiden van deze zegen. Zo’n huishouden staat helemaal los van het bewust ontvangen van Gods zegen.
ii. Maar in het geval waar de één gelooft, in wie de Heilige Geest leeft, wie een persoonlijke relatie met God heeft, wie de liefde van God heeft leren kennen, zal de ongelovige partner mee kunnen genieten van hoe God in en door het leven van Zijn kind aan het werk gaat.
a. Wanneer een persoon tot geloof in Jezus komt, vervult God die persoon met de Heilige Geest.
b. De Heilige Geest gaat te werk in die persoon en gaat hem/haar van binnenin veranderen naar het evenbeeld van Jezus.
1. En omdat Jezus liefde is, zal de gelovige anderen liefhebben zoals Jezus mensen liefheeft.
2. Omdat Jezus geduldig is, zal de gelovige geduldig worden.
3. Omdat Jezus vriendelijk is, zal de gelovige vriendelijk worden.
4. Omdat Jezus rechtvaardig is, zal de gelovige rechtvaardig zijn en rechtvaardig handelen.
5. Omdat in Jezus ALLE kennis en wijsheid verborgen is, mag de gelovige putten uit deze bron om kennis en wijsheid te ontvangen wanneer dat nodig is.
c. En dus zal alle zegen en genade die God uitstort op het leven van de christen overlopen op allen in zijn/haar directe omgeving.
1. Jezus zei in Johannes 7:38: “Wie in Mij gelooft! Zoals de Schrift zegt: Uit zijn binnenste zullen stromen levend water vloeien. Hiermee doelde Hij op de Geest Die men zou ontvangen als men tot geloof in Hem kwam.”
(i) Deze stromen van levend water zijn het overvloeisel van de rijkdommen die God door de Heilige Geest aan de wedergeboren christen schenkt.
·En de ongelovige partner mag hiervan genieten.
E. Bovendien, alhoewel het geloof van de christen alleen zichzelf kan behouden, is het wel vaak zo dat God de gelovige als menselijk instrument gebruikt om de ongelovige tot geloof te brengen.
i. Ik ben persoonlijk tot geloof gekomen omdat ik als ongelovige heiden een gelovige vrouw had die continu voor mij aan het bidden was.
a. En niet alleen dat, het was ook haar liefde, haar godvruchtige leven dat mij heeft gewonnen.
b. Denk even aan je eigen leven. Wie heeft God in jouw leven geplaatst om jou tot geloof in Hem te brengen?
IV. Toen ik nog een coach was binnen het jongerenwerk van de Meerkerk mocht ik een doopvoorlichting geven aan de jongeren die meer wilden weten over de doop.
A. Op die avond kwam een jongedame naar me toe die als enige in haar familie tot geloof in Jezus was gekomen.
B. Maar, voordat ik dat wist vroeg ik haar of zij uit een christelijk huishouden kwam.
C. Zij zei tegen me: “Nee, ik ben de enige christen bij ons thuis.”
i. Dit is een heel normaal antwoord op die vraag. Want mensen denken dat je wanneer je de enige christen bent in je gezin, niet in een christelijk huishouden woont.
a. Maar in Gods ogen is een huishouden tot God “geheiligd” ofwel voor God “afgezonderd” wanneer er slechts één christen is. Hetzij de man, de vrouw of een kind.
D. Ik geloof dat dit niet alleen in je huishouden geldt, maar ook op school, of op je werk.
E. Ik spreek wel eens christenen die als enige op hun werkplaats christen zijn. En sommigen vragen mij om voor hen te bidden dat God hun een andere baan geeft waar andere christenen ook werken.
i. Daar bid ik niet voor, want ik geloof dat wij christenen juist op die plekken horen te zijn waar Jezus Christus nog niet vertegenwoordigd wordt.
ii. Ik geloof ook dat God onze werkplekken en onze klassen op school zegent doordat wij daar aanwezig zijn.
V. In Genesis 18, toen God op het punt stond om de stad Sodom te verwoesten wegens haar verdorvenheid, pleitte Abraham met God om de stad te sparen als er vijftig rechtvaardige mensen in de stad waren.
A. De Heere zei: “Als Ik in Sodom vijftig rechtvaardigen binnen de stad vind, dan zal Ik heel de plaats ter wille van hen besparen.”
B. Toen er geen vijftig rechtvaardigen gevonden werden, bracht Abraham het aantal terug tot 45, 40, 30, 20 en als laatste 10.
i. In elk geval wilde God de gehele stad sparen, maar er waren zelfs geen 10 rechtvaardige mensen te vinden in die stad.
a. Het punt is dit: God was bereid om alle verdorven inwoners van die stad te sparen, te zegenen omwille van een zeer klein aantal Godvrezende mensen.
IV. Dus, hoeveel positieve invloed heb jij als wedergeboren christen in je eigen omgeving? Thuis, in je familie, bij je vrienden, op school, op je werk?
A. Vanuit Gods oogpunt heeft de toegewijde christen veel meer invloed in onze leefwereld dan wij denken!
i. Jezus zegt in Mattheus 5 tot Zijn discipelen: “U bent het zout dat de wereld leefbaar moet houden. Maar als u uw invloed verliest, wat moet er dan van de wereld worden? Weet u waar u dan nog goed voor bent? Om weggegooid en vertrapt te worden. U bent het licht van de wereld; een hoog gelegen stad die straalt in de nacht, kan iedereen zien. Men steekt immers geen lamp aan om er vervolgens een emmer overheen te zetten? Die lamp moet toch op een kandelaar staan en licht geven voor iedereen in huis? Laat daarom ook uw licht voor alle mensen schijnen. Als zij dan de goede dingen zien die u doet, zullen zij uw hemelse Vader eren.”
Bijbelstudie en Uitleg Invloed met een impact – 1 Korinthe 7:10-16 – Calvary Chapel Haarlemmermeer