46009 1 Korinthe 6:1-11 (de schande van schadeclaims)
I. Wij nuchtere Nederlanders spotten ermee hoe de Amerikanen voor elk wissewasje mensen of bedrijven voor de rechter slepen om een schadeclaim in te dienen.
A. Een van de meest beruchte claims is die van Stella Liebeck van Albuquerque, New Mexico. Zij is in 1992 door hete koffie, die zij bij de McDonalds gekocht heeft, verbrand toen zij dit op haar schoot gemorst had.
i. Ik weet hoe belachelijk het lijkt, maar zij heeft wél een derdegraads verbranding opgelopen op 6% van haar lichaam en heeft 8 dagen lang in het ziekenhuis gelegen.
a. Ik wil er dus als kanttekening wel bij zeggen dat, alhoewel de geruchten over dit geval een beeld schetsen van een zeer absurde schadeclaim van x miljoen dollar, dit geval uiteindelijk niet zo absurd was als op het eerste gezicht lijkt.
B. Maar ik kan me nog goed herinneren dat in 1991 op de weg terug van de luchthaven in L.A. een motorrijder tegen mijn auto botste.
i. De motorrijder was een illegale buitenlander zonder identiteitsbewijs, zonder rijbewijs en zonder verzekering. Hij had mij gesmeekt om de politie er niet bij te betrekken, want dan zou hij het land uitgezet worden.
a. Hij had wat schaafwonden, zijn stuur stond helemaal scheef, maar voor de rest leek er niets anders mis te zijn met die man.
b. Er was weinig schade aan mijn auto, dus ik liet de man gaan.
ii. Twee weken later kreeg ik een brief van zijn advocaat waarin stond dat hij mij ging suen (een schadeclaim indienen) voor $50,000.00.
a. De man, die tegen mijn auto botste, die illegaal in het land verbleef, die geen verzekering en geen rijbewijs had, had uiteindelijk $25,000.00 van mijn verzekeringsmaatschappij geclaimd.
C. Ik weet niet precies wat zijn motivatie was om dit te doen, maar ik weet dat er mensen zijn die van dit soort acties leven. Althans: mensen die onterecht hun medemens voor de rechter slepen om er zelf beter van te worden.
II. Maar, is dat Amerikaans of is dat menselijk?
A. 2000 jaar geleden in Korinthe was het niet anders; ook toen was er sprake van dit soort list en bedrog.
B. Ook in de kerk in Korinthe was dit het geval en Paulus pakte dit probleem keihard aan.
i. De Korinthiërs waren vanuit hun oude leven vóórdat zij Christus leerden kennen, zo gewend om tegen elkaar rechtszaken aan te spannen dat zij deze gewoonte meenamen in hun nieuw leven als christenen.
a. Dit is dan weer één voorbeeld van het oude zuurdeeg dat zij meenamen en vermengden met het nieuwe deeg.
Deze keer pakken we onze studie in 1 Korinthe op, dus sla alsjeblieft je bijbel open op 1 Korinthe 6.
I. We hebben tot nu toe in onze studie in 1 Korinthe gezien dat Paulus de problemen in de kerk in Korinthe heel gestructureerd aanpakt.
A. Vorige keer zagen wij dat er in de kerk, in het Lichaam van Jezus Christus, geen ruimte is voor de zondige dingen van het oude leven; dat er geen ruimte is in de Gemeente voor wereldse en vleselijke denkwijzen en praktijken.
B. Paulus zei in hoofdstuk 5 dat de Korinthiërs een nieuwe klomp deeg zijn, ongezuurd. M.a.w. dat zij zuiver zijn, dat zij gerechtvaardigd zijn en geheiligd.
i. Zij zijn deze dingen in Christus en door de hele brief heen probeert Paulus de Korinthiërs aan te sporen om zich daarnaar te gedragen. Om als heiligen te leven!
ii. Nu dus ook. In hoofdstuk zes pakt Paulus een ander probleem aan en ook hier geldt dat er geen ruimte is voor wereldse en vleselijke praktijken.
Lees 6:1-11
Vers 1 – “Durft iemand van u, die een geschil heeft met een ander, zijn recht te zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen?”
I. Er was blijkbaar een rechtszaak gaande tussen twee christenen in de Gemeente.
A. Paulus zegt hier op een hele scherpe toon: “Hoe durven jullie?” of “Hoe haal je het in je hoofd om naar de rechtbank te gaan in plaats van dat je het onderling oplost?”
B. Paulus kan daar niet bij! “Hoe durf je je recht te zoeken bij de onrechtvaardigen?”
i. Paulus impliceert hier niet dat de rechters in Korinthe corrupt waren, maar simpelweg dat zij niet gerechtvaardigd waren, zij waren ongelovig, niet vervuld met de Heilige Geest.
ii. De heiligen daarentegen waren juist wel vervuld met de Heilige Geest én zij hadden het Woord van God dat in staat is om over alle civiele geschillen het recht uit te spreken.
II. Paulus kon er ook niet bij, omdat in die tijd de civiele rechtszittingen plaatsvonden op het openbare marktplein wat voor het algehele publiek open was.
A. Deze rechtszittingen werden vaak misbruikt om het publiek te entertainen. Er werd spottend over mensen gesproken, vaak werden mensen belachelijk gemaakt.
i. De getuigenis van het Christendom, de getuigenis van de kerk, de getuigenis van Jezus Christus leden er dus onder wanneer men hun geschillen openbaar maakte. Dit gaf de ongelovigen nog meer redenen om de christenen te bespotten.
III. “Durft iemand van u, die een geschil heeft met een ander, zijn recht te zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen?”
Vers 2-3 – “Weet u niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En als door u de wereld geoordeeld wordt, zou u dan ongeschikt zijn voor de meest onbeduidende rechtszaken? Weet u niet dat wij engelen zullen oordelen? Hoeveel te meer dan alledaagse dingen?”
I. Paulus zegt dat de heiligen de wereld en de engelen zullen oordelen.
A. De Bijbel leert ons dat op het moment dat een persoon door de Heilige Geest tot wedergeboorte komt, wanneer die persoon tot geloof in Jezus Christus komt, hij/zij een heilige is.
i. Een heilige is dus niet iemand die een hoger niveau heeft bereikt, of die boven een ‘normale’ christen staat. Elke wedergeboren christen is in Gods ogen een heilige.
II. En wij heiligen zullen zowel de ongelovige wereld als de engelen oordelen.
A. De Bijbel leert ons in Openbaring 2 & 3 dat wanneer Jezus Christus Zijn duizendjarige rijk zal vestigen, alle heiligen samen met Jezus Christus zullen regeren.
i. En één aspect van het regeren is dat wij de ongelovige wereld zullen oordelen, wij zullen hen berechten.
B. Ook leert de Bijbel ons hier dat wij de engelen zullen oordelen.
i. Omdat de Bijbel ons geen duidelijkheid geeft over welke engelen hier gesproken wordt, ga ik er vanmorgen niet dieper op in. Ik zal er donderdag wel meer over zeggen.
Paulus wil de Korinthiërs en ons hier duidelijk maken, dat als wij in de toekomst zo’n grote rol zullen gaan spelen in het samen regeren met Jezus, in het berechten van de ongelovige wereld en de engelen, je op zijn allerminst nu toch in staat zou moeten zijn om deze onderlinge civiele geschillen op te kunnen lossen?
Vers 4 – “Als u dus rechtszaken hebt over alledaagse dingen, stel dan hen aan die in de gemeente niet in aanzien zijn.
I. Paulus zegt hier iets dat moeilijk te vertalen is vanuit het Grieks.
A. Hij zegt: “Als u dus rechtszaken hebt over alledaagse dingen, stel dan hen aan die in de gemeente niet in aanzien zijn”
i. Het kan zijn dat Paulus hiermee bedoelt dat zij deze geschillen zelfs aan de minst geschikte broeders over kunnen laten om een eerlijk oordeel te krijgen. (stel dan hen aan die in de gemeente niet in aanzien zijn)
ii. Maar het kan ook zijn dat Paulus hun hier een vraag stelt: “Stel je ongelovigen aan om over jullie geschillen te oordelen?”
B. Het punt is namelijk dat zij beter horen te weten. Een geschil dat door de kerk opgelost kan worden, gaven zij in de handen van ongelovige rechters die God en Zijn Woord niet kennen.
i. Dan zegt Paulus:
Vers 5 – “Tot beschaming zeg ik u dit. Is er dan onder u geen enkel wijs mens, die in staat zou zijn een oordeel te vellen in een geschil tussen broeders?”
I. De Korinthiërs die zo enorm veel waarde hechtten aan hun wereldse wijsheid; die daar alleen maar over opschepten; die zo trots waren en zo hoogmoedig omdat zij zichzelf zo geestelijk inschatten, hadden blijkbaar niemand in de gemeente die in staat was om te bemiddelen.
A. Althans, zij gedroegen zich zo alsof de gemeente niet in staat was om te bemiddelen.
II. De Joden losten al dit soort civiele geschillen zelf op, of zij brachten het voor de raad in de synagoge.
A. De Joden zouden hun civiele geschillen nooit bij een heidense rechtbank voordragen, omdat zij geloofden dat God door Zijn Woord en Zijn volk volkomen in staat was om deze zaken op te lossen.
i. Om het aan een heidense rechtbank over te laten zagen zij als godslastering, want het impliceert dat God niet in staat is om deze dingen op te lossen. Het zou voor God een grote belediging zijn.
B. Bovendien kregen de Joden de toestemming van zowel de Griekse als de Romeinse regeringsleiders om hun eigen civiele geschillen op deze manier op te lossen.
i. Onder de Romeinse wetgeving mochten de Joden bijna al hun eigen overtredingen berechten en veroordelen. Het enige dat zij niet mochten doen, was iemand ter dood veroordelen.
a. Vandaar ook dat het Sanhedrin, de Joodse Raad, Jezus niet tot de dood mocht veroordelen. Daar hadden zij Pilatus voor nodig, die de zaak van Jezus berechtte en Hem de doodstraf gaf.
III. Omdat Rome het christelijk geloof als een Joodse sekte zag, gaven zij ook de christenen dezelfde ‘ruimte’ om hun eigen civiele geschillen op te lossen. Maar in Korinthe werd daar geen gebruik van gemaakt.
Vers 6-7 – “Integendeel, de ene broeder spant tegen de andere broeder een rechtszaak aan, en dat voor ongelovigen. Dan is er onder u al volledig sprake van verlies, dat u onder elkaar rechtszaken hebt. Waarom lijdt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever benadelen?”
I. Wanneer iemand een rechtszaak aanspant, gaat hij ervan uit dat hij de zaak zal winnen.
A. Maar Paulus zegt hier dat iemand als hij überhaupt een rechtszaak aanspant tegen een broeder bij voorbaat al verloren heeft.
B. Al wint hij de zaak, lijdt hij toch verlies, hij heeft al verloren. Maar wat dan, wat heeft hij verloren?
i. Hij heeft het op het geestelijke vlak verloren. Door de rechtszaak aan te spannen heeft hij in Gods ogen verloren. Waarom?
a. Omdat hij op zijn rechten staat. Hij is egoïstisch en door zijn zaak aan de ongelovige rechtbank voor te leggen brengt hij de wijsheid, de kracht en het werk van God in diskrediet.
1. Hij wil per se zijn zin, zijn gelijk krijgen en dat probeert hij te krijgen door zijn zaak aan de goddelozen over te laten om in zijn voordeel een oordeel te vellen.
(i) Ja, hij kan de zaak wel winnen, maar als hij een echte christen is, verliest hij uiteindelijk zijn getuigenis, zijn gemoedsrust, zijn vreugde, zijn vrede.
II.Paulus zegt: “Waarom lijdt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever benadelen?” Nu komt Paulus tot de kern van het probleem.
A. Alles dat wij in de wereld, in onze samenleving leren gaat hier dwars tegen in. Volgens de wereld moeten wij voor onze rechten opkomen, wij moeten op onze strepen staan.
i. Dus ook als een broeder mij dusdanig benadeelt, dat ik financieel verlies lijd, zegt de wereld dat ik uiteindelijk naar de rechter toe kan stappen om compensatie te zoeken.
a. Dit klinkt redelijk, normaal, wat is hier mis mee?
B. Hier is mis mee, dat het dwars tegen de leer van Jezus Christus ingaat. Het gaat dwars tegen de methode van God in die Hij wil gebruiken om Zichzelf aan ons te bewijzen.
C. Al heb je helemaal gelijk, al heb je een waterdichte zaak, het is veel beter om financieel verlies te lijden dan geestelijk verlies te lijden door de zaak aan het publiek openbaar te maken in een seculiere rechtbank.
D. Het hart van God komt in mij tot uiting wanneer ik door een broeder/zuster benadeeld word en ik hem/haar onvoorwaardelijk vergeef.
i. Mijn respons op elke benadeling door een broeder, mijn respons op iedere situatie waarin ik onrecht lijd door een broeder moet één van vergeving zijn.
ii. Mattheus 18:21-35 – “Petrus vroeg: “Here, als één van mijn broeders mij telkens kwaad doet, hoe vaak moet ik hem dan vergeven? Zeven keer?” “Nee“, antwoordde Jezus, “70 keer zeven keer!” “U kunt het Koninkrijk van de hemelen vergelijken met een koning die besloot geld op te eisen dat hij tegoed had. Niet lang nadat hij daarmee was begonnen, werd iemand bij hem gebracht die hem vele miljoenen schuldig was. Maar de man kon niet betalen. De koning nam het besluit hem als slaaf te verkopen om zo aan geld te komen. Ook zijn vrouw en kinderen en al zijn bezittingen moesten worden verkocht. De man liet zich voor de koning neervallen, met zijn gezicht in het stof. Hij smeekte: ‘Och majesteit, geef mij uitstel. Dan zal ik u alles terugbetalen.’ De koning kreeg medelijden met hem, liet hem vrij en zei dat hij niets meer hoefde te betalen. (kwijtschelding) Nauwelijks was de man weer buiten of hij ontmoette iemand van wie hij nog wat geld tegoed had. Hij greep hem bij de keel en eiste zijn geld onmiddellijk terug. De ander viel voor hem neer en smeekte: ‘Geef mij uitstel. Dan zal ik alles terugbetalen.’ Maar de man wilde niet wachten en liet hem gevangen zetten, tot hij zijn schuld volledig zou hebben betaald. Enkele andere mensen die het zagen, vonden dit verschrikkelijk. Ze gingen het de koning vertellen. De koning liet de man bij zich roepen en zei: ‘Ondankbare hond! Ik heb u die enorme schuld kwijtgescholden, omdat u mij erom had gesmeekt. Moest u dan geen medelijden hebben met die ander, zoals ik medelijden heb gehad met u?’ De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer. Daar moest hij blijven tot de laatste cent betaald was. Zo zal mijn hemelse Vader ook met u doen als u uw broeders niet van harte vergeeft wat zij u hebben aangedaan.”
a. Jezus zegt hiermee, dat zoals jij door God van al jouw zonden vergeven bent, zo moet jij alle zonden die een broeder/zuster tegen jou doet vergeven. Punt uit!
1. Spreuken 20:22 – “Zeg niet dat u het onrecht zult wreken; wacht liever op de HERE, want Hij zal u bijstaan. (het boek)
2. God wil ons krachtig bijstaan. Hij wil Zichzelf in ons leven verheerlijken. En wanneer wij handelen naar Zijn hart, naar Zijn Woord, zal God Zich openbaren.
(i) Zelfs al zou God Zichzelf niet aan ons openbaren, God is soeverein, Hij geeft en Hij neemt, gezegend is de naam van de Heer!
(ii) God heeft Zijn wil en Zijn doel in wat Hij aan ons geeft en in wat Hij neemt. Wij moeten Hem daarin vertrouwen en dat met vreugde en vrede accepteren.
(iii) God zal ons NOOIT benadelen en Hij zal ons NOOIT beschamen!
Vers 8-10 – “U echter doet onrecht en benadeelt anderen, en dat nog wel broeders. Of weet u niet dat onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen beërven? Dwaal niet! Bedrijvers van hoererij, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen gemeenschap hebben, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven.”
I. Paulus stelt hun daden van onrecht en elkaar benadelen op hetzelfde niveau als al deze andere zonden.
A. Hij zegt dat als mensen deze dingen zullen blijven doen, als mensen gekenmerkt zijn door deze dingen, zij de hemel niet in zullen komen.
i. Voor alle duidelijkheid. Als je struikelt en je begaat één of meerdere van deze zonden, dan zal je niet voor eeuwig de verdoemenis ingaan.
a. Het Griekse werkwoord spreekt hier van het continu doen van deze dingen. M.a.w. als je hoererij blijft plegen en je negeert Gods Woord, je negeert de waarschuwingen van de gemeenteleiders, je negeert de overtuiging van de Heilige Geest, dan lig je eruit!
Vers 11 – “En sommigen van u zijn dat geweest, maar u bent schoongewassen, en geheiligd, en gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.”
I. Paulus herinnert de Korinthiërs aan het feit dat sommigen van hen deze dingen zijn geweest. Zij zijn dit niet meer, het behoort tot het verleden. Dit zuurdeeg moeten zij achter zich laten.
A. Want zij zijn schoongewassen. Al was hun zonde rood als scharlaken, Jezus heeft ze wit gemaakt als sneeuw.
B. Zij zijn geheiligd, zij zijn apart gezet van de seculiere wereld voor veel hogere doeleinden. Voor Gods werk, voor Gods glorie!
C. Zij zijn gerechtvaardigd. Hun zonde, hun schuld is niet alleen weggenomen, zij zijn niet alleen onschuldig verklaard. Nee, zij zijn ook nog eens als “RECHTVAARDIG” verklaard. M.a.w. alsof zij NOOIT hebben gezondigd.
i. Paulus zegt hier: omdat jullie van God de Vader genade hebben ontvangen door jullie geloof in Jezus Christus, wees dan genadig met elkaar.