46005 1 Korinthe 3 vers 1-3a (volwassenen zuigeling)
+
46005a 1 Korinthe 3 vers voor vers (transcript)
I. Toen onze meiden nog baby’s waren genoten Marnie en ik ten volle van de verschillende ontwikkelingen die zij doormaakten.
Voor mij persoonlijk was één van de meest indrukwekkende momenten toen zij voor het eerst bewust ‘Dadda’ tegen mij zeiden.
Het was ook erg bijzonder wanneer zij bewust reageerden op de vraag: ‘Waar is papa’s kindje?’ of ‘Hoeveel hou je van papa?’
Dit zijn hele bijzondere herinneringen die ik hopelijk nooit zal vergeten.
Het was voor iedere dochter weer opnieuw bijzonder, tot de laatste aan toe. Het was iets dat bij die levensfase hoorde.
II. Maar nu is onze oudste dochter 26 jaar.
A. Stel dat ik nu bij haar op bezoek kom en haar thuis aantref in de box in een luier en dat zij alleen maar ‘Dadda’ kan zeggen, dan word ik daar niet blij van, want dan zou er iets mis zijn gegaan in haar ontwikkeling.
Waarom vertel ik dit? Omdat wij vanmorgen gaan kijken naar nog een andere oorzaak van de verdeeldheid in de gemeente van Korinthe.
We zullen zien dat een onontwikkeld geestelijk leven daarin een grote rol heeft gespeeld.
Wij zijn momenteel bezig met onze studie in het bijbelboek 1 Korinthe en vanmorgen gaan wij kijken naar een aantal verzen uit hoofdstuk 3.
Wij zijn vorige week begonnen met een nieuwe aanpak. Namelijk dat wij op de zondagmorgen slechts een paar verzen gaan behandelen uit een hoofstuk en vervolgens op de daaropvolgende donderdagavond het gehele hoofdstuk, vers voor vers.
A.s. donderdagavond, zullen wij dus hoofdstuk 3 in het geheel gaan behandelen.
Volgende week zondag zullen we een paar versen uit hoofdstuk 4 gaan behandelen en vervolgens het gehele hoofdstuk op de daaropvolgende donderdagavond.
Op deze manier zullen wij, waar mogelijk, één hoofdstuk per week gaan behandelen, waardoor wij meer van de Bijbel in een kortere tijd tot ons zullen gaan nemen.
Sla alsjeblieft je Bijbel open op 1 Korinthe 3:1-3a
BIDDEN – breng ons tot geestelijke volwassenheid
Vers 1 – “En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot mensen die geestelijk zijn, maar als tot mensen die nog vleselijk zijn, als tot jonge kinderen in Christus.”
I. Voordat Paulus hen vermaant over hun kinderachtige gedrag, herinnert hij hen eraan dat zij zijn broeders en zusters zijn. Paulus spreekt hen toe als medegelovigen in Christus.
A. Dit is zo belangrijk wanneer wij onze broers en zussen moeten vermanen.
i. Want het woord ‘broeder’ spreekt van het feit dat hij hen erkent als zijn broeders en zusters. Het spreekt van een wederzijdse liefde.
ii. Paulus herinnerde hen eraan dat zij gered waren, dat zij ondanks hun zonde, hun tekortkomingen, hoe verschrikkelijk deze ook waren hun redding niet hadden verloren.
iii. Hij verbloemde hun zonden niet en vermaande hen, maar tegelijkertijd wilde hij de Korinthiërs niet ontmoedigen. Zo stond hij naast hen als een broeder in Christus in plaats van een rechter boven hen.
II. Maar Paulus kon geen geestelijk gesprek met hen voeren. Zij waren tot geloof gekomen in Jezus Christus, maar waren vervolgens geen stapje verder gekomen in hun geloofsontwikkeling.
A. Het Nieuwe Testament gebruikt het woord ‘geestelijk’ op verschillende wijzen.
i. Op een neutrale manier betekent het simpelweg geestelijk in plaats van fysiek. We hebben het geestelijke gebied dat onzichtbaar is en het materiële gebied waarin wij vertoeven.
ii. Maar wanneer de Bijbel het op de mens betrekt, wordt het gebruikt om zijn/haar relatie met God te omschrijven.
a. En hoe de mens in die relatie met God staat, is zowel positioneel als praktisch.
B. Zoals we vorige keer hebben geleerd is de natuurlijke mens, de ongelovige, niet geestelijk; zowel zijn positie als hoe hij zijn leven leidt.
i. Zij hebben geen vernieuwde geest in zich en ook woont de Heilige Geest niet in hen.
a. Hun positie is natuurlijk, waardoor zij in de praktijk alleen maar op een natuurlijke wijze kunnen handelen.
1. Hier hebben wij het vorige keer uitgebreid over gehad.
C. Gelovigen daarentegen zijn positioneel volkomen geestelijk, omdat zij een nieuwe schepping zijn geworden en omdat de Heilige Geest in hen woont. Zij zijn verzegeld met de Heilige Geest.
i. Romeinen 8:9 – “…U doet niet meer uw eigen zin, maar laat u leiden door de Geest; tenminste als de Geest van God in u woont. Als u de Geest van Christus niet hebt, hoort u niet bij Hem.”
a. Op het moment dat ik mijn vertrouwen in Jezus stelde, nam de Heilige Geest mijn lot over. Hij heeft vanaf dat moment tot op het moment dat ik lichamelijk sterf mijn leven in Zijn hand.
b. Uiteindelijk zal Hij mijn leven tot het einde toe onder Zijn controle hebben, of ik me daar aan onderwerp of niet.
1. Romeinen 8:28 – “En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.”
(i) Mijn koppigheid, de weerstand die ik God bied en mijn ongehoorzaamheid kunnen voor veel omwegen, vertraging en hartzeer zorgen, maar uiteindelijk zal God met mij tot Zijn doel komen.
(ii) Filippenzen 1:6 – “Ik vertrouw erop dat Hij Die in mij een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.”
Dit heeft alles met mijn geestelijke positie te maken. Maar in de praktijk kan de wedergeboren christen alles behalve geestelijk zijn. En dat was bij de Korinthiërs het geval. Hun positie in Christus was volkomen geestelijk, maar in de praktijk waren zij dat niet.
III. Paulus noemde hen ‘broeders’, medegelovigen, maar hij was genoodzaakt om hen op het allerlaagste geestelijke niveau toe te spreken. Hij moest hen toespreken alsof zij nog vleselijk waren.
A. Het woord vleselijk heeft hier te maken met de zondige natuur die elk mens van Adam heeft geërfd.
B. Deze zondige natuur die in ieder mens aanwezig is, is in opstand tegen God.
i. Het is egoïstisch, het wordt bepaald en gedreven door eigen ambities.
ii. En alhoewel de gelovige positioneel geestelijk is, heeft hij nog steeds te maken met zijn zondige natuur.
a. Deze zondige natuur kan de gelovige niet meer overheersen of vernietigen, maar hij is en blijft aanwezig.
1. Vandaar dat Paulus in Rom. 8:23 ook zegt dat de gelovigen reikhalzend verlangen naar de verlossing van onze zondige natuur.
C. Zo wordt de gelovige niet meer gekenmerkt door zonde, het is niet langer zijn natuur, maar hij zal nog altijd in staat zijn om te zondigen.
i. De zonde die een gelovige kan begaan, is net zo erg als de zonde die een ongelovige kan begaan. Zonde is zonde.
ii. Wanneer een gelovige zondigt, is hij in de praktijk niet geestelijk, hij bevindt zich op hetzelfde praktische niveau als de ongelovige.
a. Paulus voelt zich helaas genoodzaakt om de Korinthiërs toe te spreken alsof zij ongelovigen zijn. In de praktijk vleselijk.
IV. Paulus noemt hen ook ‘jonge kinderen in Christus’.
A. Nogmaals, zij zijn in Christus. Maar zij waren op geestelijk niveau nog als baby’s. Zij waren onmondig.
B. Zij kenden als het ware alleen nog maar de beginselen van het geloof.
i. “Blij, blij mijn hartje is zo blij, want Jezus is een Vriend van mij…”
C. Paulus had hen anderhalf jaar lang onderwezen. Vervolgens zaten zij nu zo’n 3,5 jaar onder de leiding van Apollos.
D. Zij hadden absoluut geen excuus om nog steeds onmondig te zijn in het geloof.
i. Hun probleem was niet dat zij dom waren. Hun probleem was dat zij hun wereldse en hun vleselijke begeerten niet los wilden laten.
ii. Zij bleven hangen op het vleselijke niveau en kwamen geen stapje verder in hun geestelijke ontwikkeling.
a. Zij waren zoals de mensen die Jakobus omschrijft als vergeetachtige hoorders. Zij hoorden het Woord van God, maar deden er verder niets mee.
Ik ken persoonlijk te veel christenen die zich in deze categorie bevinden.
Mensen die al 10, 15, 25 jaar week in en week uit naar de kerk komen. Mensen die op zondagmorgen uit volle borst meezingen, mensen die een bediening uitoefenen.
Maar helaas zijn zij mensen die nog steeds in geestelijke luiers rondkruipen; jonge kinderen in Christus.
Vers 2-3a – “Ik heb u met melk gevoed en niet met vast voedsel, want u kon dat nog niet verdragen, ja, u kunt dat ook nu nog niet, want u bent nog vleselijk.”
I. Toen Paulus hen voor het eerst onderwees, gaf hij hun eenvoudige leer. Een soort van ‘Evangelie voor beginners’ dat voor hen gemakkelijk was om te begrijpen.
A. Dit noemt de Bijbel ‘melk’, het is gemakkelijk verteerbaar.
B. Maar nu, zo’n vijf jaar later, zitten zij nog steeds aan de fles. Zij kunnen geestelijk nog steeds geen vast voedsel verdragen.
i. Er zijn te veel kerken die alleen maar zuivelproducten serveren.
ii. De mensen willen niet dat de voorganger ‘te diep’ gaat, want dan worden hun duistere daden, hun zonden blootgesteld.
iii. Zij willen zich op zondagmorgen ‘goed voelen’ en niet op hun vleselijke gedrag aangesproken worden. Maar dit is niet wat God wil.
iv. Er is trouwens geen verschil tussen de waarheden van een dieet van geestelijke melk en geestelijk vast voedsel, behalve dat je met geestelijk vast voedsel veel meer in detail en veel dieper gaat.
v. De leer van de Bijbel bevat zowel melk als vast voedsel elementen.
a. Het is niet zo dat wij telkens nieuwe leer gaan ontdekken om geestelijk te groeien, maar dat wij steeds meer gaan leren over de leer die wij al jaren lang kennen.
1. Iemand die pas tot geloof is gekomen zou het Evangelie omschrijven als: “Jezus is voor mijn zonden gestorven”. En dat is 100% de waarheid.
2. Iemand die al jaren lang heel getrouw de bijbel bestudeert, zou dieper ingaan op dingen zoals: wedergeboorte door de Heilige Geest, rechtvaardiging, de plaatsvervangende dood van Jezus aan het kruis, enz.
(i) De ene omschrijving is niet meer of minder waar dan de andere. Het enige is dat de één de geestelijke melk vertegenwoordigt en de ander geestelijk vast voedsel.
II. Als een voorganger week in en week uit, jaar in en jaar uit alleen maar melk ofwel zuivelproducten serveert, maakt hij zich schuldig aan een misdaad tegen het Woord van God en tegen de Heilige Geest.
A. Want je kan niet alleen melk serveren zonder dat je het merendeel van de Bijbel links laat liggen.
B. Ook kan je dit niet zonder dat je de leiding en de kracht van de Heilige Geest negeert, Die Zijn kinderen de volledige waarheid wil leren; Die wil dat Zijn kinderen de gehele raad van God leren kennen.
III. Hebreeën 5:11-14 – “Ik zou hierover nog veel meer willen zeggen, maar u luistert gewoon niet; daarom kan ik het zo moeilijk duidelijk maken. Nu u al een hele tijd christen bent, zou u eigenlijk anderen moeten onderwijzen. Maar u bent helaas zover teruggevallen dat de eerste beginselen van het christenzijn u weer moeten worden bijgebracht. U bent net baby’s die geen vast voedsel kunnen verdragen en daarom nog melk moeten drinken. Als iemand nog op melk moet leven, blijkt daaruit dat hij als christen niet erg ver gevorderd is; hij kent nauwelijks het verschil tussen goed en kwaad. Hij is nog een baby! Zo zult u de zwaardere kost nooit kunnen verdragen. Die zwaardere kost is voor hen die goed en kwaad uit elkaar kunnen houden. Zij kunnen opgroeien tot volwassen christenen.”
A. Er is iets heel bijzonders aan een baby, maar een 26 jarige met het verstand van een baby is tragisch.
B. Een baby die zich gedraagt als een baby is mooi, je kan ervan genieten. Maar een volwassen persoon die zich als een baby gedraagt, is triest.
C. Ongetwijfeld wordt de Heilige Geest bedroefd wanneer Gods kinderen niet verder in hun geestelijke ontwikkeling komen dan een zuigeling.
i. Een mens die lichamelijk of verstandelijk gehandicapt is, kan daar zelf niets aan doen.
ii. Maar een kind van God, dat geestelijk gehandicapt is, is daar zelf verantwoordelijk voor.
(no audio)
===
Transcriptie audio:
Vanavond gaan wij 1 Korinthe hoofdstuk 3 behandelen. Het is in principe niet een al te lang hoofdstuk, dus ik denk dat we er vrij snel doorheen kunnen komen. Laten we het in ieder geval proberen. In hoofdstuk 1 tot en met 4 behandelt Paulus het probleem van verdeeldheid in de gemeente en vanavond in hoofdstuk 3 zijn we eigenlijk nog steeds met dat onderwerp bezig, verdeeldheid. Hij noemt het niet expliciet, maar het is wel in de context van het probleem van verdeeldheid dat hij dit aan de Korinthiërs schrijft. Ik vind het zelf opmerkelijk dat God het nodig acht om 4 hoofdstukken te besteden om het probleem van verdeeldheid aan te pakken in deze gemeente. Een kwart van de brief besteedt hij aan dit probleem. En zoals we vanavond zullen zien staat eenheid heel hoog op de prioriteitenlijst van God, eenheid is heel belangrijk voor God. Weet je, ik ben God dankbaar, dat wij als gemeente, als Calvary Chapel niet met dit probleem te maken hebben, te kampen hebben zoals de Korintiërs. Het is Gods Woord, het is heel toepasselijk, het is ook heel relevant, maar het is gelukkig voor ons niet dusdanig relevant dat ik tot jullie moet zeggen: “Jongens, we zijn verdeeld”. Het is niet op die manier relevant voor ons en daar ben ik God heel erg dankbaar voor. Het is dus eigenlijk preventief vanavond. En ik zal zeggen, laten we de lessen eruit halen om zo te voorkomen dat we met dit soort ellende te maken zullen krijgen.
Voorlezen vers 1 tot en met vers 4: En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot mensen die geestelijk zijn, maar als tot mensen die nog vleselijk zijn, als tot jonge kinderen in Christus. Ik heb u met melk gevoed en niet met vast voedsel, want u kon dat nog niet verdragen; ja, u kunt dat ook nu nog niet, want u bent nog vleselijk. Als er immers onder u afgunst is en twist en tweedracht, bent u dan niet vleselijk en wandelt u dan niet naar de mens? Dat als iemand zegt “Ik ben van Paulus” en een ander: “Ik van Apollos”, bent u dan niet vleselijk? Tot zover.
De eerste drie verzen hebben we afgelopen zondag grondig behandeld, dus daar gaan we vanavond niet verder op in. Maar hij noemt in deze verzen, in vers 3 vooral, noemt hij 3 dingen die de Korintiërs kenmerkten. Het eerste was onderlinge afgunst, twist en tweedracht. De Bijbel zegt best wel veel over deze dingen. Hij noemt dit vleselijke kenmerken, die behoren tot het vleselijke leven. Ik weet dat we allemaal hiermee te maken krijgen op ons werk, op school, in de buurt waar we wonen, op de snelweg, we hebben met vleselijke dingen te maken. En Jakobus schrijft ook over deze dingen en zegt in Jakobus 3:13-18: Wilt u voor wijs en verstandig doorgaan , bewijs het maar door een deugdzaam leven en door daden die getuigen van zachtmoedigheid en wijsheid. Als uw hart verbitterd is door jaloezie en eigen belang, schep dan niet op en doe de waarheid geen geweld aan. Dat soort wijsheid komt niet van boven, in tegendeel, ze is aards, puur menselijk, duivels of demonisch. Waar jaloezie en eigen belang heersen komt men tot wanorde en allerlei kwaad, maar de wijsheid die van boven komt is voor alles zuiver, maar ook vredelievend, vriendelijk en redelijk. Ze is vol medelijden en rijk aan goede vruchten, onpartijdig en oprecht. Gerechtigheid groeit waar vrede is en wie vrede zaait, zal gerechtigheid oogsten. Jakobus geeft ons het contrast tussen de vleselijke of de wereldse wijsheid en de wijsheid die van God komt. Dan kun je heel goed het contrast zien. En de Korinthiërs kenmerkten zich door wat Jakobus hier als aards, puur menselijk en demonisch noemt. Dat is de wijsheid waarmee zij met elkaar omgingen. En Paulus zei in het hoofdstuk hiervoor, dat dat uit de wereld komt en niet uit God. Paulus zegt hier tegen hen, dat wegens hun geestelijke onvolwassenheid en hun vleselijke gedrag er dus verdeeldheid heerst in de gemeente. Het is mensenwerk. De Korinthiërs maakten de grove fout om deze leiders Paulus, Apollos en Petrus te vergelijken met elkaar. En wat ze deden was dat ze de een verhieven boven de ander. Ik hoor vandaag de dag ook van sommige christenen dat zij die en die Bijbelleraar aanhangen of dat zij die veel beter vinden dan de ander. Daar is op zich niets mis mee, het is op zich niet verkeerd als je een persoonlijke voorkeur hebt voor de ene Bijbelleraar boven de andere. Ik heb persoonlijk ook mijn favorieten. En ik baseer dit op hoe God die persoon gebruikt om tot mij persoonlijk te spreken. Er zijn verschillende persoonlijkheden met verschillende stijlen, stijl van spreken, stem. Sommige stemmen irriteren me gewoon. Het is niet dat zij niet de waarheid spreken, want het zijn gewoon hele goede Bijbelleraren, in wie het Woord van Christus rijkelijk woont. Maar soms zijn er bepaalde dingen, bepaald taalgebruik of woordkeuze, wat mij niet aanspreekt. Persoonlijk vind ik daar niks mis mee. Het zegt ook niets over de kwaliteit of over de integriteit van die persoon. Het is gewoon een voorkeur. Ik kan me ook voorstellen dat in onze gemeente, nu Joey er is bijvoorbeeld, jongeren zeggen: “Ik ben blij dat Joey er is, die vind ik veel beter dan Stan”. Het is alleen maar goed dat ze Joey beter vinden dan mij, want stel je voor dat ze Joey niks vonden, hij heeft de laatste 2 jaar de jongerenavonden gedaan, dan zit ik hier op de dinsdagavonden, dus dat is goed, daar is niks mis mee. Maar ik denk dat als je je eigen voorkeur bij je broers en zussen gaat opdringen; en als je dan zegt dat de een het beter doet of deze is meer geestelijk of deze brengt het veel meer geestelijk of dat je denkt dat de een veel meer dit is of dat, whatever, dan ben je fout bezig. Want dan zaai je verdeeldheid, tweedracht. Mensen kunnen Bert een betere spreken vinden dan mij of Joey dan mij of mij dan Bert, dat maakt allemaal niet uit; maar als jullie zeggen: ik kom alleen als Stan spreekt of ik kom alleen als Bert aan de beurt is of ik kom juist niet wanneer Bert aan de beurt is en je gaat dat met elkaar afspreken zo, dan ben je fout bezig. En dat deden de Korinthiërs. Het bouwt niet op, het doet alleen maar afbreuk. Ze maken zich daaraan schuldig. Ze veroorzaakten verdeeldheid. Ze deden dat door de een te verheffen boven de andere. En Paulus probeert hier duidelijk te maken dat het helemaal niet om de leiders gaat, het gaat niet om Paulus om Apollos of Petrus, het gaat om God.
Hij zegt in vers 5 en 6: Wie is Paulus dan, en wie is Apollos anders dan dienaren, door wie u tot geloof gekomen bent, en dat zoals de Heere aan ieder van hen gegeven heeft? Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien. Paulus ziet zichzelf en Apollos als niets meer dan instrumenten waardoor God Zijn werk doet; instrumenten. In het geval van de Korinthiërs heeft Paulus de gemeente gesticht, hij heeft het als het ware geplant; en Apollos die de gemeente overnam nadat Paulus vertrok, heeft het begoten. Ik weet dat Paulus ook wel in 1 ½ jaar tijd ook een hoop begoten heeft, maar hij gebruikt dit als voorbeeld. En hij gebruikt hier agrarische termen om te laten zien dat de een niet zonder de ander kan. Als je een zaadje plant, en het vervolgens niet begiet, dan krijg je niets. Het zaad zal niet tot ontkieming komen, het blijft gewoon een zaadje in aarde, punt uit. Het zal gewoon in de grond blijven. Tegelijkertijd, als je een stuk grond begiet waar absoluut geen zaad in is, dan hou je alleen maar een nat stuk grond over. En als wordt er gezaaid en begoten, is het alsnog niet de zaaier en de begieter die het zaad doen ontkiemen, die het zaad doen groeien en het vrucht doen dragen, dat is God. God is Degene Die de vrucht tot stand brengt. Wij kunnen dat niet. Wij kunnen wel een omgeving creëren in de gemeente waar wij kunnen zaaien en begieten, waardoor God Zijn werk kan doen zodat het vrucht kan dragen. En dat is onze taak om dat te doen, een milieu creëren om dat mogelijk te maken.
Ik kreeg een paar weken geleden iets te horen over een studie die ze onlangs hebben gedaan in de Verenigde Staten, dat mensen die tot geloof zijn gekomen, die niet gelovig opgegroeid zijn, maar die echt van de wereld tot geloof zijn gekomen, het Evangelie gemiddeld 7,6 keer in hun leven gehoord voordat zij tot geloof zijn gekomen. 7,6 keer is best wel veel. Dus, wees niet ontmoedigd als we er straks op uitgaan en we spreken iemand aan en denken: “die gaan we bekeren” en dat er helemaal niets uitkomt, dan zijn we aan het zaaien. We moeten eigenlijk blijven zaaien en begieten. Zaaien is het Woord geven aan mensen. Ik denk dat begieten is dat je voor die mensen blijft bidden. En we moeten dat blijven doen, vooral voor de mensen die God in onze eigen leefwereld heeft geplaatst: je vrienden, je collega’s, je buren, je familie. Die mensen, daar wil God ons juist voor gebruiken. We hoeven niet het zendingsveld in te gaan om gebruikt te worden. Ons zendingsveld is hier buiten de deur.
Vers 7. Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien. Paulus zegt dat zij zich verdelen over niets. Paulus is niets, Apollos is niets. Jullie verdelen je over niets. Want het is niet het instrument dat doet groeien, maar God zelf
Vers 8: En hij die plant en hij die begiet, zijn één, maar ieder zal zijn eigen loon ontvangen overeenkomstig zijn eigen inspanning. Paulus zegt hier dat Apollos en hij op hetzelfde doel zitten. Hij zegt: wij zijn één. Met andere woorden: als Apollos en ik niet wedijveren over het planten en het begieten, waarom doen jullie het wel? We hebben hetzelfde doel voor ogen. En ondanks dat Paulus en Apollos één zijn in hun doel zal God hen wel onafhankelijk van elkaar belonen, zegt Paulus. Ondanks dat wij hier in de gemeente de Heer samen dienen als Cross Culture Calvary Chapel zal een ieder door de Heer afzonderlijk beloond worden. We zullen allemaal een beloning krijgen of niet. Voor het werk dat wij verrichten in en voor Gods Koninkrijk.
In vers 9: Want Gods medearbeiders zijn wij. Gods akker en Gods bouwwerk bent u. Paulus zegt: wij zijn medewerkers in de dienst van God, de akker van God, het bouwwerk van God bent U. Paulus en Apollos zijn Gods medewerkers, maar uiteindelijk zijn de Korinthiërs Gods akker en Gods bouwwerk. God is Degene Die hen snoeit, Die hen in zekere zin soms ook afbreekt, ontwortelt, Die hen weer opnieuw plant, Die hen opbouwt. God is Degene Die dat doet. Maar God gebruikt wel Zijn medewerkers zoals een Paulus en Apollos om dat werk te doen.
En dan zegt Paulus: voorlezen vers 10 en 11: Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dat wat gelegd is, dat is Jezus Christus. Paulus en de andere apostelen hebben een unieke plaats gekregen in de gemeente, zij zijn de apostelen. Zij hebben deze unieke plaats gekregen in het opbouwen van de gemeente, zij hebben namelijk het fundament gelegd 2000 jaar geleden. Ze hebben kerken gesticht, ze hebben het Nieuwe Testament geschreven, ze hebben hun apostolische bediening ten volle gebruikt om het Evangelie tot aan het uiterste der aarde te brengen. Zij hebben daarvoor gezorgd dat het Evangelie 2000 jaar later ook bij ons is geland. Als je nagaat, het Evangelie is door hun monden, door hun handen tot ons gekomen 2000 jaar later. Zij hebben de weg gebaand zodat mensen anno nu nog steeds aan het Koninkrijk van God kunnen bouwen, zoals God dat wil, volgens Zijn voorschrift. Zij hebben Jezus Christus neergezet en dat is het fundament waarop wij horen te bouwen: Jezus Christus en Die gekruisigd. Iets anders.
Voorlezen verzen 12 en 13: Of nu iemand op dit fundament bouwt met goud, zilver, edelstenen, hout, hooi of stro, ieders werk zal openbaar worden. De dag zal het namelijk duidelijk maken, omdat die in vuur verschijnt. En hoe ieders werk is, zal het vuur beproeven. . Paulus geeft ons hier inzicht in hoe God het werk van Zijn medewerkers ziet. Het gaat er niet om hoe de Korinthiërs het werk van Paulus en Apollos zien, maar hoe God hun werk ziet. De Korinthiërs beoordeelden Paulus, Apollos en Petrus aan de hand van wat zij met hun natuurlijke ogen zagen. Ze zagen Paulus als een… De geschiedenis zegt dat Paulus een kort mannetje was met kromme benen en een hakige neus en vieze druipogen. Dus ze beoordelen Paulus waarschijnlijk op het uiterlijke. Want Apollos daarentegen was een hele statige man, hij was welbespraakt en een man uit Alexandrië, uit Egypte, hij was een Jood, het was echt iemand met heel veel charme en charisma. En Petrus, dat is de rots. Maar mensen beoordelen deze drie op basis van wat zij zagen, wat ze waarnamen. En op basis van hun waarnemingen gaven zij de een een verheven plaats boven de andere. Maar Paulus zegt hier dat de mens niet in staat is om dit soort beoordelingen te kunnen maken. Wij kunnen dat niet. Want de mens ziet alleen het uiterlijke en dan nog met een zeer beperkt gezichtsvermogen. Maar Jezus zal het laatste woord hierin hebben. Hij zal al onze werken die wij in de naam van de Heer hebben gedaan door het vuur halen. Het fundament van Jezus Christus is gelegd, dat staat, daar hoeven wij niets aan te doen. Maar de bouwmaterialen die wij gebruiken om op dat fundament te bouwen, zegt Paulus, zijn van zeer groot belang. Hij noemt goud, zilver en edelstenen. Goud en zilver spreken voor zich, maar met edelstenen wordt niet bedoeld dat je met diamanten of met saffieren of met dat soort dingen bouwt, maar eerder met marmer of met graniet. Dat zijn stevige, degelijke dingen die ook blijven, het blijft. Deze elementen zullen niet verdwijnen wanneer ze blootgesteld worden aan brand. Goud en zilver smelten hooguit, maar als het vuur geblust is of uitgebrand, dan zal je het altijd terugvinden. Maar hout, hooi of stro, daar zal niets van overblijven wanneer het in de fik gaat. Het brandt helemaal op. En ik geloof dat wij als christenen op dat fundament horen te bouwen met wat Lukas in Handelingen 2 vers 42 schrijft. Dat dat goud, zilver en edelstenen is. Jullie weten het al: ze volhardden in de leer van de apostelen, in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden .Ik geloof dat als wij onszelf laten vormen door het Woord van God, als wij het Woord van God met andere mensen delen, het zuivere Woord, dat we het doorgeven en hen daarin onderwijzen, dat wij iets bouwen, dat wij iets opbouwen dat voor eeuwig blijft bestaan. Jezus zei Zelf ook: Mijn Woord zal voor eeuwig blijven bestaan. Dus als wij Gods Woord tot ons nemen en vervolgens weer aan anderen doorgeven, dan bouwen wij met iets dat voor eeuwig zal blijven. Ik geloof ook als wij onszelf in alle oprechtheid aan elkaar geven in christelijke gemeenschap, dat wij ook het Koninkrijk bouwen en ook dat zal voor eeuwig bestaan. De bemoedigingen die we elkaar geven, de steun, wat wij in dit leven aan elkaar geven, de gemeenschap, het leven dat wij aan elkaar geven, dat heeft eeuwigheidswaarde. En dat blijft voor eeuwig. Dit leven bereidt ons eigenlijk voor op de eeuwigheid. Dus alle voorbereidingen die we hier treffen, alle dingen die ik kan doen in jullie leven om daaraan bij te dragen, dat is blijvend werk. En wat jullie voor mij doen en andersom, wat wij voor elkaar doen in die gemeenschap, in fellowship, dat zal voor altijd blijven. Het volharden in het breken van het brood, het heilig Avondmaal vieren, ook dat zal niet verdwijnen. Dat heeft ook eeuwigheidswaarde. En al onze gebeden die volgens Gods wil gedaan worden, zullen voor eeuwig stand blijven houden. Ik geloof ook dat alles dat niets te maken heeft met deze dingen, het model dat God ons gegeven heeft, dat deze dingen geen stand zullen houden. Dingen zoals wat Paulus hier ook noemt: het mengen van wereldse wijsheid met het Evangelie zoals de Korinthiërs dat deden of het mengen van psychologie met het Evangelie, water bij de wijn doen, maar ook alle andere dingen die niet vanuit een zuivere motivatie gedaan worden, maar wel in de naam van Christus. Ook die dingen zullen geen stand blijven houden. Ik ken mensen die het zendingsveld in willen gaan, omdat ze daarmee een persoonlijke leegte in hun leven willen vullen. Ze denken dat, ja hier kan ik mijn ei niet kwijt, hier kan ik mijn draai niet vinden, God kan mij hier niet gebruiken, dus ik moet het zendingsveld in. Ze willen een bepaalde leegte of iets in hun eigen leven vullen door God ergens anders te gaan dienen. En alhoewel God hen daarvoor kán gebruiken, als dat echt de motivatie is, denk ik niet dat dat stand zal houden. Ik ken ook mensen die een bepaald ambt of titel willen dragen in de gemeente om zich belangrijk te voelen, dat zal ook geen standhouden. Ik ken mensen die graag op het podium willen staan om alleen maar gezien te worden, dat zal ook geen stand houden. Ik ken christenen die graag Bijbelleraar willen worden, omdat ze een kick krijgen wanneer ze een audiëntie hebben en zij degenen zijn die met de autoriteit van het Woord of wat dan ook mensen kunnen toespreken. Als we deze dingen in de naam van Christus doen maar met de verkeerde motivatie, dan zal het niet standhouden. Dan is het als hooi, hout of stro, het zal niet door het vuur heenkomen.
Voorlezen verzen 14 en 15: Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen. Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen.. Alle goede werken die ik in de naam van Jezus hier op aarde doe of verricht, werken die stand blijven houden, zullen door Jezus worden beloond. Daar krijg ik een beloning voor en de werken die jullie doen in Zijn naam hier op aarde, die stand blijven houden, daar worden jullie voor beloond. Ieder afzonderlijk. Maar deze beoordeling heeft niets te maken met mijn redding, met onze redding, want onze redding is op basis van genade, niet op basis van werken. Dit heeft puur te maken met de beloning die ik zal ontvangen voor de dingen die ik voor Hem gedaan heb hier op aarde. Maar stel dat er bij iemand niets overblijft, alles dat door het vuur is gegaan is weggebrand; deze persoon heeft dus niet met goud, zilver of met edelstenen gebouwd, maar met hout, stro of hooi; deze persoon blijft wel gered, maar hij of zij zal geen beloning krijgen, want in Gods ogen hebben zij uiteindelijk niets voor Hem van eeuwigheidswaarde gedaan. Het houdt geen stand. De Bijbel spreekt over het verkrijgen van kronen, er zijn een stuk of 8 of 9 verschillende soorten kronen: de kroon des levens, de kroon van dit, de kroon van dat, ik heb ze hier allemaal opgeschreven, maar in het Nieuwe Testament staat heel veel over verschillende kronen. Er staat ook in Openbaring dat wij onze kroon aan de voeten van Jezus neerleggen. Stel je voor, ik weet niet of het echt zo zal zijn, maar stel je voor dat je daar komt en heel weinig of bijna niets van je werk hier op aarde houdt stand en je hebt geen kroon, je hebt een soort muts, een badmuts, dat zou toch verschrikkelijk zijn. Een soort keppeltje, dan heb je niets om aan de voeten van Jezus neer te leggen.
Voorlezen verzen 16 en 17: Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u.. Paulus zegt hier tegen de Korinthiërs dat zij samen als gemeente Gods tempel zijn en dat de Geest van God in hen woont. Straks in hoofdstuk 6 zegt hij hetzelfde: je lichaam is een tempel van God, maar dan zegt hij het tot het individu, maar nu in dit gedeelte heeft hij het over de gemeente. De gemeente vormt de tempel van God en ook daar is Gods Geest aanwezig. Hij zegt hier: Als iemand de gemeente te gronde richt door de gemeente te verdelen of te verscheuren, dat God die persoon of die personen te gronde zal richten. Ik vind dat best wel heftig. Het woord dat hier gebruikt wordt in de grondtekst voor te gronde richten heeft in het Grieks een hele brede betekenis, heel breed. Het kan betekenen in het ene extreme echt eeuwig verderf voor de ongelovigen, de hel; maar het kan ook iets betekenen als iets minder krachtig maken of krachteloos maken of… Even een voorbeeld. Tati heeft een hele mooie jurk, het is van een of andere designer, heeft heel veel geld gekost, en ze trekt de jurk aan en ze gaan naar een of ander gala; en Romeo struikelt over zijn eigen voeten, heeft een glaasje jusd’orange in zijn hand, ploek over die jurk heen. Ze brengt de jurk naar de stomerij, maar er zit een hele grote gele vlek op die jurk, die jurk is waardeloos geworden; het is nog steeds een jurk, het is nog steeds een hele goede jurk, maar hij is eigenlijk verpest. Nou, dat woord dat hier gebruikt wordt, kan daarvoor gebruikt worden, maar ook weer voor eeuwig verderf. Dus het heeft een heel breed gebruik. Paulus zegt hier: als iemand de gemeente in Korinthe van haar kracht berooft door verdeeldheid te brengen, dan zal die persoon van zijn of haar kracht worden beroofd. En dit is altijd het geval wanneer de mens zijn eigen wil wil doordrammen in de gemeente. Die persoon zal zich in een plaats bevinden waar zijn kracht om heilig te zijn, zijn kracht om getuige te zijn, zijn kracht om het zout en het licht der aarde te zijn.. Hij zal die kracht verliezen. En dat is niet iets waarvan God zegt: dat is oké, dit doe Ik jou aan. Het is net als in Exodus met Farao. Er staat dat God het hart van Farao had verhard. Had God Farao verblind of zodanig verhard dat hij de wonderen niet kon geloven? Nee, het woord dat daarvoor gebruikt wordt, is iets dat God bevestigde eigenlijk dat er al aan het gebeuren was. Dus Farao verhardde zijn hart tegen God, tegen de wonderen die Mozes had verricht. En God zei: Oké, so be it. Als jij het zo wil hebben, dan is het zo. Op die manier heeft God zijn hart verhard of zijn hart bevestigd. Dat is eigenlijk ook wat hier gebeurt, dat wanneer mensen zich van de waarheid keren en toch heel halsstarrig verdeeldheid willen blijven zaaien en creëren, dat God zegt: Oké, ga jij je gang maar. En dat is geen goede plek om jezelf in te bevinden. Dus als iemand met opzet schade aan de gemeente van Jezus Christus zal aanrichten, zal deze door God ook schade lijden. En dat geldt ook voor mensen bijvoorbeeld die van buiten, ongelovigen, schade aan de gemeente willen verrichten, dus niet alleen mensen van binnen de gemeente.
Voorlezen van de verzen 18 tot en met 22: Laat niemand zichzelf bedriegen. Als iemand onder u denkt dat hij wijs is in deze wereld, laat hij dwaas worden, opdat hij wijs zal worden. Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God, want er staat geschreven: Hij vangt de wijzen in hun sluwheid. En opnieuw: de Heere kent de overwegingen van de wijzen, dat zij zinloos zijn. Laat daarom niemand roemen in mensen, want alles is van u: hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij de wereld, hetzij het leven, hetzij de dood, hetzij tegenwoordige dingen, hetzij toekomstige dingen, alles is van u. Paulus wijst nogmaals helemaal af dat of Paulus of Apollos of Cefas/ Petrus bijzonder geestelijk inzicht hadden gekregen die de verschillende partijen konden aanhangen. Een partij zei: ik ben helemaal voor Paulus; een andere partij zei: ik ben helemaal voor Apollos; een andere partij zei: ik ben helemaal voor Cefas/Petrus. Hij wijst dat weer helemaal af. In die tijd waren er zoveel filosofen die met allerlei verschillende ideeën en idealen kwamen en met theorieën en dat soort dingen. En het was de Korintiër eigen om mensen aan te hangen, om mensen na te volgen. En die mentaliteit daar hielden ze zich aan vast, dat deden ze dus ook met Paulus, Apollos en met Petrus. Ze dachten van: Nou, die Paulus heeft echt een bijzonder inzicht van God gekregen, die wil ik navolgen. Maar een ander zei: Nee, nee, Apollos heeft juist die zalving; Apollos heeft juist die geestelijke gave en ik wil hem navolgen. Vandaag de dag wordt er ook in bepaalde kringen gedacht dat, het wordt zelfs geleerd vanaf de kansel, dat bijvoorbeeld de voorganger bijzondere inzichten van God krijgt die niemand anders krijgt. In deze kringen wordt de voorganger verheven boven de normale mensen. Want hij als supergeestelijke krijgt als het ware dingen in zijn oren gefluisterd door Jezus. Deze leer geeft de voorganger een plaats in de gemeente die boven de gewone mensen staat, dat is dus niet Bijbels. Er staat heel veel over leider en voorganger en oudsten en hoe hij eruit hoort te zien, maar nergens staat er dat hij boven de mensen moet staan. Nergens staat er dat hij bijzondere inzichten krijgt van God, waarbij anderen dat niet krijgen. Natuurlijk heeft de voorganger door middel van zijn gebedsleven en het bestuderen van de Bijbel wel meer inzicht en visie dan de doorsneechristen, maar het is zeker niet zo, dat ik bijvoorbeeld in ons geval, dat ik in de Geest bepaalde dingen zie die een andere Geest vervulde christen niet ziet. In dat opzicht staan wij gelijk. Er zijn wel dingen die ik misschien wel anders zie, maar dat heeft puur te maken met het feit dat ik een andere verantwoordelijkheid heb. Maar ik krijg geen bijzondere ingevingen van God die jullie niet krijgen. Laat daarom niemand roemen in mensen, zegt Paulus, want alles is van u, zegt hij. Het is niet zo, dat de Korinthiërs het eigendom waren van Paulus, Apollos of Petrus, juist andersom. Paulus, Apollos en Petrus bestaan om de gemeente te dienen, zij waren als het ware hún bezit, hún dienaren. En niet dat de gemeente onder hen stond. Ook de wereld die Jezus Christus heeft overwonnen is van hen, is ook van ons. Ook het leven of de dood behoort tot hen, behoort ook tot ons; ook de tegenwoordige en toekomstige dingen behoren tot hen, behoren tot ons; het leven, het geestelijke leven, het christelijke leven in Christus is van mij. Niemand kan het van mij afnemen. Het is van mij. De dood, die ik in Christus heb overwonnen, de dood heeft geen grip meer op mij. Natuurlijk als ik dit sterfelijke lichaam afleg, dan sterf ik lichamelijk, maar de eeuwige dood heeft geen grip meer op mij. Ik heb de dood overwonnen in Christus. De tegenwoordige dingen, de dingen waar ik in dit leven mee te maken heb ik. In Christus heers ik over al deze dingen, ze zijn van mij. Veelal heeft dit te maken met mijn positie, de toekomstige dingen, de wereld in het duizendjarig rijk wanneer Jezus regeren zal. Ook dat is van mij, niemand kan dat van mij afnemen. Al deze dingen zijn van mij. Maar het is wel afhankelijk van hoe ik mezelf zie.
Paulus zegt in vers 23: U echter ben van Christus en Christus is van God. Zie ik mezelf nog steeds als mijn eigen eigendom, dat ik mijn eigen leven in handen heb; dat ik de touwtjes in eigen handen heb. Nee, ik ben het eigendom van Christus, waardoor ik al deze dingen in Zijn naam heb geërfd. Zolang ik niet voor mezelf leef, zal ik mijn uiterste best doen om de eenheid in de gemeente te bewaren. Zolang ik niet voor mezelf leef zijn al deze dingen van mij. Waarom zou ik verdeeldheid willen zaaien? Waarom zou ik me druk maken over deze of gene? Jezus wil dat wij één zijn.
Laten we bidden: Vader, dank U wel, Heer, U weet hoe we hier gekomen zijn. Als ik denk aan Romeo, die vandaag ook duizelig is geworden, hartkloppingen, kortademig, hij voelt zich niet zo lekker. Heer, voor de rest weet ik niet, maar ik weet dat we allemaal na zo’n werkdag vermoeid zijn. Ondanks onze vermoeidheid, Heer, weet ik dat U leidt, dat U wederkeert. Ik bid dat we het op een of andere bovennatuurlijke manier toch op hebben kunnen slaan in onze hersenen, maar vooral in onze harten. Waar deze boodschap zo nodig is om ons voor te bereiden, Heer, om waakzaam te blijven. Heer, dat we ook dingen zullen leren herkennen in onszelf en ook in anderen. Dat wanneer we proeven, Heer, dat er iemand is die verdeeldheid zaait of wil zaaien, dat we dat meteen in de kiem smoren. Want U, Heer, wil dat wij één zijn zoals U, Jezus, en de Vader één zijn. Zo, Heer, help ons, help ons, Here, om de eenheid te bewaren. U heeft het ons gegeven, positioneel zijn wij één, Heer, help ons om één in de praktijk te zijn en te blijven. Ik bid ook voor Romeo, voor zijn lichaam, wij bidden dat U hem zal zegenen; dat als hij naar de huisarts gaat, dat U de huisarts ook wijsheid zal geven, inzicht. Wat het ook is, Heer, dat hij erachter zal komen en de juiste behandeling zal voorschrijven. Ik bid ook voor Stanley, Heer, die ongetwijfeld nog gefrustreerd is met zijn lichaam; Heer, openbaar het; openbaar, Vader, wat er aan de hand is. En zo bid ik voor een ieder, Heer, zegen onze huwelijken, zegen onze relaties, zegen ons werk, Heer, onze school, alles wat we doen, Heer, in het leven. Heer, dat wij Uw liefde, Uw Woord, Uw genade mogen uitdragen aan deze wereld. Help ons om dat te doen, in Jezus’ naam, Amen.
Bijbelstudie en Uitleg 1 Korinthe 3 (Vers voor vers) – Calvary Chapel Haarlemmermeer