Mattheüs 9:18-26 – Laat mij maar zien
I. In Deuteronomium 18 spreekt God tot Mozes over Jezus, Die komen zal. En in vers 18 zegt God: “Ik zal een Profeet voor Israël doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.”
A. Zo’n 1.500 jaar voordat Jezus als mens op aarde kwam, sprak God expliciet over Hem, dat Hij de Messias zal zijn.
II. Micha 5:1 – “En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af.”
A. Hier spreekt de profeet Micha zo’n 730 jaar voordat Jezus als mens op aarde kwam over de Messias Die komen zal.
B. Micha zegt ook, dat Zijn oorsprongen van oudsher, van eeuwige dagen af zijn. D.w.z. dat de Messias Zijn oorsprong vindt in de eeuwigheid oftewel dat de Messias al bestond voordat de tijd begon. Dit geeft aan, dat de Messias God is, want alleen God bestond al voordat al het andere tot stand was gekomen.
III. Elke Jood in de tijd waarin Jezus op aarde wandelde, kende deze belofte van God en elke Jood verwachtte op een gegeven moment de komst van de Messias.
A. Johannes 7:31 – “Er waren er onder het volk velen die in Jezus gingen geloven. Ze zeiden: ‘Zal de Christus bij zijn komst soms meer wondertekenen doen dan deze man heeft gedaan?’”
i. Hier zie je, dat het volk, d.w.z. het Israëlische volk, de komst van de Christus verwachtte.
B. Mattheüs 11:2-5 – “2Toen Johannes in de gevangenis over de werken van Christus gehoord had, stuurde hij twee van zijn discipelen, 3en zei tegen Hem: Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?”
i. Johannes de Doper was zwaar ontmoedigd door zijn omstandigheden en hij wilde weten of Jezus inderdaad Degene is, Die Israël verwachtte.
ii. Dus stuurde hij een paar van zijn discipelen naar Jezus om Jezus te vragen: “Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?”
Mattheüs 11:4-5 – “4En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ga heen en bericht Johannes wat u hoort en ziet: 5blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd;”
iii. Jezus zegt hier expliciet, dat Hij de langverwachte Messias is. Hij zegt dat door Zijn kwalificaties te noemen.
a. De Joden wisten vanuit het Oude Testament, dat de Messias wonderen zou verrichten en Jezus zegt hier dat wonderen gebeuren.
b. Dus al de wonderen die door Jezus verricht werden en het Evangelie dat door Hem verkondigd werd, waren hét bewijs dat Jezus Christus dé langverwachte Messias is.
IV. Zoals ik tot meerdere malen toe heb aangegeven, was het Mattheüs’ doel om d.m.v. Zijn Evangelie Jezus aan de Joden te presenteren als dé Koning der koningen, als dé Christus, als dé Messias.
A. Alles dat Mattheüs voor ons heeft vastgelegd, dient om ons ervan te overtuigen, dat Jezus inderdaad degene is die Hij beweert te zijn; de Messias.
V. Vandaag gaan wij verder met Mattheüs 9 en wij pakken het op bij vers 18.
Mattheüs 9:18-26
Vers 18-19 – “18Toen Hij deze dingen tot hen sprak, zie, er kwam een leidinggevende, die Hem aanbad en zei: Mijn dochter is zojuist gestorven, maar kom, leg Uw hand op haar en zij zal leven. 19En Jezus stond op en volgde hem met Zijn discipelen.”
I. Deze leidinggevende was volgens Markus een zekere Jaïrus, de voorganger van de synagoge.
A. Het Centrum voor Bijbelonderzoek (CvB) zegt over Jaïrus: “De synagogevoorganger, die door de oudsten voor dit ambt gekozen werd, behoorde tot de meest aanzienlijken in de gemeente. Hij was eigenlijk geen leraar of prediker, maar zijn taak was ervoor te zorgen dat alles in de synagoge, m.n. tijdens de dienst, ordelijk en eerbiedig verliep. Hij wees voor elke dienst een voorbidder aan en iemand voor de schriftlezing en nodigde een spreker uit.”
i. Het is eigenlijk heel bijzonder dat iemand zoals Jaïrus überhaupt naar Jezus toe kwam, laat staan, dat hij, zoals Markus het omschrijft, zichzelf in aanbidding neerwierp aan de voeten van Jezus.
ii. Doordat de religieuze leiders Jezus haatten, nam deze Jaïrus een groot risico om Jezus om hulp te vragen. Het zou heel goed kunnen, dat Jaïrus hierdoor zijn baan kwijtgeraakte.
a. Maar, het maakte Jaïrus totaal niets uit! Hij was ertoe bereid om alles kwijt te raken omwille van zijn enige kind, een dochtertje van twaalf jaar.
b. Hij zag zijn diepe nood en hij wist precies bij wie hij moest zijn om hem te helpen.
II. Jaïrus’ geloof, dat Jezus de Messias is, is heel mooi. Hij zegt: “Mijn dochter is zojuist gestorven, maar kom, leg Uw hand op haar en zij zal leven.”
A. Hij wist, dat de Messias bij machte was om de doden op te wekken. En hij toont zijn geloof door Jezus te aanbidden en door zijn geloof uit te spreken.
III. Jezus, Die God is, is de grote IK BEN. D.w.z. dat Hij alles is dat wij nodig hebben.
A. In het geval van Jaïrus was Jezus de God Die het leven aan de mens geeft. De God Die de doden doet opstaan. En Jaïrus deed een beroep op die God.
B. Wij kunnen vandaag de dag ook beroep doen op de grote IK BEN. Ik heb dag aan dag verschillende noden. En ik kan te allen tijde terecht bij de God, Die alles is en alles wil zijn wat ik nodig heb.
i. Op 1 augustus a.s. ben ik mijn baan bij Regency Lighting kwijt. Als mijn grootste nood op dat moment een baan is, dan stap ik naar een wervings- en selectiebureau om hen te vragen om mij te helpen met een nieuwe baan.
ii. Maar als mijn grootste nood Gods voorziening is, dan ga ik als eerste naar God toe en dan blijf ik aanhoudend naar God toe gaan om mij en mijn gezin te voorzien in mijn behoeften.
a. Ten eerste is het dus belangrijk om jouw nood goed te definiëren en ten tweede om te weten bij wie je moet zijn.
1. Ik heb de afgelopen 20 jaar zo vaak meegemaakt, dat ik zonder baan zat en dat God mij op zo veel verschillende wijzen heeft voorzien.
iii. Voor de baan die ik nu heb, heb ik niets hoeven doen. Ik wist al geruime tijd, dat ik door een reorganisatie mijn oude baan kwijt zou raken, dus ging ik met mijn nood naar God.
a. In dit specifieke geval kwam het niet eens in me op om te gaan soliciteren; en wat gebeurt er? ik word door twee vice-presidenten van Regency Lighting benaderd met de vraag of ik voor hen wil komen werken.
Ik zeg dit, omdat God weet wat wij nodig hebben. En Hij, Die ons onvoorwaardelijk liefheeft, wil voor ons zorgen. Wij moeten alleen gaan inzien wat onze diepste nood is.
Als je niet precies weet wat jouw nood is of als je denkt dat je het wel weet of als je twijfelt, dan is de eerste stap om naar God te gaan en Hem te vragen wat jouw nood daadwerkelijk is.
Zodra God dat aan jou bekend maakt, kan je God net zolang blijven vragen om jou in jouw nood te voorzien totdat Hij het doet.
Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
IV. Jaïrus kwam tot Jezus met zijn nood en volgens Markus 5 smeekte hij Jezus om hulp. En hier in vers 19 staat: “En Jezus stond op en volgde hem met Zijn discipelen.”
A. Nooit zien wij Jezus iemand die oprecht is, afwijzen. Nooit zien wij Jezus iemand die een echte nood heeft, afwijzen.
i. Zo ook hier, Jezus stond op om Jaïrus te helpen.
Vers 20-21 – “20En zie, een vrouw die al twaalf jaar bloedvloeiingen had, kwam van achteren naar Hem toe en raakte de zoom van Zijn bovenkleed aan; 21want zij zei bij zichzelf: Als ik alleen maar Zijn bovenkleed aanraak, zal ik gezond worden.”
I. Dames, kan je je voorstellen dat je 12 jaar lang bloedvloeingen hebt? Ik kan me totaal niet voorstellen hoe erg dit voor deze vrouw zou zijn geweest.
A. Volgens Markus en Lukas had deze vrouw alles geprobeerd om hiervan af te komen. Zij heeft al haar geld uitgegeven aan doktoren, maar geen enkele dokter had haar kunnen helpen.
B. En naast het feit dat zij leed aan deze aandoening was zij volgens de Wet continu onrein. D.w.z. dat zij afgezonderd moest zijn en met niemand in contact mocht komen.
i. Leviticus 15:19-28
a. Deze arme vrouw werd dus 12 jaar lang in quarantine gehouden. Niemand mocht haar aanraken, niemand mocht bij haar over de vloer komen. Zij was net als de melaatse van hoofdstuk 8.
II. Deze vrouw kwam van achteren en raakte de zoom van het bovenkleed van Jezus aan. Zij was ervan overtuigd, dat zij als zij alleen maar zijn jas kon aanraken, genezen zou worden.
A. In die tijd hadden de rabbijnen vier kwasten bevestigd op de rand van hun bovenkleed. Deze kwasten dienden om hen te herinneren aan de geboden van God.
B. Ik weet niet precies waarom, maar naast deze vrouw waren er meerderen die geloofden dat als zij alleen al een van deze kwasten van Jezus aanraakten, zij genezen zouden worden.
Vers 22 – “Jezus keerde Zich om, zag haar en zei: Heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u behouden. En de vrouw was vanaf dat moment gezond.”
I. Dit is zo mooi! Deze vrouw schroomde om Jezus rechtstreeks te benaderen. Wellicht dacht zij dat Jezus haar niet wilde spreken of aanraken, omdat zij onrein was.
A. Maar dan komt zij ongemerkt van achteren en door de menigte heen naar Jezus en raakt zijn jas aan.
B. Volgens Markus en Lukas merkte Jezus, dat er op het moment dat zij Jezus aanraakte, kracht van Hem uitging, waardoor Jezus vroeg wie Hem aanraakte.
C. Dus hier zien wij dat Jezus zich omkeerde, haar aankeek en op een zeer liefdevolle en tedere wijze haar bemoedigde en haar verzekerde, dat haar geloof haar genezen had.
i. In plaats dat Jezus door haar onrein werd doordat Hij haar aangeraakt had, werd zij rein.
II. Dit is zo’n mooi voorbeeld van hoe wij soms over onszelf denken. Wij willen wel naar Jezus gaan met onze problemen, maar omdat wij denken of weten dat wij onrein zijn, kunnen wij niet naar Hem toegaan.
A. Maar dat is de grootste leugen! Juist omdat wij onrein zijn, juist omdat wij zondig zijn, juist omdat wij voor de zoveelste keer weer de fout zijn ingegaan, hebben wij de aanraking van Jezus nodig.
i. Wanneer ik ontmoedigd ben, omdat ik me onwaardig voel om naar Jezus te gaan, moet ik juist naar Jezus gaan!
ii. Zijn genade is veel groter dan mijn zonden, dan mijn tekortkomingen, dan mijn fouten.
iii. Bovendien is het eigenlijk heel stom van me om niet naar Hem te willen gaan. Uiteindelijk was Jezus erbij toen ik de dingen deed die mij op zo’n moment ervan weerhouden om naar Hem te willen gaan.
a. Deze vrouw was desperaat, zij was ten einde raad en zij had niets te verliezen.
1. Misschien gaan wij niet naar Jezus toe, omdat wij nog steeds denken dat wij het zelf kunnen of dat wij nog te veel te verliezen hebben.
Vers 23-25 – “23Toen Jezus in het huis van de leidinggevende kwam, en de fluitspelers en de misbaar makende menigte zag, 24zei Hij tegen hen: Vertrek, want het meisje is niet gestorven, maar het slaapt. En zij lachten Hem uit. 25Toen de menigte weggestuurd was, ging Hij naar binnen en greep haar hand; en het meisje stond op.”
I. Het was in die tijd gebruikelijk om rouwklagers in te huren voor de rouwceremonie. De fluitspelers en de misbaar makende menigte waren hoogst waarschijnlijk dit soort professionele rouwklagers.
II. Jezus zegt hen te vertrekken, want zij waren niet nodig. Het meisje was niet gestorven, maar sliep!
A. Zij bespotten Jezus en lachten Hem gewoon uit.
B. Ik vind het zo gaaf, dat ik zeker weet dat Jezus Zich hier niet aan stoorde.
i. Vandaag de dag bespotten mensen Jezus en christenen nog steeds. Jezus en wij die in Hem geloven, worden ook uitgelachen.
ii. Het trieste hierin is niet, dat wij bespot worden of dat wij uitgelachen worden, maar dat wij ons eraan storen.
C. Jezus was 100% zeker van Zijn zaak. Hij was 100% zeker over wie Hij is en ik geloof, dat die zekerheid Hem de kracht gaf om Zich niet te storen aan wat mensen van Hem dachten.
i. Ik merk zelf, dat ik wanneer ik onzeker ben van mijn zaak als christen, dat ik wanneer ik onzeker ben van de reddende kracht van Jezus, me stoor aan wat mensen van mij denken.
D. Ik vind het opmerkelijk, dat Jezus deze groep mensen niet probeert over te halen; dat Hij op deze groep mensen geen indruk tracht te maken door dit meisje uit de dood op te wekken.
i. Ik zou heel gauw geneigd zijn om ongelovigen proberen te overtuigen door iets bovennatuurlijks te doen. Maar Jezus niet.
a. Deze mensen geloofden niet in Hem, zij hadden hun oordeel over Jezus reeds geveld en daarom stuurde Jezus hen weg.
III. Toen deze groep eenmaal vertrokken was, ging Jezus samen met de ouders en met Petrus, Johannes en Jakobus haar kamer binnen, greep haar hand, riep tot haar om op te staan en haar geest keerde tot haar terug en zij stond op.
A. Ook in dit geval raakte Jezus iemand aan die onrein was. Een lijk was onrein en iedereen die een lijk aanraakte, werd onrein.
i. Maar nogmaals, in plaats van dat Jezus door haar onrein werd, gaf Jezus haar haar leven terug. En niet alleen haar aardse leven, maar ook het eeuwige leven.
a. Jaïrus geloofde van Jezus, dat Hij de Messias is, en ik weet zeker, dat dit meisje uiteindelijk ook tot geloof is gekomen.
Vers 26 – “En het gerucht hierover verspreidde zich door heel dat gebied.”
I. De Bijbel belooft ons, dat de volgelingen van Jezus Christus op een gegeven moment een nieuw lichaam zullen krijgen. Een opstandingslichaam dat gelijk is aan het opstandingslichaam van Jezus.
A. Nu ik een beetje rijp aan het worden ben, krijg ik steeds meer lichamelijke klachten. Mijn lichaam vertoont steeds meer slijtage.
B. Ik zie er met rijkhalzend verlangen naar uit om mijn verheerlijkte lichaam te krijgen.
C. En ik geloof, ik weet 100% zeker, dat Jezus in staat is om mij straks een verheerlijkt opstandingslichaam te geven, omdat ik zeker weet, dat Hij de langverwachte Messias is.
i. Vlees en bloed heeft mij hier niet van overtuigd, maar God Zelf heeft dit aan mij geopenbaard.
a. Mijn hoop en mijn gebed is, dat een ieder van jullie deze zekerheid ook hebben of zullen krijgen.
Bijbelstudie en Uitleg Laat mij maar zien – Mattheüs 9:18-26 – Calvary Chapel Haarlemmermeer
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl