Mattheüs 8:5-17 – Jezus is gekomen om alle ziekte weg te vagen
I. Toen God de aarde en alles op de aarde schiep, gaf God de heerschappij over Zijn schepping aan Adam, aan de mens.
A. God maakte Adam de beheerder van de gehele aarde, God maakte Adam de heerser van het aardse rijk.
B. Maar toen Adam de foute keus had gemaakt om God niet te gehoorzamen, kwam de zondeval.
C. En het gevolg van de zondeval is, dat God de aardbodem vervloekte.
i. Sindsdien is er ziekte, is er leed, is er de dood.
ii. Sindsdien zijn er natuurrampen, sindsdien zijn er oorlogen, is er onrecht en corruptie en misdaad in de wereld.
iii. Sindsdien is satan de heerser van de aarde en van het gehele wereldsysteem waar wij dagelijks mee te maken hebben.
iv. Sindsdien hebben satan en de demonen de macht over de mensheid.
v. Kortom, sinds de zondeval is de gehele schepping onder de vloek.
a. De enige die de vloek ongedaan kan maken, is God Zelf.
D. God Zelf heeft de schepping vervloekt, maar tegelijkertijd heeft God ook het plan beraamd waarmee God de gehele schepping van onder de vloek vandaan kan brengen.
i. Mattheüs laat ons door zijn Evangelie zien, dat Jezus Christus Degene is Die de vloek ongedaan kan maken.
II. Ziekte is een gevolg van de zondeval, een gevolg van de vloek. In Mattheüs lezen wij dat Jezus de baas is over alle vormen van ziekte.
A. Mattheüs 4:23-24 – “23En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk. 24En het gerucht over Hem verspreidde zich over heel Syrië; en zij brachten bij Hem allen die er slecht aan toe waren en door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren, en die door demonen bezeten waren, en maanzieken en verlamden; en Hij genas hen.”
B. Mattheüs 8:16-17 – “16Toen het nu avond geworden was, brachten ze velen die door demonen bezeten waren, bij Hem, en Hij dreef de bozegeesten uit met een enkel woord, en Hij genas allen die er slecht aan toe waren, 17zodat vervuld werd wat gesproken was door de profeet Jesaja toen hij zei: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen.”
III. Toen Jezus op aarde was, was ziekte een gigantisch groot probleem voor de mensheid. Mensen stierven als gevolg van allerlei soorten ziektes.
A. Veel van deze ziektes zijn anno nu in het westen grotendeels weggevaagd. Maar toen stierven mensen als het gevolg van bijv. malaria, dysenterie en allerlei bacteriële infecties en aandoeningen.
B. Als je in die tijd buikgriep kreeg, was het nog maar de vraag of je het überhaupt zou overleven.
C. Hele gezinnen, families, dorpen en steden zijn uitgeroeid als het gevolg van ziektes; ziektes waarvoor wij anno nu vaccinaties en medicijnen hebben.
i. Dus toen Jezus deze mensen van al hun ziektes genas, was het een gigantisch groot gebeuren!
IV. Bijbelleraren schatten in, dat er een menigte van tien duizenden mensen Jezus volgde toen Hij in Galilea rondtrok
A. Mattheüs legt hier voor ons vast, dat Jezus in dat gebied ziekte onder de mensen had weggevaagd. Er staat:“Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk.”
V. Dus, zoals ziekte tot de mensheid kwam als een gevolg van de zondeval en de vloek, zo is God Zelf in de persoon van Jezus Christus tot de mensheid gekomen om de vloek, en als gevolg van de vloek, de ziekte ongedaan te maken.
A. En het bewijs daarvan is, dat Jezus Christus de Enige is geweest en de Enige ooit zal zijn Die op zo’n grote schaal de ziekte onder de mensen heeft weggevaagd.
i. Nooit tevoren en nooit daarna is er iemand geweest die dit heeft gedaan.
Mattheüs 8:4
I. Nadat Jezus de melaatse genezen had, zei Jezus in vers 4:
Vers 4 – “…Denk erom dat u dit tegen niemand zegt; maar ga heen, laat uzelf aan de priester zien, en offer de gave die Mozes voorgeschreven heeft, tot een getuigenis voor hen.”
I. Misschien lijkt het op eerste gezicht vreemd dat Jezus deze man waarschuwt om aan niemand te vertellen, dat Jezus hem genezen had. Maar Jezus had hier een goede reden voor.
A. Ten eerste wilde Jezus niet hebben, dat Hij nog meer media-aandacht zou krijgen, omdat de Joodse bevolking er alleen maar op uit was om Hem als politieke Messias aan te stellen die hen zou kunnen verlossen van de Romeinen die hun land bezetten.
i. Jezus had van God de Vader een opdracht gekregen die Hij moest vervullen volgens Gods plan en schema. Hij wilde hierin niet door mensen tegengehouden worden.
a. De mensen wilde Jezus ‘claimen’ om Hem voor zichzelf te houden, maar God had grotere plannen met Jezus.
B. Ten tweede wilde Jezus per se, dat de nu genezen melaatse zich absoluut hield aan de voorschriften in de Wet van Mozes.
i. Niet alleen om de Wet te gehoorzamen, maar vooral om aan de mensen te laten zien, dat Jezus Zelf Zich aan de Wet van Mozes hield.
ii. Jezus verrichtte al Zijn werk binnen de kaders van de Wet van Mozes. In 5:17 zei Jezus: “Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen maar te vervullen.”
a. Jezus zei dit, omdat Hij door de Farizeeërs en schriftgeleerden er continu van beschuldigd werd dat Hij zomaar op eigen initiatief handelde.
C. Ten derde wilde Jezus, dat de genezing door bevoegden bevestigd werd. De priesters waren experts op het gebied van melaatsheid en zij waren door God aangesteld om een melaatse rein te verklaren.
i. Melaatsheid was trouwens ongeneselijk, dus, doordat zijn genezing door de priester bevestigd zou worden, zou dit nog meer bevestigen, dat dit echt een werk van God was. Niet voor niets zei Jezus: “laat uzelf aan de priester zien… tot een getuigenis voor hen”.
Vers 5-6 – “5Toen Jezus Kapernaüm binnengegaan was, kwam er een hoofdman over honderd naar Hem toe, die Hem smeekte: 6Heere, mijn knecht ligt verlamd thuis en lijdt hevige pijn.”
I. Deze hoofdman was een officier in het Romeinse leger die honderd soldaten onder zich had.
A. Hij was een niet-Jood, hij was een heiden.
II. Cornelius uit Handelingen 10 was zo’n officier en ook degene die bij de kruisiging van Jezus zei: “Werkelijk, Dit was Gods Zoon!” Cornelius was een hoofdman over honderd.
A. Het is zeer opvallend, dat hij überhaupt zo begaan is met zijn knecht, want in die tijd was een knecht voor iemand zoals deze man gewoon een bezit.
B. Daarnaast was het niet gebruikelijk, dat zo’n officier zich ontfermde over z’n medemens. Typerend voor deze officieren was, dat zij ongevoelige bruten waren.
i. Maar deze officier was anders. Hij geloofde in Jezus Christus. Hij noemde Jezus Heere in de zuiverste zin van het woord.
Vers 7-8 – “7En Jezus zei tegen hem: Ik zal komen en hem genezen. 8De hoofdman antwoordde en zei: Heere, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen zijn.”
I. Tegen alle menselijke regels in was Jezus bereid om naar het huis van deze heiden toe te gaan om zijn knecht te genezen.
A. Voor een Jood zoals Jezus was het verboden om een huis van een heiden binnen te gaan, want heidenen waren onrein.
B. Sterker nog, deze hoofdman was hoogstwaarschijnlijk een Samaritaanse heiden. Dit betekent, dat hij half Joods was en half heiden; hij was een halfbloedje.
i. Samaritanen waren voor de Joden de minst geliefde mensen, omdat zij zich met heidenen hadden gemengd door met heidenen te trouwen en bij heidenen kinderen te verwekken.
II. Deze hoofdman was zich daar volkomen van bewust en wilde niet, dat Jezus in de problemen kwam. Daarom zei hij tegen Jezus, dat hij het niet waard was dat Jezus bij hem over de vloer zou komen.
A. Vervolgens zei hij tegen Jezus: “maar spreek slechts één woord, en mijn knecht zal genezen zijn”.
Vers 9 – “Want ook ik ben een mens onder het gezag van anderen en heb zelf soldaten onder mij; ik zeg tegen de één: Ga! en hij gaat; en tegen de ander: Kom! en hij komt; en tegen mijn slaaf: Doe dat! en hij doet het.”
I. Als officier in het Romeinse leger begreep deze hoofdman precies hoe autoriteit en gezag werkte.
A. Hijzelf was onder het gezag van zijn meerderen, van officieren met een hogere rang in het leger. En hij moest bevelen van zijn meerderen uitvoeren.
B. Tegelijkertijd had hij honderd soldaten onder zich en deze moesten dan zijn bevelen uitvoeren. Zo werkt dat in het leger.
II. Deze hoofdman zegt hier tegen Jezus, dat hij inziet dat Jezus Christus God is; dat Jezus geen meerdere heeft; dat Jezus de hoogste baas over alles is, over ook ziekte.
Vers 10 – “Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich, en zei tegen hen die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden.”
I. Het is toch wat als Jezus Zich in Zijn menselijkheid verwondert over de grootheid van het geloof van deze hoofdman!
A. Ik vraag me af of Jezus Zich ooit over mijn geloof zou verwonderen?
II. Zelfs in Israël, zelfs Zijn eigen volk, zelfs degenen die de Bijbel en alle voorspellingen over Jezus kenden, geloofden niet als deze hoofdman.
A. Zelfs zijn eigen discipelen die Jezus persoonlijk had uitgekozen, worstelden met geloof.
i. Telkens spreekt Jezus hen aan op hun ongeloof. Petrus verloochent Jezus zelfs…
Vers 11-12 – “11Maar Ik zeg u dat er velen zullen komen van oost en west en zij zullen aan tafel gaan met Abraham, Izak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen, 12en de kinderen van het Koninkrijk zullen buitengeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.”
I. De Farizeeërs en de schriftgeleerden vertrouwden op de gedachte, dat zij, omdat zij Joods waren, automatisch toegang zouden krijgen tot Gods Koninkrijk der hemelen.
A. Deze foute gedachte kwam Jezus telkens tegen en telkens ging Jezus hier tegenin.
B. Jezus zegt hier, dat velen, vele heidenen, dus niet-Joden van de hele aarde tot geloof in Jezus Christus zullen komen waardoor zij wél toegang zullen krijgen tot Gods Koninkrijk.
C. De Joden, die vertrouwen op het Joods zijn en weigeren te geloven, dat Jezus Christus (Yeshua Ha-Mashiach) hun Messias is, zullen geen toegang krijgen tot het Koninkrijk der hemelen, maar zullen uiteindelijk in de hel terecht komen.
i. Dit geldt trouwens voor iedere mens die op iets anders vertrouwt dan op Jezus Christus.
a. Ik heb dit niet verzonnen; God Zelf zegt dit!
Vers 13 – “En Jezus zei tegen de hoofdman: Ga heen, en het zal u gaan zoals u geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden op datzelfde moment.”
Vers 14-15 – “14En Jezus kwam in het huis van Petrus en zag zijn schoonmoeder met koorts op bed liggen. 15En Hij raakte haar hand aan en de koorts verliet haar; en zij stond op en diende hen.”
In de parallel tekst uit Lukas zien wij, dat de discipelen Jezus om hulp vroegen en dat Jezus meteen in actie kwam.
Lukas 4:38-39 – “38Nadat Jezus opgestaan en uit de synagoge vertrokken was, ging Hij naar het huis van Simon. De schoonmoeder van Simon had hoge koorts en ze vroegen Hem om hulp voor haar. 39En Hij boog Zich over haar heen en bestrafte de koorts en die verliet haar. Zij stond onmiddellijk op en diende hen.”
I. Ik kan me voorstellen, dat deze jonge mannen nogal honger hadden en bij Simon Petrus thuis iets wilden eten. Maar ja, zijn schoonmoeder lag ziek in bed.
A. Maar Jezus was er…
B. En zij stond onmiddelijk op en diende hen!
Vers 16-17 – “16Toen het nu avond geworden was, brachten ze velen die door demonen bezeten waren, bij Hem, en Hij dreef de boze geesten uit met een enkel woord, en Hij genas allen die er slecht aan toe waren, 17zodat vervuld werd wat gesproken was door de profeet Jesaja toen hij zei: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen.”
Tot slot wil ik een paar opmerkingen maken over deze drie genezingen.
I. Ten eerste weten wij uit 4:23-24 en hier uit vers 16, dat Jezus alle zieken genas. Hij heeft in Galilea ziekte weggevaagd. Jezus heeft hierdoor bewezen de Messias te zijn.
II. Ten tweede ligt de focus van deze drie genezingen niet zo zeer op de kracht van Jezus om te genezen, maar op de mensen die Jezus genezen heeft.
A. Het eerste voorbeeld dat door Mattheüs belicht wordt, is een melaatse. Een melaatse werd door de gehele maatschappij als uitschot beschouwd.
i. Een melaatse had menselijk gezien totaal geen waarde in de samenleving. Zij waren de melaatsen liever kwijt dan rijk.
a. Maar Jezus ontfermde Zich over deze melaatse. Hij deed zelfs iets wat voor een Jood totaal niet toegestaan was; Jezus raakte de melaatse aan.
B. Het tweede voorbeeld dat door Mattheüs belicht wordt, is een heiden uit de bezettingsmacht. Deze mensen werden door de gehele maatschappij gehaat.
i. Veelal werden soldaten en officieren gerekruteerd uit de bevolking van het land of gebied dat bezet werd. Waarschijnlijk was deze hoofdman iemand die in dat gebied opgroeide en daar bekend was, maar die in dienst van Rome was en nu zijn eigen volk onderdrukte. Vooral de Joden haatten dit soort mensen.
a. Maar Jezus ontfermde Zich over deze hoofdman. Jezus wilde zelfs de regels overtreden door naar zijn huis toe te gaan om zijn knecht te genezen.
1. Uiteindelijk sprak Jezus slechts één woord en de knecht genas.
C. Het derde voorbeeld dat door Mattheüs belicht wordt, is een vrouw.
i. In die tijd begonnen de mannelijke Joden elke ochtend met een dankzegging waarin zij God dankten, dat zij niet als een slaaf, heiden of vrouw geboren waren.
ii. Vrouwen werden in die tijd geminacht. Zij hadden geen rechten in de maatschappij en in de ogen van de zelfingenomen Joodse mannen hadden vrouwen totaal geen waarde.
a. Maar Jezus ontfermde Zich over deze vrouw, de schoonmoeder van Petrus, en genas haar.
b. Er staat alleen dat zij hoge koorts had, maar wij weten niet wat de oorzaak van haar koorts was. In vele gevallen overleden mensen die hoge koorts hadden.
1. Dus greep Jezus in en redde deze vrouw van haar ziekte.
D. Alle drie de mensen die door Mattheüs belicht worden, waren mensen van een zeer lage stand.
i. Vooral in de ogen van de zelfingenomen religieuze leiders waren deze drie mensen het niet waard om maar enige aandacht aan te besteden, laat staan dat iemand zich over deze mensen ontfermt.
a. Dus doordat Jezus Zich wél ontfermt over deze mensen gaat Jezus dwars tegen de gevestigde orde in.
ii. Dit is een grote bemoediging voor allen die door de maatschappij veracht worden, die door de maatschappij geminacht worden, die door de maatschappij gepest en geplaagd worden.
a. Want Jezus Christus, de God van de Bijbel, Die als Enige de macht heeft om de vloek ongedaan te maken heeft jou lief, Hij ontfermt Zich over jou!
III. Ten derde wil ik tot slot zeggen, dat Jezus gekomen is om de ziekte onder de mensheid geheel weg te vagen.
A. Wij geloven, dat Jezus in onze plaats voor al onze zonden is gestorven. Wij geloven, dat wij uiteindelijk, wanneer wij in ons verheerlijkte lichaam in het Koninkrijk der Hemelen terecht komen, geheel vrijgemaakt zullen zijn van ons zondige natuur. Toch?!?
i. Jezus’ volmaakte werk aan het kruis maakt het mij mogelijk om uiteindelijk geheel genezen te worden van de zonde.
ii. Maar in dit leven, hier op aarde, in dit zondige lichaam met al mijn zondige neigingen en begeerten zal ik helaas blijven zondigen totdat ik geheel verlost wordt van dit zondige lichaam.
a. Ja, Jezus is bij machte om de vloek en de zonde geheel ongedaan te maken, maar de vervulling daarvan is nog toekomstig.
B. Samen met mijn toekomstige verheerlijkte lichaam in Gods heerlijkheid zal ik niet alleen geheel verlost worden van de zonde, maar ik zal ook geheel verlost worden van alle vormen van ziekte.
i. Ja, er komt een moment wanneer ik verheerlijkt word, dat ik nooit meer hoofdpijn zal hebben, dat ik nooit meer griep zal krijgen, dat ik nooit meer ziek zal zijn. Er komt een moment dat, zoals de zonde, zo ook ziekte geheel weggevaagd zal zijn.
ii. Maar in dit leven, hier op aarde, in dit zondige lichaam zal ik helaas onderhevig blijven aan ziekte totdat ik geheel verlost wordt van dit zondige lichaam.
Openbaring 22
Vers 3a – “En geen enkele vervloeking zal er meer zijn.”
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl