Mattheüs 7:24-29 – Is jouw huis stormbestendig
Lees Mattheüs 5-7 voor.
I. Aan het einde van de Bergrede, trouwens de langste toespraak van Jezus in de Bijbel, houdt Jezus ons de gevolgen voor van het wél of niet gehoorzamen en naleven van wat Hij in de Bergrede onderwijst.
A. Hij doet dit d.m.v. een gelijkenis waarin Hij twee soorten mannen met elkaar vergelijkt, twee soorten fundamenten waarop deze mannen hun huis hebben gebouwd vergelijkt en twee verschillende consequenties aan de hand van de keuzes die zij gemaakt hebben.
B. In de Zaligsprekingen geeft Jezus ons een profielschets van de christen. Hij laat ons zien hoe een christen eruit ziet, wat zijn/haar kenmerken en karaktereigenschappen zijn.
C. Jezus geeft ons instructies hoe de christen zich hoort te gedragen jegens God, jegens elkaar, jegens de ongelovige wereld.
D. Jezus geeft ons werkinstructies hoe de christen hoort te bidden, hoe te vasten, hoe geld weg te geven bovenop het geven aan de plaatselijke gemeente.
i. Al heb je geen enkel rode cent in je spaarpotje omdat je alles weggegeven hebt, zegt Jezus dat je je geen zorgen hoeft te maken over wat je dagelijks nodig hebt.
E. Jezus dringt ons aan om door de nauwe poort naar binnen te gaan, om op de smalle weg te wandelen.
F. Hij waarschuwt ons voor de subtiele en smerige misleidingen van de valse profeten, valse leraren, valse christenen.
G. En tot slot zegt Jezus, dat degenen die Zijn woorden aanhoren, Zijn woorden in acht moeten nemen, Zijn woorden zich moeten toeëigenen, Zijn woorden moeten gehoorzamen en naleven.
i. Want, als men dit niet doet, dan zijn de gevolgen hopeloos.
LEES VERS 24-27
I. Jezus gebruikt hier een voorbeeld dat voor iedereen die toen in Palestina woonde, bekend was.
A. Het gebied daar is grotendeels woestijn. De grond is zo droog en hard, dat de grond, wanneer het regent, het regenwater niet kan opnemen en er vervolgens “flash floods” oftewel plotselinge overstromingen ontstaan.
i. Denkend aan deze plotselinge overstromingen geeft Jezus zijn toehoorders en ook ons dit geweldige voorbeeld.
Vers 24-25 – “24Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft; 25en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.”
I. De Bijbel zegt veel over een verstandig man. In het Bijbelboek Spreuken staat o.a. dit:
A. Spreuken 10:8 – “Wie wijs van hart is, neemt de geboden aan, maar wie dwaas van lippen is, komt ten val.”
i. Hier zegt de schrijver, dat een verstandig man de geboden van Gods Woord aanneemt. D.w.z. dat een verstandig man het Woord van God zich eigen maakt, het in acht neemt, het koste wat kost naleeft.
B. Spreuken 12:15 – “Een dwaas gaat in eigen ogen altijd de juiste weg, maar de wijze luistert naar goede raad.”
i. Hier zegt de schrijver, dat een verstandig man naar goede raad luistert. En wanneer de Psalmen of de Spreuken het hebben over goede raad, wordt er altijd uitgegaan van Goddelijke raad.
C. Spreuken 19:20 – “Luister naar raad en neem vermaning aan, opdat u uiteindelijk wijs wordt.”
i. Het verstandig of wijs worden hangt af van de houding van de mens t.a.v. het erkennen van, het aannemen van, het toeëigenen van Goddelijke raad en vermaning.
D. Gods Woord heeft het ultieme gezag over de christen, maar vaak genoeg gebruikt God één kind om Zijn raad aan een ander kind door te geven.
i. Daartoe geeft de Heilige Geest Gods kind de genadegaven van een woord van wijsheid of een woord van kennis of profetie of het onderscheiden van geesten.
a. Hoe dan ook, God is Degene Die erachter zit en wanneer God door één van Zijn geestvervulde kinderen heen spreekt, dan slaat een verstandig man daar acht op en doet wat God zegt. Punt uit!
Vers 24-25 – “24Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft; 25en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.”
II. De verstandige man heeft nagedacht over hoe hij zijn huis ging bouwen. Hij heeft het nodige onderzoek gedaan, hij heeft de nodige experts geraadpleegd. En tijdens het maken van zijn bouwplannen keek hij vooruit naar eventuele toekomstige calamiteiten.
A. Hij heeft zijn huis op de rots gefundeerd en de rots waar Jezus het over heeft, is onwankelbaar.
B. Wanneer men zijn huis op een onwankelbare rots bouwt, dan is het bestand tegen de stortbuien, de wind en de plotselinge overstromingen.
i. Kortom, het huis blijft ook in de storm rotsvast staan , want het is op de rots gefundeerd.
III. In deze gelijkenis spreekt Jezus over het bouwen van een letterlijk huis; een woning. Maar de Bijbel gebruikt het woord “huis” ook om het leven, het gezin, het huishouden van een mens te omschrijven.
A. Jozua 17:17 – “Jozua zei tegen het huis van Jozef, tegen Efraïm en Manasse: U bent een groot volk en u hebt grote kracht.”
i. Jozua sprak hier niet tegen een gebouw, nee, hij sprak Jozef en zijn hele huishouden toe.
B. Jozua 24:15 – “…Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!”
IV. Daarom zegt Jezus in vers 24: “ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man…”
A. Het gaat Jezus hier absoluut niet om het bouwen van een huis, een gebouw. Nee, het gaat Jezus om het bouwen van de eeuwige toekomst van een mens.
i. Vers 13 – “Ga binnen door de nauwe poort die naar het leven leidt…”
ii. Vers 22-23 – “22Velen zullen op die dag (de dag dat Jezus elk mens zal oordelen) tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? 23Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!”
a. In dit laatste gedeelte dat wij deze keer behandelen, heeft Jezus alleen maar de eeuwigheid voor ogen; het eeuwige leven of de eeuwige verdoemenis.
De vraag die wij onszelf vanmorgen moeten stellen is: Waarop bouwen wij ons leven? Waarop bouwen wij onze eeuwige toekomst? Waarop is mijn leven gefundeerd?
V. Jezus maakt het voor ons heel duidelijk. Hij zegt: “ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet…”
A. Alles wat Jezus in de Bergrede gezegd heeft, alles wat de Bijbel ons leert over Gods reddingsplan, alles wat de Bijbel ons leert over de plaatsvervangende dood van Christus aan het kruis en Zijn opstanding uit de dood, alles wat de Bijbel ons leert over het actief deelnemer zijn van de plaatselijke gemeente, alles wat de Bijbel ons leert over hoe wij ons leven horen te leiden, in te richten, hoe wij prioriteiten horen te stellen, dat wij God met heel ons hart, ziel, verstand en kracht liefhebben, enz…
i. Als ik, als wedergeboren christen Zijn woorden hoor én doe, als ik me Zijn woorden toeëigen en naleef, dan bouw ik mijn leven op de onwankelbare rots, Jezus Christus.
ii. 2 Samuël 22:47 – “De HEERE leeft, geprezen zij mijn rots, hoogverheven is God, de rots die mij redt.”
Vers 24-25 – “24Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft; 25en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.”
VI. Zo zeker als de hevige regenbuien, de hevige wind en de plotseling overstromingen zouden komen, zo zeker zal ook de dag komen wanneer Jezus Christus als dé Rechtvaardige Rechter ieder mens die ooit geleefd heeft, zal oordelen.
A. En afhankelijk van wat ik met de Woorden van Jezus doe, afhankelijk van hoe ik mijn leven bouw, afhankelijk van welk fundament ik voor mijn leven kies, zal ik óf voor eeuwig in Gods heerlijkheid komen óf voor eeuwig in de hel komen.
i. Daarom dringt Jezus bij Zijn discipelen zo sterk aan om door de nauwe poort binnen te gaan!
Vers 26-27 – “26En ieder die deze woorden van Mij hoort en ze niet doet, zal met een dwaze man vergeleken worden, die zijn huis op zand gebouwd heeft; 27en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het stortte in en zijn val was groot.”
I. De Bijbel zegt ook veel over de dwaze man.
B. Spreuken 10:8 – “Wie wijs van hart is, neemt de geboden aan, maar wie dwaas van lippen is, komt ten val.”
i. Hiermee wordt bedoeld, dat een dwaas Gods Woord niet belangrijk vindt, alles zelf beter weet, mooie praatjes heeft en uiteindelijk verloren zal gaan.
C. Spreuken 1:7 – “De vrees voor de HEER is het begin van de kennis; wijsheid en discipline worden door de dwazen verworpen.” (Willibrord 95)
D. Spreuken 12:15 – “Een dwaas gaat in eigen ogen altijd de juiste weg, maar de wijze luistert naar goede raad.” (gnb)
E. Spreuken 18:2 – “Een dwaas is niet geïnteresseerd in inzicht, hij wil alleen zijn eigen mening kwijt.”
i. De dwaas is eigenwijs. Ongeacht de goede raad die hem beschikbaar wordt gesteld in Gods Woord, en die door Gods kinderen aan hem gegeven wordt, weet hij zelf altijd beter.
ii. Hij/zij heeft geen zin in wijsheid en in de discipline die nodig is om uit de verdoemenis gered te worden.
a. Dus, al hoort hij de Woorden van Jezus, al hoort hij het hele raadsbesluit van God dat tot het eeuwige leven leidt, zal hij deze verwerpen.
II. De dwaas bouwt zijn leven, zijn eeuwige toekomst op zand.
F. D.w.z. dat hij/zij op iets anders bouwt dan op Gods Woord, op Jezus Christus en Zijn heil.
i. En zo zeker als de hevige regenbuien, de hevige wind en de plotseling overstromingen zouden komen, zo zeker zal ook de dag komen wanneer Jezus Christus als dé Rechtvaardige Rechter de dwaas zal oordelen.
a. En de dwaas, die de woorden van Jezus, die de leer van de Bijbel verwerpt zal op de dag des oordeels ten val komen.
1. “De slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het stortte in en zijn val was groot.”
III. Nu, let heel goed op tegen wie Jezus hier spreekt! “24Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet…” “26En ieder die deze woorden van Mij hoort en ze niet doet…”
A. Jezus heeft het hier niet over de christenen en de ongelovige wereldlingen. Nee, Jezus heeft het hier over mensen die onder het Woord komen. Mensen die iedere week de kerkdiensten bijwonen. Jezus spreekt hier over ons!
B. Er zijn mensen in de kerk die week in en week uit Gods Woord horen en Gods Woord doen. Zij lezen zelf ook de Bijbel en maken zich Gods Woord eigen.
i. Zij passen Gods Woord toe op hun eigen leven. Zij geven anderen raad op basis van Gods Woord ipv eigen inzicht. Zij gehoorzamen Gods Woord, zij vinden Gods Woord zo belangrijk, dat zij God en Zijn Woord in alles raadplegen.
ii. Hun hele leven, elke belangrijke gedachte, elke belangrijke beslissing, wat ze doen, wanneer zij het doen, waar zij het doen, hoe zij hun leven inrichten, waar zij wonen, waar zij werken, hoe zij hun tijd en energie besteden, hoe zij hun geld besteden, is gefundeerd op Gods Woord.
a. Zij omhelsen het Evangelie, zij delen het Evangelie met ongelovigen. Zij kunnen geen enkel belangrijk moment in hun leven zonder God en Zijn Woord.
1. Dit zijn de mensen in de kerk die op de Rots bouwen.
C. Helaas zijn er ook mensen in de kerk die week in en week uit Gods Woord horen en Gods Woord niet doen. Zelf lezen zij de Bijbel niet. Laat staan, dat zij Gods Woord op hun eigen leven toepassen.
i. Het is zwart-wit mensen: òf je hoort Gods Woord en je bent een dader van Gods Woord òf je hoort Gods Woord en je bent geen dader van Gods Woord.
ii. Of je bouwt op de rots of je bouwt op zand.
iii. Of je gaat de nauwe poort binnen of je gaat de wijde poort binnen.
iv. Of je behoort God toe of je behoort God niet toe.
v. Of je huis is stormbestendig en stort niet in of je huis is niet stormbestendig en het stort in en zijn val is groot.
Vers 28-29 – “28Toen Jezus deze woorden had geëindigd, gebeurde het dat de menigte versteld stond van Zijn onderricht, 29want Hij onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden.”
I. Jezus sprak hier met Zijn goddelijke gezag, als de auteur van de Bijbel. Hij sprak geen mensen na. En de menigte die Hem aanhoorde, stond versteld van Zijn onderricht.
A. De menigte die Zijn woorden hoorde, was helaas geen dader van Zijn Woord. In Johannes 6 zien wij, dat de menigte Jezus had verlaten.
B. Helaas staat hier niet, dat de menigte door de woorden van Jezus arm van geest werd en dat zij treurde over hun zonden. Nee, zij raakte slechts versteld van de manier waarop Jezus sprak.
II. Ook hier in ons midden zijn mensen die versteld staan van Gods Woord, mensen die de preken die hier gehouden worden goed vinden, mensen die zeggen: “ja, dit is waar” maar er vervolgens niets mee doen.
III. Waarop is jouw leven gefundeerd? Waarop bouw jij jouw huis?
A. Ga je uit van wat je om je heen hoort en waarneemt?
B. Ga je uit van wat je door de liberale media voorgeschoteld krijgt?
C. Ga je uit van je eigen inzicht, je eigen ideeën, je eigen levensfilosofie?
D. Ga je uit van een beetje van dit geloof en een beetje van dat geloof en een beetje van die goeroe?
i. Tenzij jouw leven gefundeerd is op de woorden van Jezus, bouw jij je leven op zand.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl