Openbaring 2:1-7 – Efeze
I. Vaak zouden wij het liefst een ‘brief uit de hemel’ willen ontvangen om ons ergens leiding in te geven; om ons te helpen met levensbelangrijke beslissingen of om te weten te komen wat Gods wil voor ons leven is of om te begrijpen wat Gods plan met ons is.
Het is mens eigen om een dergelijke brief uit de hemel te willen ontvangen.
A. Nu heb ik geweldig nieuws voor je want wij hebben niet alleen één brief uit de hemel mogen ontvangen, maar zeven brieven.
i. En in deze zeven brieven laat Jezus Christus ons zien wat Hij voor ons christelijk leven belangrijk vindt, wat ons uiteindelijk zal helpen met onze grote levensvragen.
II. Johannes moet namens Jezus zeven brieven schrijven die gericht zijn aan de zeven kerken in Asia.
A. Het getal zeven zullen wij vaker in Openbaring tegen gaan komen. In totaal komt het in 31 verzen 53 keer voor, dat is vaker dan dat het in alle andere boeken in het Nieuw Testament bij elkaar opgeteld voorkomt.
B. In de Bijbel betekent het getal zeven volledig of volmaakt. Dus, dat er zeven gemeenten genoemd worden, betekent dat deze zeven kerken de volledige kerk in het gehele tijdperk van de kerk vertegenwoordigen.
i. Praktisch gezien betekent dit, dat de zeven brieven geschreven zijn aan alle kerken, in alle tijden, op alle plaatsen; dus ook aan ons.
ii. Het is daarom zo jammer, dat de boodschap van bemoediging, vermaning en waarschuwing in deze brieven zo weinig aandacht krijgt in het hedendaags Evangelisch Christendom.
iii. Ik ben ervan overtuigd, dat veel van de problemen en het kwaad dat zich in de hedendaagse kerk afspeelt een direct gevolg zijn van het negeren van de instructie van Christus aan de zeven gemeenten.
III. Zoals ik in een van de vorige studies had aangegeven, waren de zeven kerken echte kerken in echte steden.
A. Het ging om de kerk in Efeze, in Smyrna, in Pergamus, in Thyatira, in Sardis, in Filadelfia en in Laodicea.
B. Het was rond het jaartal 95-96 n. Chr. dat Openbaring geschreven werd en op dat moment kreeg de algehele kerk het zwaar te verduren onder allerlei oppositie; er was gevaar van zowel binnen alsook van buiten de kerk.
i. Het feit dat de apostel Johannes op het moment van schrijven de enige is die overgebleven was én het feit dat hij door Keizer Domitianus naar het eiland Patmos verbannen was, geeft aan dat de christenen op alle fronten vervolgd werden.
ii. De Openbaring, waarvan deze zeven brieven een deel uitmaken, was door Jezus gegeven om de vervolgde kerk, de verdrukte christenen te bemoedigen, om hun hoop te geven, om hen te troosten en om hun de eindstand te laten zien waarin Jezus uiteindelijk de overwinnaar is.
iii. Ondanks dat wij, anno nu, hier in het westen niets te maken hebben met vervolging, hebben ook wij bemoediging en hoop en troost nodig.
a. Ook wij moeten onze blik richten op de eindstand en daarom is Openbaring in het algemeen en deze zeven brieven in het bijzonder, ontzettend relevant voor ons.
1. Het zijn voor ons brieven uit de hemel. Jezus sluit elke brief af met deze woorden: ‘Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.’
(i) M.a.w. ‘laat de woorden van de heilige Geest goed tot je doordringen’. (BGT)
IV. In 1:19 zegt Jezus: “Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden.”
A. De eerste drie keren hebben wij besteed aan Openbaring 1 en dat is wat Johannes heeft gezien.
B. Deze keer beginnen wij aan het onderdeel: ‘wat is’. D.w.z. het tijdperk van de gemeente, de kerk.
Lees Openbaring 2:1-7
Vers 1 –“Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt:”
I. Jezus spreekt hier tegen Johannes en beveelt hem om aan de engel van de gemeente in Efeze te schrijven.
A. Onder de verschillende Bijbelcommentatoren zijn de meningen verdeeld over wie de engelen van de gemeenten zijn.
B. Het woord dat in de grondtekst gebruikt wordt is aggelos (angelos) en het betekent “bode of boodschapper”. In de Bijbel wordt dit woord gebruikt voor engelen die Gods boodschappers zijn en ook voor mensen die Gods boodschappers zijn. Over Johannes de Doper zei Jezus:
i. Mattheüs 11:10 – “Johannes de Doper is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken.”
a. Deze angelos, deze menselijke boodschapper was Johannes de Doper.
ii. Lukas 7:24 – “Toen de boden van Johannes weggegaan waren, begon Jezus tegen de menigte over Johannes te zeggen: Waar bent u in de woestijn naar gaan kijken? Naar een riet dat door de wind heen en weer bewogen wordt?”
a. Lukas schrijft hier over twee angelos, oftewel over twee menselijke boden van Johannes de Doper.
iii. Lukas 9:52 – “En Jezus stuurde boden voor Zijn aangezicht uit. Op hun reis kwamen zij in een dorp van de Samaritanen om voor Hem voorbereidingen te treffen.”
a. Lukas schrijft hier over een aantal angelos die door Jezus uitgezonden waren.
iv. Ik haal deze verzen aan om aan te geven dat het woord angelos niet per se een engel omschrijft. De een vindt dus dat het in Openbaring om een engel gaat, maar de ander om een menselijke boodschapper.
C. Mijn overtuiging is, dat het om een menselijke boodschapper gaat, namelijk de leider, oftewel de voorganger of een profeet van de gemeente. Waarom denk ik dat?
i. Omdat het om een letterlijke brief ging die aan de kerk voorgelezen moest worden, is het onwaarschijnlijk dat het om een engel gaat. Nergens in de Bijbel worden wij geleerd, dat er engelen zijn die over een plaatselijke kerk de leiding hebben en die brieven aan de kerken voorlezen.
ii. Ten tweede is de inhoud van de brief ook aan deze angelos gericht: “Schrijf aan de engel van de gemeente: Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt,. . . Ik ken uw werken”, enz.
a. Het zou nergens op slaan als Jezus een echte engel zou aanspreken op de dingen waar Hij de gemeente op aanspreekt.
b. Engelen zondigen niet, dus er is geen noodzaak om een engel aan te sporen om zich te bekeren. Echter geldt dit wel voor de voorgangers van de gemeenten.
Vers 1 –“Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt:”
I. Efeze was een welvarende havenstad; een metropool. Het was de meest belangrijke stad in Klein Asia. Efeze was voor Klein Asia wat Rotterdam is voor Europa.
A. Maar ondanks alle bedrijvigheid en de strategische ligging van de stad stond Efeze het meest bekend om de afgod, Artemis, die ook Diana genoemd wordt.
B. De tempel van Artemis was de meest vooraanstaande attractie in Efeze.
i. Naast alle dagelijkse immorele festiviteiten bood de tempel ook nog eens bescherming voor criminelen.
ii. Jaarlijks hielden de Efeziërs een maandlang durend festival ter ere van Artemis waarin sportevenementen gehouden werden. Ook drama en muziek speelden hierin een grote rol.
iii. Terwijl deze activiteiten zich in Efeze afspeelden, hoorde men vanuit de stad wat er op het terrein van de tempel gaande was. Het rumoer van de feestende Artemis priesters, de tempel prostituees, de bankiers, de criminelen, de muzikanten en de danseressen was van ver te horen.
a. Efeze stond bekend om haar immoraliteit en haar heidense afgoderij. Maar midden in deze samenleving was er een groep trouwe christenen en het was aan hen dat Jezus Zijn eerste brief richt.
II. Jezus, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt.”
A. We hadden vorige keer gezien, dat de zeven sterren de zeven leiders van de zeven gemeenten zijn en de zeven gouden kandelaren zijn de zeven gemeenten.
i. Het feit dat Jezus de kerkleiders in Zijn rechterhand houdt, spreekt van Zijn goddelijke autoriteit. De kerkleiders zijn niet alleen veilig en niet alleen onder Zijn controle, maar deze zijn het eigendom van Jezus Christus.
ii. Wat hierin ook zo mooi is, is dat Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente te midden van Zijn kerk is. De verheerlijkte Heere is in de Kerk. Hij zegt:
Vers 2 –“Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn.”
I. Jezus weet waarmee de kerk in Efeze zich bezighoudt. Het woord voor kennen in dit geval betekent een volledige en volmaakte kennis van zaken. Hij weet alles, wat er in deze gemeente, in deze kerk, afspeelt.
A. Het eerste wat Jezus noemt, zijn hun werken. 40 jaar nadat de apostel Paulus deze kerk gesticht had, waren zij nog steeds ijverig om Gods werk te doen.
i. Geloof in Jezus Christus resulteert in het verrichten van werk; werk in Zijn koninkrijk. Aan de Thessalonicenzen schrijft Paulus in de begroeting van de brief:
a. 1 Thessalonicenzen 1:2-3a – “2Wij danken God altijd voor u allen, wanneer wij aan u denken in onze gebeden, 3en zonder ophouden denken aan het werk van uw geloof”, oftewel hij denkt aan hun geloof dat uit hun daden blijkt.
ii. En zo ook waren de Efeziërs daders van het Woord van God. Dit is wat zij goed deden en Jezus wist ervan.
B. Het tweede wat Jezus noemt, is hun inspanning. In de grondtekst is dit een bijzonder woord. Het betekent, dat men zich tot uitputting aan toe inspant voor het werk van de Heere. Het ging om fysieke, mentale en emotionele uitputting.
i. De kerk in Efeze bestond uit mensen die hun handen uit de mouwen staken, die een ‘niet zeuren maar doen’ mentaliteit hadden.
ii. De kerk stond bij Jezus Christus bekend als een waarin haar leden actief bezig waren met het evangeliseren van de verlorenen, met het opbouwen van de heiligen, met het zorgen voor elkaar en met het counselen van elkaar.
iii. Het waren geen zondagschristenen, het waren geen ik kom 1 of 2x in de maand christenen, het waren geen ik kom ’s zondags alleen als het mij uitkomt christenen.
a. Nee, hun leven bestond uit het werken voor de Heere. Zij dienden Jezus met heel hun hart, ziel, kracht en verstand.
b. Zij dienden de afgoden van plezier niet. Zij dienden de afgoden van rust of van materialisme of van welvaart niet.
c. Dat Jezus zegt, dat zij zich tot uitputting aan toe inspanden, zegt dat zij het veel drukker hadden met zaken van eeuwigheidswaarde dan dat wij dat hebben.
d. En Jezus zegt, dat Hij het weet.
Vers 2 –“Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn.”
I. Het derde waar Jezus hen voor prijst, is, dat zij wisten te volharden.
II. Wanneer een kerk slechte mensen niet zal verdragen, dan gaat dat altijd gepaard met veel weerstand en als de kerk daar overheen wil groeien, dan moet de kerk leren te volharden.
A. De slechte mensen waar Jezus het over heeft zijn mensen die van kerk tot kerk gaan, die van zichzelf zeggen dat zij de Heere Jezus Christus dienen, maar die bedriegers zijn.
B. Vaak zijn dit soort bedriegers hele lieve vriendelijke mensen die heel goed bij de kerkleden liggen. En wanneer een kerk deze mensen dan doorgrondt en hen als bedrieger uit maakt, dan heeft dat altijd verstrekkende consequenties voor de kerk.
C. En zo is de verleiding groot om de confrontatie niet aan te willen gaan, want men weet wat voor ellende men over zichzelf en over de gemeente haalt wanneer dit soort slechte mensen door de kerk ontmaskerd worden. En dit deed de kerk in Efeze heel goed. Jezus weet dit en Hij prijst hen voor hun volharding hierin, juist omdat Hij Zelf weet hoe moeilijk het is.
Vers 3 –“En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden.”
I. Nogmaals, de moeilijkheden die gepaard gaan met het willen zuiver houden van de gemeente vereist, dat men deze moeilijkheden verdraagt en daarin blijft volharden.
II. De ultieme motivatie om jezelf dusdanig weg te cijferen waardoor je deze dingen kunt doen, is omwille van Jezus’ Naam.
A. Alles wat jij en ik als wedergeboren christenen in dit leven horen te doen of laten, is omwille van de Naam van Jezus Christus.
III. De kerk in Efeze heeft zich omwille van Zijn Naam zich tot uitputting aan toe ingespannen en zij zijn niet moe geworden.
Dit lijkt zeer tegenstrijdig. Jezelf tot uitputting aan toe inspannen maar toch niet moe worden.
A. Het niet moe worden waar Jezus het over heeft, spreekt van het niet mat worden of het niet gedemotiveerd of depressief worden of het niet overspannen raken.
i. Tegenwoordig als iemand overspannen is of als iemand geen motivatie heeft om uit bed te komen of als iemand depressief is of gewoon nergens zin in heeft, dan is er sprake van psychische klachten oftewel ziekte.
a. Dit is wat het woord ‘moe’ aanduidt wanneer Jezus zegt dat de Efeziërs niet moe zijn geworden.
b. De apostel Paulus spoort de Galatiërs aan om dit hen niet te laten overkomen:
1. Galaten 6:9 – “En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven.”
B. Jezus geeft hier dus aan, dat het mogelijk is om jezelf dusdanig in te spannen, dat je lange dagen maakt, dat je veel uren draait, dat je jezelf tot uitputting aan toe voor Hem inspant en jezelf toch niet voorbij zal lopen.
i. Jesaja 40:31 – “Wie hopen op de Heer, vinden steeds weer nieuwe kracht. Zij zijn onvermoeibaar als adelaars, van het lopen raken ze niet uitgeput, van het rennen worden ze niet moe.” (GNB)
IV. De kerk in Efeze had dit ondervonden en was daardoor een zeer actieve kerk.
A. Ik denk, dat als deze kerk hier in deze plaats zat, dan zouden wij allemaal daar gaan kerken.
B. Maar, ondanks al het goede wat deze kerk aan het doen was, ondanks hoe goed het er van buiten allemaal uitzag, ontbrak er iets. Jezus zegt:
Vers 4 –“Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten.”
I. Als Jezus iets tegen je heeft, dan is het een zeer ernstige zaak. In hun geval zegt Jezus dat wat Hij tegen hen heeft is, dat zij hun eerste liefde, d.w.z. hun belangrijkste, voornaamste liefde hebben verlaten.
A. Het was niet zo, dat hun liefde voor de Heere er helemaal niet meer was, maar de onvoorwaardelijke, onbegrensde liefde en passie voor Jezus hadden zij verlaten.
i. Als er een is die weet of zij hun eerste liefde hebben verlaten dan is dat Jezus Christus wel. Maar, hoe kunnen wij dat te weten komen? Want zoals het er bij de Efeziërs is ingeslopen, sluipt het bij ons ook ongemerkt binnen.
B. Aan wat kunnen wij zien of merken dat wij onze eerste liefde hebben verlaten?
i. Ik weet dat deze vergelijking mank gaat, maar we zouden de eerste liefde eventueel kunnen vergelijken met het verliefd zijn op je man of vrouw.
ii. Die eerste dagen, weken of maanden dat je verliefd was, dacht je alleen maar aan je man of vrouw. Het eerste waar je aan dacht bij het wakker worden was hij/zij en de laatste gedachte voordat je in slaap viel ging om hem/haar.
iii. Als je op school of op je werk zat, dan dacht je alleen maar aan het moment dat je hem/haar weer zou zien. Je kon niet wachten!
iv. Je had de hele dag met elkaar doorgebracht, vervolgens ga je naar huis toe en dan hing je nog urenlang aan de telefoon. Soms viel je zelfs in slaap terwijl je elkaar aan de telefoon had.
v. Alle eigenaardigheden en tekortkomingen zag je over het hoofd. Je vond ze zelfs schattig.
vi. Al moest je in weer en wind op de fiets of met het openbaar vervoer om bij hem/haar te komen, het maakte niets uit, je had het ervoor over. Niets was te lastig, niets was te vervelend, niets was te belastend, als je maar samen kon zijn.
vii. Je gaf al je geld uit aan hem/haar. Je besteedde al je tijd met hem/haar, je besteedde al je energie aan hem/haar.
C. Ik heb zelf meegemaakt toen ik pas tot bekering kwam dat ik alleen maar aan Jezus Christus dacht.
i. Hij was het eerste waar ik aan dacht bij het wakker worden, Hij was de laatste waaraan ik dacht bij het in slaap vallen.
ii. Ik wilde alleen maar tijd met Hem doorbrengen in gebed door in de Bijbel te lezen, door naar preken te luisteren, door met medegelovigen op te trekken, door op elke samenkomst er te zijn en te dienen.
iii. Alle eigenaardigheden en tekortkomingen van de kerk waarin ik diende, zag ik over het hoofd, want het maakte mij niets uit, ik hield van Jezus en ik wilde Hem behagen.
iv. Niets was mij te lastig, al betekende het, dat ik structureel minder ging slapen; later naar bed en vroeger op. Niets was voor mij vervelend of belastend, omdat ik van Jezus hield.
v. Waar ik voorheen m’n geld uitgaf aan uitgaan of uit eten of weekenden weg e.d. gaf ik m’n geld ineens uit aan de kerk en aan mensen die het nodig hadden.
a. Niets was mij te veel, niets was mij te lastig, niets was mij te belastend, niets was mij vervelend. Ik hield simpelweg van Jezus.
1. Jezus stond bij mij in alles op de eerste plaats en dat maakte mijn leven geweldig!
II. Door de jaren heen heb ik gemerkt, dat ik van tijd tot tijd mijn eerste liefde heb verlaten. Zelfs op dit moment moet ik toegeven, dat ik mijn eerste liefde heb verlaten.
A. Natuurlijk houd ik van Jezus, natuurlijk dien ik Hem en deze kerk onvermoeibaar, maar soms betrap ik mezelf op het dingen doen vóór Hem in plaats van het besteden van mijn tijd mét Hem.
B. Wanneer ik mijn eerste liefde verlaat, dan is dat vooral te merken in hoe ik mezelf opstel tegen anderen:
i. Ik ben minder verdraagzaam, minder genadig, minder liefdevol, minder vergevingsgezind, minder vrijgevig.
ii. Ik ben dan meer egoïstisch, ik vertrouw mensen minder, ik ga op kleine dingen letten die ik anders totaal niet eens zie, ik ga me afvragen of ik wel zo veel tijd en energie in de kerk moet stoppen, ik ga focussen op wat jullie allemaal niet doen en wat er allemaal niet gebeurt wat wel moet gebeuren, enz.
a. Het is dus funest om mijn eerste liefde te verlaten, want dat uit zich niet alleen in mijn tekort aan liefde voor Jezus, maar vooral in mijn tekort aan de tastbare liefde voor mijn naaste. Vandaar de oproep!
Vers 5 –“Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.”
I. Deze waarschuwing geldt voor eenieder en Jezus zegt, dat wij nu, op dit moment, in onze gedachten terug moeten gaan naar de tijd wanneer Jezus Christus het allerbelangrijkste in ons leven was. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen!
II. Jezus roept ons op tot bekering. D.w.z. dat wij ons moeten bekeren van de verkilling van onze liefde voor Hem en van onze liefdeloosheid voor elkaar. Jezus zegt: bekeer u!
III. Tot slot roept Jezus ons op om weer de eerste werken te gaan doen die wij deden toen onze hartstocht en passie alleen maar uitgingen naar Jezus. Doe de eerste, de voornaamste, de belangrijkste werken.
IV. Jezus doet er alles aan om de Efeziërs op te roepen tot bekering, maar als zij zich niet willen en gaan bekeren dan zijn er gevolgen voor die kerk.
A. Jezus zegt: “Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.”
i. Jezus bedoelt hier niet bij Zijn wederkomst, maar dat Hij al eerder Zijn oordeel zal vellen over deze plaatselijke kerk.
ii. Jezus bedoelt niet, dat de individuele christenen hun redding zouden verliezen, maar dat Jezus hun kandelaar, d.w.z. hun kerk van zijn plaats zal wegnemen.
a. M.a.w. als zij zich niet bekeren, dan zal Jezus er zelf voor zorgen, dat deze kerk ophoudt te bestaan.
1. Helaas hebben de Efeziërs zich uiteindelijk niet bekeerd, waardoor niets van deze kerk is overgebleven. Sterker nog, de hele stad Efeze bestaat nu niet meer.
2. Als je nu naar Selçuk Turkije toe gaat dan zie je alleen nog maar een aantal ruïnes van wat ooit Efeze was.
Vers 6 –“Maar dit hebt u vóór, dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die ook Ik haat.”
I. Wij weten, dat de Efeziërs zich strikt hielden aan de gezonde leer en dat zij zeer alert waren voor valse broeders en zusters.
II. De Bijbel zegt te weinig over deze Nikolaïeten om precies te weten wie zij waren, maar hoe dan ook, Jezus haatte hun werken en de Efeziërs haatten ze ook en dat, zegt Jezus, is goed!
A. Deze Nikolaïeten worden weer genoemd in de brief aan de kerk in Pergamus. Wanneer we die gaan behandelen dan zal ik meer over hen zeggen.
Vers 7 –“Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.”
I. Jezus sluit alle zeven brieven af met deze woorden: “Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”
A. Jezus spreekt hier nu tot de gemeenten, meervoudig. Alles wat tot de afzonderlijke gemeenten gezegd wordt, geldt dan ook voor alle gemeenten. Ook voor ons dus!
B. Laat de woorden van de Geest van Jezus Christus goed tot je doordringen.
II. Wie overwint zal het eeuwig leven krijgen.
A. Het gaat hier absoluut niet over een exclusief groepje super christenen die de ‘overwinnaars’ zijn.
B. Nee, het gaat hier om gewone, wedergeboren christenen die van Jezus houden met heel hun hart, ziel, kracht en verstand.
i. 1 Johannes 5:5 – “Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is?”
a. Zij die in de kerk in Efeze het wereldse ongeloof en de zonde overwonnen, kregen de belofte van het eeuwig leven.
Studie van het Bijbelboek Openbaring door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl