R66035 Habakuk
I. Goedemorgen en hartelijk welkom bij de eredienst én de livestream van de Calvary Chapel Haarlemmermeer. Vanmorgen pakken we de preekserie Route 66 op en we zullen in vogelvlucht gaan kijken naar het Bijbelboek Habakuk, de 8e van de 12 kleine profeten.
A. De bedoeling van deze serie is o.a. om de Bijbel en alle verbanden van de Bijbel beter te leren kennen, zodat wij de God van de Bijbel beter gaan leren kennen, en zodat Jezus Christus meer gestalte in ons zal krijgen. Uiteindelijk is onze heiliging, het veranderd worden naar het beeld van Christus, een belangrijk doel van het bestuderen van de Heilige Schrift.
B. Niet voor niets schrijft Paulus in Kolossenzen om het Woord van Christus in rijke mate in ons te laten wonen, zodat wij meer op Christus gaan lijken in ons dagelijks leven.
II. Habakuk is een van de beter bekende kleine profeten. Maar onder de doorsnee christenen is het alsnog een vrij onbekend Bijbelboek. Vandaar ook deze serie.
Inleiding
I. Zoals ik al meerdere malen heb aangegeven sinds wij in de profeten zitten, hebben de profeten hun bediening uitgevoerd tijdens deze periode.
A. Daarom raad ik jullie aan om, wanneer je de profeten leest, de relevante passages in de in geel gekleurde boeken te raadplegen. Dit is nodig voor o.a. de context en achtergrond.
B. Als je dit niet doet, dan blijf je in het duister tasten waar de profeet het over heeft. Ook loop je het gevaar dat je zaken uit hun context haalt en dingen gaat toepassen op bijv. de kerk wat misschien alleen op Israël van toepassing is. En dit is niet Gods bedoeling.
II. Vanuit het opschrift in 1:1 is de tijdsperiode van zijn profetie niet te achterhalen. De enige tijdreferentie is te vinden in 1:6 en 3:16 waar staat dat de Chaldeeën, ook de Babyloniërs genoemd, Juda en Jeruzalem zullen veroveren. Dit begon in 605 voor Chr. toen o.a. Daniël gevangen werd genomen en weggevoerd werd naar Babylonië. De 2e fase was in 597 voor Chr. en de algehele verwoesting van Jeruzalem en de tempel vond plaats in 586 voor Chr. Dit is wat Jeremia met eigen ogen heeft gezien en waar hij over heeft geschreven. En dit is wat Habakuk nu ook vastlegt.
A. We hebben in Habakuk zelf als tijdreferentie dus de periode van 605-586 voor Chr. Om het nog specifieker te maken kunnen we kijken naar welke koningen van Juda aan de macht waren in deze periode en daarvoor.
B. Josia, de laatste goede koning van Juda, regeerde van 640-609 voor Chr. De laatste vier koningen tot op het moment van de ballingschap in 586 voor Chr. waren allen goddeloos en slecht.
i. Dus, omdat Habakuk in de tijd van schrijven alleen maar goddeloosheid, onrecht, geweld en verwoesting om zich heen zag, kunnen wij ervan uitgaan dat hij het in ieder geval niet schreef tijdens het bewind van Josia. Want Josia had goddelijke en geestelijke hervormingen in Jeruzalem en in Juda doorgevoerd. Het moet dus ná 609 voor Chr. zijn geweest.
ii. En omdat de Babylonische koning, Nebukadnezar, in 605 voor Chr. Jeruzalem voor de eerste keer binnenviel, moet het dus nog vóór die tijd zijn geweest.
iii. Habakuk heeft hoogstwaarschijnlijk ergens tussen 609 en 605 voor Chr. geschreven. En zo houden de meeste Bijbelgeleerden 607 v.Chr. aan als jaar van schrijven.
a. Ik vertel jullie dit hele verhaal niet alleen om het jaartal, maar meer om jullie mee te nemen in het proces hoe wij tot bepaalde conclusies kunnen komen wanneer dingen in de Bijbel niet klip en klaar voor ons opgeschreven zijn. In dit geval betreft het de tijd van schrijven, wat weer belangrijk is voor de context en de achtergrond.
III. Habakuk was een tijdgenoot van de profeet Jeremia, die de val en de verwoesting van Jeruzalem met eigen ogen heeft gezien. Hij schreef hierover in zijn profetie én in Klaagliederen. Waar Habakuk dus over schrijft heeft Jeremia in levende lijve meegemaakt.
IV. In grote lijnen kan Habakuk in tweeën ingedeeld worden.
A. In de hoofdstukken 1 en 2 zien wij de last en de klacht van Habakuk. Het is eigenlijk een gesprek tussen Habakuk en God, waarin Habakuk twee keer tegen God klaagt en God hem twee keer antwoordt.
B. In hoofdstuk 3 zien wij een gebed van Habakuk, geschreven in de vorm van een Psalm of loflied aan God.
V. Habakuk is uniek in hoe hij zijn profetie opschrijft. Nergens lezen wij dat hij zijn volksgenoten rechtstreeks aanspreekt. Zijn profetie is dus niet direct aan Juda en Jeruzalem.
A. Daarentegen is het indirect, in de vorm van een gesprek tussen hem en God. De aanklacht tegen zijn volksgenoten komt wel aan bod, maar hij brengt die aanklacht bij God i.p.v. dat hij tegen het volk spreekt.
Hoofdstuk 1
Vers 1-4 – “De last die de profeet Habakuk gezien heeft. HEERE, hoelang roep ik om hulp en luistert U niet, roep ik tot U: Geweld! En verlost U niet? Waarom doet U mij onrecht zien en aanschouwt U de moeite? Ja, verwoesting en geweld zijn tegenover mij, er ontstaat onenigheid, ruzie verheft zich. Daarom verliest de wet zijn kracht en komt het recht nooit meer tevoorschijn; want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid tevoorschijn.”
I. Zoals Nahum en ook andere profeten een last van God hebben gekregen, zo kreeg ook Habakuk een last te zien van de HEERE. Deze last kreeg hij niet om voor zichzelf te houden; het was bedoeld voor Juda en uiteindelijk ook voor ons, want er valt voor ons veel uit te leren.
II. In de verzen 2-4 zien wij duidelijk dat Habakuk een probleem had met God. Hij zag de kwaadaardigheid en de goddeloosheid van zijn volksgenoten Juda. Hij zag dat het alleen maar erger werd en het leek erop alsof God het allemaal maar toeliet.
A. Er was een gigantisch probleem in de Joodse maatschappij. De criminaliteit en het zinloos geweld was ongebreideld. Men kende geen onderscheid tussen goed en kwaad. Iedereen deed wat goed was in zijn eigen ogen. Er was een en al onenigheid en ruzie onder de regeringsleiders. Er was corruptie onder de regeringsleiders en zij maakten grove inschattingsfouten. De wet van God was krachteloos, omdat niemand zich eraan hield. En als hij toch toegepast werd, dan werd hij verdraaid in hun eigen voordeel.
B. Het Joodse volk en de leiders van het volk waren Gods Woord en Gods weg helemaal kwijt. Het frappante is dat Habakuk zegt dat God hem dit heeft laten zien.
C. Habakuk zag de staat van zijn volk en van zijn land door de lens van een bijbels wereldbeeld dat God hem gegeven had. Hij zag het door de ogen van de HEERE.
i. God heeft ons Zijn Woord, de Bijbel, gegeven zodat ook wij de staat van de wereld waarin wij leven door de lens van een bijbels wereldbeeld zien oftewel door de ogen van de HEERE.
a. God heeft ons dit gegeven, zodat wij Zijn ogen, oren, hart, mond, handen en voeten kunnen zijn.
b. Want als wij mensen en zaken door Gods ogen zien, dan weten wij hoe wij moeten handelen, dan weten wij wat er nodig is.
ii. In alle gevallen moeten wij, wanneer God ons iets laat zien, net zoals Habakuk met God erover in gesprek gaan. En als uit dat gesprek blijkt dat wij moeten handelen, dan doen we dat. En als we niet weten wat wij moeten doen, dan doen we niets totdat God het ons laat zien.
III. Habakuk vraagt God waarom God hem deze ellende laat zien terwijl God passief lijkt toe te kijken. Even verderop in vers 13 stelt Habakuk dezelfde ‘waarom’ vraag aan God.
A. Ik weet zeker dat ook wij ooit weleens God ‘waarom’ vragen hebben gesteld. Misschien zit je zelfs op dit moment met een ‘waarom’ vraag.
B. Ik geef toe dat, alhoewel ik me heb overgegeven aan de goedheid en de soevereiniteit van God, ik me afvraag waarom persoon X niet wedergeboren is. Die persoon heeft het Evangelie vanaf de geboorte meegekregen; heeft het tot uiting zien komen in talloze zaken; heeft goddelijke voorbeelden in het leven gekregen; heeft degelijk Bijbels onderwijs gekregen; heeft God aan het werk zien gaan in zijn eigen leven; is meerdere malen door God uit ellende gered en toch wandelt die persoon niet met de HEERE. Waarom God?
IV. Habakuk stelde God ‘waarom’ vragen. Maar dat niet alleen. Ook zegt Habakuk in vers 2: ‘hoelang roep ik om hulp en luistert U niet, roep ik tot U: Geweld! En verlost U niet?’
A. Hoe vaak hebben wij aan de HEERE gevraagd hoelang het nog moet duren? Hoelang wij nog moeten wachten voordat God ingrijpt en verlost? Hoe vaak denken ook wij dat God gewoon niet luistert?
B. Over dezelfde situatie waarin ik de ‘waarom’ vraag aan God stel vraag ik tegelijk ook ‘hoe lang?’ en ‘waarom lijkt het erop alsof God niet luistert?’.
i. Ik hoef verder geen voorbeelden te noemen om dit in jullie leven toe te kunnen passen. Het spreekt voor zich en wij hebben hier allemaal mee te maken. Wij hebben allemaal wel eens momenten of seizoenen van ongeloof en onbegrip waardoor wij aan God twijfelen. Misschien zit je er nu middenin.
ii. Habakuk zat er middenin en op zijn ‘waarom’ en ‘hoe lang’ vragen geeft God in de verzen 5-11 antwoord.
Vers 5-11 – “Zie rond onder de heiden volken en aanschouw, verbijster u, sta verbijsterd, want Ik breng in uw dagen een werk tot stand dat u niet zult geloven wanneer het verteld wordt. Want zie, Ik doe de Chaldeeën opstaan, dat grimmige en onstuimige volk, dat de breedten van de aarde doorkruist om woningen in bezit te nemen die niet van hem zijn. Schrikwekkend en ontzagwekkend is het. Zijn recht en zijn hoogheid gaan van hem uit. Zijn paarden zijn sneller dan luipaarden, feller dan avondwolven. Zijn ruiters komen eraan in galop, zijn ruiters komen van ver aangevlogen als een arend die toeschiet om te verslinden. Ieder van hen komt om geweld te bedrijven, hun gezichten oostwaarts gericht, en men verzamelt gevangenen als zand. Ja, zelf drijft hij de spot met de koningen, vorsten zijn hem een bespotting. Zelf lacht hij om elke vesting, hij hoopt er aarde tegen op en neemt hem in. Dan zal hij als de wind veranderen en verder trekken. Zo maakt hij zich schuldig die van zijn kracht zijn god maakt.”
I. Habakuk vraagt aan God waarom God toekijkt zonder in te grijpen. En als antwoord zegt God, dat Habakuk naar de nieuwe wereldmacht moet kijken, de Babyloniërs. Én God zegt: ‘Al zou ik je vertellen wat ik ga doen, je zal het niet geloven’. Want God gaat iets zeer ongebruikelijks doen.
A. God zegt, dat Hij de Chaldeeën, een andere naam voor de Babyloniërs, zal gebruiken om Juda te straffen. M.a.w. God gaat een nog meer goddeloos volk gebruiken om Zijn eigen goddeloze volk te straffen. En hier kan Habakuk niet bij.
B. Als Habakuk tot op dit moment al met een aantal ‘waarom’ vragen zat, is hij nu helemaal verbijsterd.
Vers 12-13 – “Bent U niet van oudsher de HEERE, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven. HEERE, U hebt hem gesteld tot een oordeel. Rots, U hebt hem gegrondvest om te straffen. U bent te rein van ogen om het kwade aan te zien, moeite kunt U niet aanschouwen. Waarom aanschouwt U wie trouweloos handelen, zwijgt U, wanneer een goddeloze hem verslindt die rechtvaardiger is dan hijzelf?”
I. Habakuk vraagt hier als het ware om een time-out. Hij zegt: ‘Bent U niet de God die ik ken? Wij Joden zullen toch niet omgebracht worden? U hebt de Babyloniërs toch gesteld tot een oordeel, U gaat hen toch straffen?’
A. ‘U die geen zonde kan tolereren, U die geen onrecht en kwaad kan aanzien, dit zou U toch nooit doen?’ Habakuk snapt er helemaal niets van.
B. Maar diep in zijn hart kent hij de HEERE, zijn God, zijn Heilige. En omdat Hij God kent doet hij het volgende:
Hoofdstuk 2
Vers 1 – “Ik ging op mijn wachtpost staan, nam mijn plaats in op de vestingwal, en keek uit om te zien wat Hij in mij spreken zou en wat ik antwoorden zou op mijn aanklacht.”
I. Habakuk maakt een bewuste keus om op de HEERE te wachten, om te wachten op wat de HEERE te zeggen heeft. Hiermee geeft hij aan, dat hij ervan overtuigd is dat de HEERE hem een antwoord zal geven.
A. Dit is altijd een goede houding om aan te nemen. ‘U bent God, U bent oneindig, ik ben een beperkt en eindig mens van vlees en bloed’. En daarom zal ik op Uw antwoord blijven wachten, hoelang het ook zal duren.
B. Wanneer wij iets niet weten of begrijpen is het van essentieel belang om terug te vallen op wat wij wél weten en begrijpen.
i. Habakuk gaf aan dat hij de eeuwige en heilige God, de HEERE kende. En alhoewel hij niet snapte wat er om zich heen allemaal gebeurde en hoe God ermee omging, koos hij ervoor om terug te vallen op wat hij wel snapte, en dat was God zelf.
ii. Daarom is het van levensbelang om de God van de Bijbel, Jezus Christus, te leren kennen zoals Hij daadwerkelijk is. Als wij Hem niet kennen, dan blijven wij met vragen zitten, dan blijven wij het leven niet snappen.
II. De woorden: ‘wat ik antwoorden zou op mijn aanklacht’ zijn vanuit de grondtekst moeilijk te vertalen. Hier lijkt het erop alsof Habakuk een antwoord zal geven op zijn eigen aanklacht.
A. Maar een andere verklaring kan zijn dat Habakuk een antwoord zal geven wanneer hij door de HEERE gecorrigeerd zal worden door het antwoord dat Hij van de HEERE zal krijgen. Zo staat het bijv. in o.a. de New King James vertaling en de New American Standard Bible.
B. Ik haal dit aan omdat het belangrijk is dat wij wanneer wij op de HEERE wachten op een antwoord, ertoe bereid zijn om door de HEERE gecorrigeerd te worden.
i. Wij mogen nooit een houding hebben waarbij wij denken dat wij uiteindelijk gelijk hebben. Nee, wij moeten ervan uitgaan dat wanneer wij God niet begrijpen, het aan ons ligt en niet aan Hem.
ii. Dus, als-en-wanneer God ervoor kiest om ons antwoord te geven, moeten wij verwachten dat Hij ons zal corrigeren. Niet voor niets schrijft Paulus dat wij hervormd moeten worden door het vernieuwen van ons denken. Dit is o.a. wat het Woord van God in ons doet: het doet ons van gedachten veranderen, het corrigeert ons denken.
Vers 2-20
I. We weten niet hoeveel tijd er tussen vers 1 en 2 in zit, maar hoe dan ook, God geeft, zoals Habakuk verwachtte, antwoord.
Vers 2-3 – “Toen antwoordde de HEERE mij en zei: Schrijf het visioen op, grif het duidelijk in tafelen, zodat het in het snel voorbijlopen te lezen is. Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet. Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven.”
I. De HEERE draagt Habakuk op om het visioen op tafelen duidelijk op te schrijven zodat het voor iedereen duidelijk en leesbaar is. Én de HEERE verzekert Habakuk dat God wat Hij voorneemt om te doen, echt gaat doen. De zaak staat vast.
A. God laat Habakuk zien, dat God de Babyloniërs zal gebruiken om Juda te oordelen, maar uiteindelijk zal God Zelf ook de Babyloniërs oordelen.
B. In de rest van hoofdstuk 2 spreekt God 5 weeën uit over Babylonië. Nogmaals, dit staat vast.
C. Maar, wat is nu de kern van het visioen? Persoonlijk geloof ik niet dat de kern van het visioen deze vijf weeën zijn. Persoonlijk denk ik dat het met iets veel groters te maken heeft. Laten we kijken naar twee verzen:
Vers 4 – “Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.”
I. God stelt hier het leven door geloof tegenover een leven in hoogmoed. Hoogmoed is dan ook datgene dat de mens in de weg staat om tot geloof te kunnen komen. Helaas kan ik omwille van de tijd hier niet op ingaan.
II. Ik wil er wel kijken dat de rechtvaardige door zijn geloof zal leven. Dit gold voor Habakuk en voor allen die in het Oude Testament door hun geloof door God gerechtvaardigd waren.
A. Dit is niet slechts een willekeurig vers. Dit werd in drie Nieuw Testamentische boeken geciteerd wanneer het erover ging hoe iemand door God gered wordt. (Rom. 1:17, Gal. 3:11, Hebr. 10:38)
i. Deze waarheid was ook de aanleiding tot de reformatie.
B. Op het moment dat ik tot geloof in Jezus Christus kwam, werd ik door God gerechtvaardigd. Dit betekent dat ik nu voor 100% rechtvaardig voor God sta, alsof ik nooit gezondigd heb. Positioneel acht God mij niet langer als de vervloekte zondaar, maar in Christus acht God mij als geheel gerechtvaardigd. Er is niets dat ik hiervoor gedaan heb, het is puur genade en het is alleen door geloof in Jezus Christus.
i. Ik geloof dat dit de boodschap is die God duidelijk wilde maken in het visioen dat Habakuk van God kreeg. Maar dit is nog niet alles. Laten we ook kijken naar vers 14:
Vers 14 – “Want de aarde zal vol worden met de kennis van de heerlijkheid van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt.”
I. Dit is nu nog toekomstig. Dit zal pas gebeuren na Jezus’ wederkomst. Hoe heerlijk zal het zijn wanneer Jezus in alle gerechtigheid en liefde op aarde zal regeren en de hele wereld Hem zal kennen en dienen.
A. Nogmaals, ik geloof dat de boodschap van het visioen eeuwigheidswaarde heeft. Het heeft te maken met Gods redding van de mens en het heeft te maken met het geweldige toekomst perspectief dat God de Zijnen geeft.
Hoofdstuk 3
I. In hoofdstuk 3 reageert Habakuk hierop met een prachtig gebed dat geschreven is als een Psalm oftewel als een loflied aan God.
A. Habakuk schrijft in de verleden tijd en hij grijpt terug naar wie God is en wat God in het verleden allemaal heeft gedaan.
B. Dit is een zeer gezonde praktijk, ook voor ons. Het is altijd goed om na te denken over wie God is en wat Hij gedaan heeft. Vooral wanneer wij overrompeld worden door twijfel.
i. Dit geeft ons het juiste perspectief.
II. En nadat Habakuk het juiste perspectief terug kreeg; nadat God tot hem gesproken had en hem had gecorrigeerd; nadat hij terugblikte en zong over God en Zijn daden, kwam hij tot de volgende conclusie:
Vers 17-19 – “Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten. Voor de koorleider, bij mijn snarenspel.”
I. Kort samengevat: al stort de hele economie in; al liggen alle schappen in de supermarkt leeg; al heb ik niets te eten of te drinken; al zou ik dreigen om te komen van de honger, dan zal ik alsnog in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil.
A. Dit is enerzijds zeer bemoedigend, maar anderzijds zeer confronterend. Hoe vaak klaag ik over ongemakken of hoe vaak word ik chagrijnig omdat dingen tegenzitten. Natuurlijk gaat het mij niet om onbenullige dingen, maar als ik deze woorden lees, dan ben ik op die momenten toch wel erg kleinzielig.
II. Habakuk begon met een aantal ‘waarom’ en ‘hoelang’ vragen. Hij begreep niet dat God handelde zoals Hij handelde. Hij begreep niet dat God onrecht, zinloos geweld, corruptie, goddeloosheid zomaar toeliet zonder in te grijpen.
A. Maar door op God te zien, door Hem te kennen, door naar Hem te luisteren, door toe te laten om door God gecorrigeerd te worden, door terug te blikken op wat God gedaan heeft, kreeg Habakuk een juiste blik op het leven.
B. De conclusie is dat het niet om het leven hier op aarde gaat, maar dat het eeuwige dat God voor de Zijnen in petto heeft, veel belangrijker is dan het tijdelijke.
C. Vandaar dat Habakuk zoiets had van: al kost het mij mijn aardse leven, ik zal mij verheugen in de God van mijn heil.
BIDDEN
ZEGEN
Numeri 6:24-26
De HEERE zegene u en behoede u!
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!