R66007 Richteren
I. Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht gaan bekijken om 1) Jezus erin te ontdekken 2) om de belangrijkste levenslessen eruit te halen en 3) om Gods Woord beter te leren kennen, zodat wij God beter gaan leren kennen waardoor ons geloof zal groeien. Deze keer kijken wij naar het 7e Bijbelboek Richteren.
II. Het Bijbelboek hiervoor, het 6e boek Jozua duidt in het O.T. een overgang aan. Zoals bijvoorbeeld Handelingen de brug vormt tussen de vier Evangeliën en de rest van het N.T. vormt Jozua een brug tussen de eerste vijf boeken, de Torah, en de rest van de geschiedenis van Israël.
A. Mozes schreef de eerste vijf boeken, genoemd de Torah. Deze vijf boeken gaan in grote lijnen over het formeren van de natie Israël.
i. In Genesis 12 koos en riep God Abram, en vanaf dat moment zien wij dat de focus op het formeren van Israël ligt.
a. God belooft Abram nageslacht, een land, een natie, én dat door zijn nageslacht alle volkeren gezegend zullen worden. Dit gebeurt namelijk door Jezus Christus Die van Abram zal afstammen.
b. Als we vervolgens door Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium heengaan, zien wij dat Israël inderdaad door God geformeerd wordt.
B. Jozua gaat over het in bezitnemen van het beloofde land. In het boek Jozua zagen wij dat het Jozua inderdaad gelukt is om het land te veroveren.
III. In het boek Richteren zien wij vervolgens de geschiedenis van Israël nadat Jozua het beloofde land heeft veroverd. Het beslaat een periode van ca. 350 jaar, dus vanaf het sterven van Jozua tot aan de tijd van de laatste richter, de profeet Samuël. (1 Samuel 7-8)
A. Deze profeet Samuël komen wij tegen in het 9e en 10e Bijbelboek. Hij heeft de gebeurtenissen in Richteren verzameld, maar hij heeft ze niet in chronologische volgorde opgeschreven. Hij heeft de vertelling vastgelegd om ons inzicht te geven in de gevolgen van de zonden die Israël heeft begaan. De strekking van de vertelling gaat over wat het gevolg van zonden is. Hier kunnen wij anno nu veel van leren.
B. In het verslag komen wij 13 richteren tegen, althans 12 officiële richteren, die door God aangesteld waren en één die niet door God was aangesteld. Het is aan jullie om die ene te vinden.
C. Deze richteren waren door God geroepen en aangesteld om het volk Israël te verlossen uit de ellende waarin zij door eigen toedoen verkeerde.
i. Een richter was niet slechts een leider over de gemeenschap, maar meer een redder, een verlosser. Je ziet herhaaldelijk in dit boek gebeuren dat het volk zondigt; dat het volk vervolgens in ellende verkeert; dat het daarna God aanroept; en dat God dan een richter aanstelt om het volk te redden, te verlossen.
IV. Richteren geeft een van de meest duistere tijden van de geschiedenis van Israël weer. Alles dat wij in Richteren lezen, moet gezien worden door de lens van het laatste vers van het boek. Dit is de conclusie van Samuël over deze periode in de geschiedenis van Israël.
Richteren 21:25 – “In die dagen was er geen koning in Israël: eenieder deed wat juist was in zijn ogen.”
A. Dit vers is de sleutel om het hele boek Richteren te kunnen snappen. Als je wil begrijpen waarom in Richteren gebeurde wat gebeurde, dan moet je weten dat er in die dagen geen koning in Israël was; en dat eenieder deed wat juist was in zijn ogen, oftewel de mensen verwierpen het Woord van God en de autoriteit van God.
i. Dat er in die dagen geen koning in Israël was, betekende dat de mensen absoluut niet wilden dat de God van de Bijbel heerschappij over hen voerde. Zij wilden zich niet onderwerpen aan het gezag en de autoriteit van de God Die hen heeft gered.
ii. Zij wilden niet dat Gods Woord of Gods wet bepaalde hoe zij moesten leven. Zij bepaalden daarentegen zelf wat goed was, wat juist was, wat waar was.
iii. Het verhaal van Richteren zal ons laten zien wat het effect is van de zonde van het verwerpen van Gods Woord, Gods Wet en Gods autoriteit.
V. Alhoewel de gebeurtenissen in Richteren zo’n 3.000 jaar geleden plaatsvonden is Richteren juist anno nu zeer toepasselijk. Daarom is het goed om naast de korte samenvatting van vandaag het hele boek aandachtig en met pen en papier in de hand te lezen. Want de filosofie die ten grondslag lag aan de tijd van de richteren is dezelfde filosofie die men vandaag de dag aanhangt en volgt.
A. ‘Er is geen koning en eenieder doet wat juist is in zijn/haar ogen’ is de filosofie van de dag.
VI. Aan het begin van de 20e eeuw bedacht de Franse filosoof Jean Paul Sartre de term ‘existentialisme’ om een filosofisch standpunt te beschrijven dat in Europa bestond.
A. Deze filosofie kwam voort uit het denken van Søren Kierkegaard en Friedrich Nietzsche, beide filosofen uit de 19e eeuw.
B. Geen van beiden geloofden in een persoonlijke God; zij waren sowieso tegen het Bijbelse Christendom. Nietzsche proclameerde zelfs dat God dood was. Zij trachtten een filosofie op te stellen die God en Zijn normen geheel buiten beschouwing hield, precies zoals: ‘er is geen koning in Israël’.
C. Veel van hun filosofie, existentialisme, komt voort uit het relativisme. Dit geeft in principe aan dat er geen absolute waarheid is, zoals de Bijbel ons dat wel leert.
i. Relativisme beweert dat ethische en morele waarheid afhangen van de persoon die zich daaraan houdt. Zaken zoals waarheid, het juiste en het goede zijn afhankelijk van de persoon of van de situatie.
a. M.a.w. wat voor mij goed is, wil nog niet zeggen dat het goed voor jou is; of wat voor jou juist is, wil nog niet zeggen dat het voor mij juist is. Wij kunnen het nooit echt weten, want waarheid is relatief, moraliteit is relatief, individuen en situaties bepalen het.
b. Dit is niet nieuw, dit is zelfs niet van de 19e of 20e eeuw. Door de millennia heen hebben mensen zo gedacht.
D. Deze existentialisten beweerden dat ieder individu, dus niet de maatschappij, en zeer zeker niet de Bijbel, zélf verantwoordelijk is om de betekenis van zijn/haar leven te bepalen.
i. Jij als mens bepaalt wat een voldaan leven is en jij alleen hebt daar de controle over.
ii. Jij als mens wordt aangemoedigd om het in jezelf te zoeken, om jezelf te vinden en om trouw te blijven aan jezelf.
E. Individualisme wordt aangeprezen, omdat de individualist denkt en leeft zonder acht te slaan op de morele wet van God. Zo’n individualist wordt aangeprezen die zegt: ‘Ik sla totaal geen acht op God, op Zijn autoriteit of op Zijn Woord. Ik zoek het buiten God om en ik bepaal zelf mijn eigen moraliteit en mijn eigen betekenis van het leven’.
i. Een van de vooraanstaande filosofen op dit gebied zei eens: ‘Laten we God uit ons denken verwijderen, zodat wij gewoon kunnen doen wat wij zelf willen.’
F. Deze filosofie breidde zich cultureel uit aan het einde van de 2e wereldoorlog over heel West-Europa en sindsdien heeft het zich over de gehele westerse wereld verspreid.
i. Deze verspreiding begon in het onderwijs, het verspreidde zich ook via de media én via entertainment zoals boeken, toneelstukken en films.
ii. Als je vandaag de dag aan een willekeurig iemand vraagt wat de betekenis van het leven is, dan zullen ze waarschijnlijk zoiets zeggen van: ‘ik weet het niet, ik ben bezig om het te ontdekken, ik zoek het in mezelf, of in de natuur, of in m’n hond of kat’.
iii. Men weet het niet, omdat de maatschappij de God van de Bijbel en de Bijbel verworpen heeft, terwijl God juist in de Bijbel dé betekenis van het leven geeft, het doel van het leven, hoe de mens hoort te leven, voor wíe de mens hoort te leven.
a. Al het Bijbelse goede wordt opzijgeschoven voor een zoektocht naar wie je bent en trouw blijven aan jezelf.
G. Deze filosofie is verweven in de stof van onze moderne maatschappij. Je vindt het overal in terug; in de zogenaamde theologie, in psychologie, in kunst en in entertainment. Het wordt verpakt als de moderne mens die dusdanig is geëvolueerd dat hij/zij God en Gods Woord, de Bijbel, niet langer nodig heeft.
i. Maar dit is niet nieuw, want zo’n 3.000 jaar geleden riep Israël al dat zij zich niet wilde onderwerpen aan God en aan Zijn autoriteit; zij wilde doen wat goed was in haar eigen ogen.
ii. Dit is echt niet de filosofie van de moderne mens. Het is niet zo, dat de mens van vandaag dusdanig geëvolueerd is dat hij/zij God niet langer nodig heeft. Nee, het is een zondig mens die God buiten beschouwing wil laten, zodat hij/zij kan doen en leven zoals hij/zij wil.
iii. Het is dezelfde filosofie die al bestond bij de Israëlieten in het boek Richteren.
a. Richteren zal ons laten zien wat er met een bevolkingsgroep, een cultuur of een natie gebeurt die dit soort filosofie aanhangt en God verwerpt.
b. Als je Richteren bestudeert, zal je zien dat deze 350 jaar in de geschiedenis van Israël de meest duistere jaren van Israël zijn geweest, omdat zij gewoon deden waar zij zelf zin in hadden.
VII. Richteren verdeelt zich mooi in drie delen:
A. Hoofdstukken 1-2 geven ons een inleiding.
B. Hoofdstukken 3-16 vormen het verhaal van de richteren.
i. Hierin zullen we de 12 verlossers zien die Israël uit haar gebondenheid redt; gebondenheid als gevolg van haar existentialisme.
C. Hoofdstukken 17-21 geven ons een slotwoord.
i. Waar hoofdstukken 3-16 ons laten zien hoe Israël moet boeten en moet lijden vanwege haar zonden, laten hoofdstukken 17-21 ons zien waarom. In deze laatste hoofdstukken zien wij de interne verdorvenheid van Israël.
Richteren 1:1-3 – “Het gebeurde na de dood van Jozua dat de Israëlieten de HEERE vroegen: Wie van ons zal het eerst optrekken tegen de Kanaänieten om tegen hen te strijden? En de HEERE zei: Juda zal optrekken. Zie, Ik heb dat land in zijn hand gegeven. Toen zei Juda tegen zijn broeder Simeon: Trek met mij op naar het gebied dat mij door het lot toeviel, en laten wij tegen de Kanaänieten strijden. Dan zal ook ik met u optrekken naar het gebied dat u door het lot toeviel. Zo trok Simeon met hem op.”
I. De stam van Simeon trok met de stam van Juda op, omdat hun landgebieden aan elkaar grensden. Dus zij vochten samen tegen de Kanaänieten.
II. Vergeet niet dat Jozua het land veroverd heeft en dat hij het land onder de stammen verdeeld heeft. Nu is het zaak voor iedere stam om het hun toegewezen land in bezit te nemen.
A. De halve-stam van Manasse, de stam van Gad en de stam van Ruben kozen de oostzijde van de rivier de Jordaan. Dit was eigenlijk al een foute keus, omdat zij zich van de rest van Israël hadden afgezonderd en ook van God. Ook de overige 9,5 stammen begonnen hun landgebieden in bezit te nemen.
B. Deze inleiding laat ons vooral zien, dat ieder stam gefaald heeft in het vervullen van Gods opdracht om de vijand geheel uit het land te verdrijven.
i. God had hun duidelijk gemaakt dat zij de vijand geheel moesten verdrijven. Want als zij dit niet deden, dan zou de vijand wiens levenswijze niet die van God is, hen verleiden. Hierdoor zullen zij uiteindelijk God gaan verwerpen. De eerste twee hoofdstukken laten ons zien dat iedere stam compromissen sloot en Gods opdracht niet geheel gehoorzaamde.
Richteren 1:19 – “En de HEERE was met Juda, zodat hij de bewoners van het Bergland verdreef. Het lukte hem echter niet de bewoners van het dal te verdrijven, omdat zij ijzeren strijdwagens hadden.”
I. Dit is natuurlijk absurd, want God had Israël toch uit Egypte gered en verlost? Egypte had toch ook honderden strijdwagens! Sterker nog, kijk wat Mozes in Deuteronomium namens God aan Israël belooft:
A. Deuteronomium 20:1 – “Wanneer u ten strijde trekt tegen uw vijanden, en u ziet paarden en strijdwagens, een volk dat groter is dan u, wees dan niet bevreesd voor hen. Want de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte heeft geleid, is met u.”
i. Het was dus puur ongeloof en ongehoorzaamheid aan Gods gebod dat Juda de bewoners van het dal niet had verdreven.
B. God was niet veranderd. Voor God was dit een kleinigheid, maar Hij vereiste de gehoorzaamheid van Juda alvorens dit voor Juda te doen.
i. Maar in plaats van dat Juda God gehoorzaamde en de zegen daardoor ontving, hadden zij zoiets van: dit is veel te moeilijk, wij kunnen dit niet, dit is niet realistisch, dit is te veel van ons gevraagd, enz. Uiteindelijk had dit voor Juda ernstige gevolgen.
Richteren 1:21 – “Maar de Benjaminieten hebben de Jebusieten, die in Jeruzalem wonen, niet verdreven. De Jebusieten wonen tot op deze dag met de Benjaminieten in Jeruzalem.”
Richteren 1:27 (aangepast) – “Manasse verdreef de inwoners van Beth-Sean en de bijbehorende plaatsen niet, en evenmin die van Taänach, van Dor, van Jibleam, van Megiddo en de bijbehorende plaatsen; de Kanaänieten wilden in dit land blijven wonen.”
I. Juda zei dat zij het niet konden; Benjamin en Manasse hebben het gewoon niet gedaan. Als je ziet waarom niet, dan zie je dat de Kanaänieten in het land wilden blijven wonen.
A. Ja, ze wilden deze dingen uit hun leven, maar omdat het te moeilijk was en omdat de vijand hardnekkig was, gaven zij toe. Zij sloten compromissen met de vijand!
B. 8 van de 9,5 stammen falen om Gods gebod te gehoorzamen doordat zij compromissen sloten met de vijand. Het gevolg daarvan is te zien in vs. 28:
i. Richteren 1:28 – “Toen Israël echter sterker werd, gebeurde het dat het de Kanaänieten herendienst oplegde, maar het verdreef hen niet helemaal.
ii. Israël dacht dat het slim was om de Kanaänieten tot hun slaven te maken, zodat de Kanaänieten al het vervelende werk voor Israël zouden doen.
a. Dit gebeurde toen Israël echter sterk was. Israëls kracht zat niet in haar strijdmacht of in haar slimheid of in haar spierballen, nee, haar kracht kwam voort uit haar relatie met de levende God van de Bijbel.
iii. Wat nu, als Israël ineens die kracht verloor?; wat als zij haar relatie met God liet afzwakken?; wat nu als Israël God links liet liggen? Dan zouden de Kanaänieten Israël niet langer dienen, maar dan zou Israël slaaf worden van de Kanaänieten.
a. Toen Israël compromissen sloot in haar relatie met de Heere en zonde toeliet in haar leven, verloor Israël haar kracht; en toen zij geestelijk zwak werd, werd zij de slaaf van Kanaän.
1. Romeinen 6:16a – “Weet u niet dat aan wie u uzelf als slaaf ter beschikking stelt tot gehoorzaamheid, u slaaf bent van wie u gehoorzaamt:”
2. Wanneer wij dus zonden in ons leven toelaten en als wij dan denken dat die zonde ons van dienst is, dan is het slechts een kwestie van tijd voordat wij die zonde gaan dienen.
3. Dat is wat er met Israël gebeurde doordat zij compromissen met de zonde hadden gesloten. Het gevolg daarvan was:
Richteren 2:10 – “Toen ook heel die generatie (van Jozua) met zijn vaderen verenigd was, stond er na hen een andere generatie op, die de HEERE niet kende, en evenmin de daden die Hij voor Israël verricht had.”
I. Samuël wijst ons erop, dat, zolang Jozua en degenen die naast Jozua de Heere dienden nog leefden, Israëls relatie met God goed was; zij gehoorzaamde God en genoot van Gods zegen.
A. Maar op het moment dat die leiders en die generatie stierven, viel de volgende generatie van God weg. Dit is altijd het geval met dit soort compromissen.
i. Een voorganger in de V.S. zei dat de kerk slechts één generatie verwijderd is van de dood. M.a.w. als wij de Heere niet met heel ons hart, ziel, kracht en verstand liefhebben en dienen, dan zullen wij het niet doorgeven aan de volgende generatie, waardoor die generatie onze God niet zal kennen en dienen.
Richteren 2:11-13 – “Toen deden de Israëlieten wat slecht was in de ogen van de HEERE en zij dienden de Baäls. Zij verlieten de HEERE, de God van hun vaderen, Die hen uit het land Egypte had geleid, en gingen achter andere goden aan, goden van de volken die rondom hen woonden. Zij bogen zichvoor hen neer en verwekten de HEERE tot toorn. Want zij verlieten de HEERE en dienden de Baäl en de Astartes.”
I. Doordat Israël dus compromissen sloot met de vijand en zonde toeliet in haar leven, doordat Israël de zonde niet geheel uit haar leven heeft verwijderd, was het slechts een kwestie van tijd voordat zij niet alleen de enige echte God verliet, maar dat zij vervolgens valse goden, afgoden ging aanbidden en dienen.
A. Dit gebeurt vandaag de dag ook. Ieder mens dient een god. Òf het is de ware God van de Bijbel òf het is iets of iemand anders. Wellicht is dit een beetje kort door de bocht, maar datgene waar ik jou voor wakker kan maken, is hoogstwaarschijnlijk de god of afgod die jij dient. Waar jij het allereerste aan denkt zodra je wakker bent, of het allerlaatste aan denkt voordat jij in slaap valt, is hoogstwaarschijnlijk de god of afgod die jij dient.
i. Als Jezus Christus niet het voornaamste in jouw leven is, dan is het iets of iemand anders. Zo zit de mens nu eenmaal in elkaar. De mens moet iets of iemand aanbidden en dienen.
ii. 2 Korinthe 6:17-18 – “Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Heere, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.”
a. Dit is waartoe God Zijn kerk oproept, en dit is waartoe God Israël had opgeroepen.
b. God had Israël gekozen en geroepen om het beloofde land in te gaan en om alle afgodendienaars te verdrijven. Gods bedoeling met Israël was om een rein volk te zijn, een licht in de duisternis, waardoor zij alle overige volkeren om hen heen naar de enige echte God zou trekken.
c. Dit is Gods bedoeling anno nu met jou en met mij; om anders te leven dan de wereld om ons heen, om anders te zijn dan degenen die leven naar de filosofie: ‘er is geen koning en eenieder doet gewoon wat hij/zij goed vindt’.
d. Dit is waarom God Israël uit Egypte heeft gered en dit is waarom Jezus Christus ons heeft gered.
1. Wij behoren onszelf niet toe, wij zijn duur gekocht met het bloed van Jezus Christus, wij behoren God toe en Hij mag van ons eisen dat wij Hem navolgen en gehoorzamen.
2. Wanneer wij Hem gehoorzamen, zullen wij anders gaan leven, zullen wij God verheerlijken, zullen wij worden zoals Hij is. Dit zal tot gevolg hebben dat we de mensen om ons heen tot Jezus Christus trekken.
3. Redding komt voort uit een mensenleven dat geheel toegewijd is aan God!
iii. Galaten 5:7 – “U was zo goed op weg! Wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven volgen?”
a. Paulus vraagt zich af wat er met de Galaten is gebeurd. Toen hij bij hen was, stonden zij in vuur en vlam voor Jezus. Zij dienden de Heere, zij hadden een impact op de mensen om hen heen, maar zij zijn nu afvallig geworden; volkomen geneutraliseerd!
b. Dit is wat er met Israël gebeurde. Zij liet de dingen die God uit hun leven wilde verwijderen, lekker zitten. Zij sloot compromissen met dingen in haar leven, met zonden die haar uiteindelijk het leven hebben gekost. Dit was voor 100% te voorkomen, zoals ook vaak bij ons.
II. Deze compromissen hadden ertoe geleid, dat er een nieuwe generatie opstond die God niet kende; een generatie die zich bezighield met zaken die recht tegenover God stonden. En dit is dan een cyclus die wij in het boek Richteren telkens weer tegenkomen. Dit is de cyclus:
·Zonde leidde tot lijden
·Het lijden leidde tot smeekbede en bekering
·De smeekbede en bekering leidden tot redding/verlossing
A. Deze cyclus zien wij zes keer in Richteren voorkomen. We zien dat het volk zich in zonde tegen God keert. Als gevolg daarvan neemt God Zijn zegen van haar weg. Het gevolg daarvan is, dat zij omvergeworpen wordt door een vijand waardoor haar leven echt ellendig wordt. Zij lijdt eronder, zij wordt misbruikt als slaaf. Soms gaat dit jarenlang zo door, zelfs tot 20 jaar lang voordat zij tot God roept.
B. Het is verbazingwekkend hoe lang sommige mensen wachten totdat zij een absoluut dieptepunt in hun leven bereiken. Een dieptepunt waarop zij tot het besef komen dat dit het niet is, dat het leven toch veel meer te bieden heeft.
i. Zelfs mensen die van zichzelf vinden dat zij Christen zijn, leven al te vaak in geestelijke armoede. Ik vraag me af hoe ver iemand moet gaan, hoe diep iemand moet gaan voordat zij zichzelf geheel aan God overgeven.
a. Dit is dan meteen een doordringende vraag die je jezelf moet stellen: ‘hoe ver moet ik gaan, hoe diep moet ik gaan voordat ik mezelf eindelijk geheel aan de heerschappij van Jezus Christus overgeef?’
C. In deze cyclus riep Israël tot God, wanneer zij haar dieptepunt had bereikt. God had elke keer een richter aangesteld die haar verloste, die haar redde. Hierin zitten belangrijke lessen voor ons:
i. Zonde leidt altijd tot lijden, tot ellende. Het kan niet anders! Zonde doet een hoop beloften: bijvoorbeeld dat het je gelukkig zal maken, dat het je leven gemakkelijker zal maken, dat je hogerop gaat komen. Het overtreden van het Woord van God belooft altijd iets moois, maar het probleem is, dat het altijd tot ellende leidt. Uiteindelijk leidt de zonde tot de eeuwige dood.
ii. Maar smeekbede, het uitroepen naar God leidt altijd tot redding, tot verlossing. Wanneer wij tot God roepen, zal God ons tegemoet komen, want zo is God nu eenmaal.
a. Hierbij is wel belangrijk, dat haar smeekbede altijd gepaard ging met het verlaten van de zonde waarmee zij zich bezighield, met bekering van die zonde.
b. Zo is het ook bij ons, echte smeekbede gaat altijd gepaard met het verlaten van en het zich bekeren van de zonde waarmee wij bezig zijn.
III. Nu wij de inleiding hebben gehad laat ik de rest aan jullie zelf over. Lees over Othniël in hoofdstuk 3 en let vooral op wie hij is, uit welk gezin hij komt. Lees over Ehud, de linkshandige. Lees over Debora. Lees over Gideon, een van de grootste helden in het O.T. Lees over Simson, die eigenlijk niets groots voor God had gedaan.
IV. Ga zelf op zoek naar Jezus Christus in Richteren. Hij komt twee keer in dit boek voor. Een keer in hoofdstuk 6 en een keer in hoofdstuk 13.
A. Zoals Jezus in Richteren verscheen als dé Verlosser, is Jezus vandaag de dag nog steeds Dezelfde. Hij en Hij alleen is in staat om jou en mij te verlossen van de zonde en van de dood.