R66002 Exodus deel 1 van 2
I. Deze keer gaan wij verder met de preekserie Route 66 waarin wij trachten om elke week één Bijbelboek in vogelvlucht onder de loep te nemen. Ondanks dat ik bij sommige Bijbelboeken meer dan één zondag nodig heb, blijft de naam Route 66, want het aantal boeken in de Bijbel blijft gewoon op 66 staan.
A. Deze keer gaan wij kijken naar het tweede boek van de Torah, het tweede Bijbelboek. Torah, betekent simpelweg ‘wet of instructie of onderwijs’.
i. De Torah, ook wel de Wet van Mozes genoemd, bestaat uit de eerste vijf Bijbelboeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. En het woord Torah komt in het O.T. ruim 200 keer voor en in het N.T. zo’n 160 keer. (https://www.biblestudytools.com/lexicons/hebrew/nas/towrah.html) (https://www.biblestudytools.com/lexicons/greek/kjv/nomos.html)
a. Ik geef deze aantallen aan, omdat veel christenen de Torah minder belangrijk achten dan bijvoorbeeld de boeken in het N.T. Maar niets is minder waar. Zonder de Torah zou het N.T. niet eens bestaan.
I. EXODUS – Exodus is een vertelling over alles dat God gedaan had om het volk Israël te verlossen uit de slavernij in Egypte. Het vertelt ons hoe God Israël tot een legitieme natie heeft gevormd. Hoe God Zichzelf vanuit de hemel heeft verlaagd om onder Zijn volk te wonen waardoor Israël fellowship (gemeenschap) met zijn God konden hebben.
A. Het woord exodus komt voort uit de Griekse taal en betekent ‘uitgaan’ of ‘uittocht’. Het werd pas in de 3e en 2e eeuw v.Chr. gebruikt bij het vertalen van het Hebreeuwse O.T. in de Griekse taal. Deze Griekse vertaling van het O.T. heet de Septuagint.
i. Omdat men in de eerste eeuw in Israël geen Hebreeuws meer sprak of las, werd het O.T. door 70 Joodse geleerden in de stad Alexandria in Egypte vertaald in het Grieks, want Grieks was destijds de gemeenschappelijke taal.
ii. Het is goed om te weten dat wanneer het O.T. in het N.T. geciteerd wordt, men de Septuagint citeert, dus niet rechtstreeks het Hebreeuws. Vandaar dat een citaat in het N.T. soms net iets anders is dan hoe het letterlijk in het Hebreeuwse O.T. geschreven staat; òf hoe het in onze Bijbel staat, die wel rechtstreeks vertaald is uit het Hebreeuws. Dit verklaart dan die kleine taalverschillen in het N.T. bij de citaten uit het O.T.
B. Exodus begint de vertelling waar Genesis is geëindigd. Aan het einde van Genesis bestond Israël nog maar uit 70 mensen, maar bij het begin van Exodus is Israël reeds uitgegroeid tot zo’n 2 miljoen mensen. (Exodus 12:37)
C. In Exodus worden een aantal van Gods beloften aan Abram vervuld:
i. Genesis 15:5 – “Toen leidde Hij hem naar buiten en zei: Kijk toch naar de hemel en tel de sterren, als u ze kunt tellen. En Hij zei tegen hem: Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.”
a. Toen God deze belofte aan Abram gaf, had Abram nog geen één kind, maar nu in Exodus zien wij Gods belofte in vervulling komen door Abraham een nageslacht te geven van zo’n 2 miljoen mensen.
ii. Genesis 15:13 – “Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.”
a. We zullen zien dat Israël inderdaad door Egypte onderdrukt werd en in slavernij was.
iii. Genesis 15:14 – “Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.”
a. Hier voorspelt God al dat Hij de Farao en de Egyptenaren en hun goden zal straffen, en dat Israël met veel bezittingen het land uit zal gaan. Ook dit is tot in de kleinste details door God vervuld.
iv. Genesis 17:7 – “Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u.”
a. Dit zien wij tot vervulling komen wanneer God Zijn verbond met Mozes en Israël opnieuw vaststelt door hun de Wet te geven.
D. In Exodus komen wij Mozes tegen, de 10 plagen tegen Egypte, het Pascha oftewel het Paaslam, de Schelfzee, de Tien Geboden, de Wet en de Tabernakel. Maar het hoofdthema van Exodus is dat de mens Gods verlossing/redding nodig heeft.
i. Dit komt duidelijk naar voren door Israëls slavernij. Israël kon zichzelf totaal niet uit de slavernij bevrijden; zij hadden hiervoor God de Verlosser nodig.
ii. Israël kwam ook onder de vloek van de tiende plaag waarbij God de eerstgeborene uit elk huishouden trof met de dood. Israëls enige redding was het vergoten bloed van het Paaslam. Alleen dit kon hen redden van de dood van hun eerstgeborene, alleen zo kon men de tiende plaag ontsnappen.
iii. Wij zien de noodzaak van een Verlosser in de Wet van Mozes en in de Tabernakel. Omdat geen enkele persoon zich aan de Wet kan houden, hebben de mensen een manier van boetedoening en verzoening nodig. God heeft daarin voorzien door het offersysteem waarbij het onschuldige voorziet in de boetedoening van de schuldige.
E. Exodus behelst een periode van 82 jaar en het boek kan goed onderverdeeld worden in drie delen:
i. Israël in Egypte – Exodus 1-13
ii. Israël op weg naar Sinaï – Exodus 14-18
iii. Israël in de woestijn Sinaï – Exodus 19-40
ISRAËL IN EGYPTE
I. In Genesis 12 verkoos God Abram om Hem te kennen en te dienen. Tegelijkertijd gaf God Abram een aantal beloftes: 1) een land dat God hem wijzen zal 2) dat God hem tot een groot volk of natie zal maken, Israël, en 3) dat uit dit volk de Verlosser voort zal komen, de Messias, die God in Genesis 3:15 in het proto evangelium had beloofd.
A. Deze belofte werd doorgegeven aan de zoon van Abraham, Izak, en aan zijn zoon Jacob, wiens naam door God veranderd werd in Israël. In Exodus zien we dat deze belofte uiteindelijk doorgegeven wordt aan Mozes en aan de natie Israël.
Exodus 1:1-7 – “Dit nu zijn de namen van de zonen van Israël, die met Jakob naar Egypte waren gekomen. Ieder kwam er met zijn gezin: Ruben, Simeon, Levi en Juda; Issaschar, Zebulon en Benjamin; Dan, Naftali, Gad en Aser. Alle zielen die van Jakob afstamden, waren zeventig zielen; Jozef was echter al in Egypte. Toen Jozef gestorven was, en ook al zijn broers, en heel die generatie, werden de Israëlieten vruchtbaar en breidden zij zich overvloedig uit. Ze werden talrijk en uitermate machtig, zodat het land vol van hen werd.”
I. Doordat de hele generatie van Jozef reeds gestorven was, kende niemand op dit moment het verhaal van Jozef meer. En omdat Israël zich tot in grote aantallen had vermenigvuldigd, vormde Israël een bedreiging voor de leiders van Egypte.
II. Om het dreigement tegen te gaan bedachten zij een vorm van genocide.
A. Dit was het plan. De koning van Egypte droeg de vroedvrouwen op om alle Hebreeuwse jongens bij hun geboorte te vermoorden om zo de geboortecijfers van Israël terug te dringen, om zo Israël uiteindelijk uit te roeien. Maar dit lukte hen niet, want God had een plan met Israël.
Exodus 2-4
I. In Exodus 2 komen wij Mozes voor het eerst tegen. Zijn geboorteouders waren Levieten, dus uit de stam van Levi. Omdat alle jongens bij hun geboorte gedood moesten worden, verborgen zij Mozes totdat hij niet langer verborgen kon blijven.
A. Drie maanden na zijn geboorte legde zijn moeder Mozes in een mandje aan de oever van de Nijl en ‘toevallig’ kwam de dochter van de farao naar die plek toe en vond hem. Zij herkende dat het een Hebreeuws kindje was, maar kreeg erg medelijden met hem. Zij wilde hem redden en houden.
B. Door Gods voorzienigheid had de dochter van de farao het baby’tje Mozes aan zijn geboorte moeder geleend, zodat zij hem borstvoeding kon geven. De moeder werd hiervoor zelfs betaald!
i. Nadat Mozes gespeend was, werd hij aan de dochter van de farao gegeven. Vanaf dat moment genoot Mozes van een koninklijke opvoeding en van een opleiding aan de beste universiteit van Egypte. (Handelingen 7:21-22)
a. God gebruikte het koninklijk huis van Egypte om Zijn toekomstige dienaar, Mozes, op te leiden en klaar te stomen voor de taak die Hij voor hem in petto had.
II. Vanaf vers 11 is Mozes reeds een volwassen man van zo’n 40 jaar oud*. Op dat moment besluit hij om zijn Egyptische pleeggezin te verloochenen om de God van Israël te dienen. (Handelingen 7:23)
A. Op een gegeven moment ging hij naar zijn Hebreeuwse broeders toe, die dwangarbeid uitoefenden. Een van de Egyptenaren sloeg een Hebreeër waarna Mozes de Egyptenaar doodsloeg en hem begroef in het zand.
i. Mozes had als volwassen man een bewuste keus gemaakt om de God van Israël te gaan dienen in plaats van de afgoden van Egypte. Hij besefte dat alles dat Egypte oftewel de wereld hem te bieden had, niets was in vergelijking met wat God hem te bieden had. Dus koos hij ervoor om te polsen hoe het met de Hebreeërs ging.
ii. De keus om God te gaan dienen was goed, maar de manier waaróp Mozes dat deed was totaal fout.
B. Mozes had zeker al iets van Gods roeping onderscheiden, want in Handelingen 7:25 staat dat Mozes op dit moment dacht dat zijn Hebreeuwse broeders zouden begrijpen dat God hun door de hand van Mozes verlossing zou geven, maar zij begrepen het niet.
i. Mozes trachtte zijn Hebreeuwse broeders in eigen kracht te helpen en het gevolg daarvan was dat hij nu een voortvluchtige moordenaar werd.
a. Het is nooit goed om de Heere God uit eigen kracht te gaan dienen. Voor ons geldt wat Paulus in Kolossenzen schrijft: ‘Christus in u, de hoop der heerlijkheid’. Hij wil en moet het werk in ons en door ons heen doen.
1. Jezus zei terecht dat wij zonder Hem niets kunnen doen, althans niets van eeuwigheidswaarde.
C. Zo vlucht Mozes naar de woestijn in Midian. Daar leert Mozes in de woestijn gedurende een periode van 40 jaar, dat hij ondanks zijn voormalige status als prins, zijn koninklijke opvoeding, zijn opleiding, zijn militaire training en ervaring in het koninklijk huis, zonder de kracht van God niets van eeuwigheidswaarde voor God kan doen. Het is tijdens deze woestijnperiode dat God Mozes nederig en voor God bruikbaar maakt.
i. Voor ons geldt dit ook. Alles waar wij momenteel door heen gaan, is voorbereiding op het volgende hoofdstuk dat God voor ons in petto heeft. Alles waar wij doorheen gaan, is nooit vergeefs, want God is bij machte om alles te doen meewerken ten goede voor hem/haar die God liefheeft.
III. Tussen het laatste vers van hoofdstuk 2 en het eerste vers van hoofdstuk 3 zit 40 jaar tijd. En het is aan het einde van deze 40-jarige periode dat God aan Mozes verschijnt en hem persoonlijk roept om Hem te dienen.
A. In hoofdstuk 3 lezen wij, dat Mozes aan de rand van de woestijn het kleinvee van zijn schoonvader Jethro hoedde.
i. Zie je het voor je? Mozes, die opgroeide in het koninklijk paleis, die het beste van het beste heeft gekend, die voorheen de prins van Egypte was, zit nu in de woestijn de schapen van zijn schoonvader te hoeden.
ii. Terwijl hij hier zit, ziet hij een doornstruik die in brand staat, maar die niet wordt verteerd. Dat is bijzonder! Sterker nog, uit de struik komt plotseling een stem die hem roept: ‘Mozes, Mozes’.
B. In vers 6 maakt God Zichzelf aan Mozes bekend als de God van Mozes’ vader, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob.
i. Op dit moment beseft Mozes dat hij een ontmoeting krijgt met de God over wie hij als kind had gehoord. De God Die hij koos om Hem te gaan dienen toen hij de Egyptenaar doodsloeg.
C. In vers 7 en 9 zegt God, nadat Hij Zichzelf bekend maakte, dat Hij duidelijk de onderdrukking van Zijn volk Israël gezien heeft, dat Hij hun geschreeuw om hulp gehoord heeft.
i. Ondanks dat God zich al die jaren niet aan Israël had geopenbaard of niet tot Israël gesproken had, was God Zich volkomen bewust van waar Israël doorheen ging.
ii. God had het niet alleen gezien en gehoord, God had ook een plan om hen uit Egypte te gaan redden en hen te leiden naar een land dat overvloeit van melk en honing.
iii. Hiermee zegt God niet dat het een soort Sjakie en de chocoladefabriek zal zijn, maar simpelweg dat het land vruchtbaar is en dat zij geen tekort zullen hebben.
a. Dit moet ieder van ons bemoedigen, want al lijkt het erop alsof God niets aan het doen is, al lijkt het erop alsof God niet spreekt, God is Zich van jouw situatie bewust. Hij is achter de schermen bezig om jou in Christus te veranderen naar Zijn evenbeeld, om jou uiteindelijk naar het beloofde land te brengen.
D. Ik kan me voorstellen dat Mozes op dit moment hartstikke blij was, omdat God eindelijk het volk Israël zou gaan verlossen uit Egypte. Maar op een gegeven moment gooit God roet in het eten als Hij in vers 10 Zijn plan verder toelichtte.
i. Vers 10 – “Nu dan, ga op weg. Ik zal u naar de farao zenden, en u zult Mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.”
a. Ja, Mozes vond het tot nu toe een geweldig plan van God om Israël te gaan verlossen. Maar nu wil God Mozes ervoor gaan gebruiken. Gods verlossingplan is Mozes!
b. Hoe vervelend sommigen van ons dit ook vinden, zo gaat God altijd te werk. God wil Zijn werk hier op aarde verrichten, en jij bent degene waardoor God Zijn werk wil doen.
1. ‘Ja, maar daar ben jij toch voor, Stan. Jij bent de voorganger, jij doet Gods werk. Ik kom alleen ’s zondags naar de dienst en voor de rest vind ik het wel prima zo.’ Nee, zo werkt het niet!
c. Op een gegeven moment zei Jezus tegen Zijn twaalf discipelen dat zij tot de Heere van de Oogst moesten bidden, zodat Hij arbeiders in Zijn oogst zou uitzenden. In het volgende hoofdstuk zendt Jezus dezelfde twaalf discipelen erop uit om in de oogst te arbeiden.
1. God legt vaak dingen op ons hart om voor te bidden. Terwijl wij aan het bidden zijn, beweegt God onze harten ertoe om te doen waar wij voor aan het bidden zijn.
(i) De keus is dan aan ons om de Heere hierin wel of niet te gehoorzamen. Als je de Heere gehoorzaamt, dan ga je genieten van de ondoorgrondelijke zegeningen die daarmee gepaard gaan. Als je Hem niet gehoorzaamt, dan loop je een hoop mis.
2. Gods methode waardoor Hij Zijn werk hier op aarde voor mekaar krijgt, heeft altijd met mensen te maken; gebroken mensen van vlees en bloed; mensen die fouten maken, mensen die falen. Het enige dat jij hoeft te doen, is jezelf aan God beschikbaar stellen. Hij zal de rest doen.
E. Wij hebben allemaal een beetje van Mozes in ons. Er was ooit een punt in zijn leven waarop hij dacht dat hij alles voor mekaar kon krijgen. Hij was jong, hij was prins, hij was hoogopgeleid, hij was goed getraind. Maar doordat hij nu zo’n 40 jaar van alles in zijn leven heeft meegemaakt, nu hij door een zuiveringsproces heengegaan is, twijfelt Mozes aan zichzelf en denkt hij dat hij eigenlijk helemaal niets voor elkaar kan krijgen.
i. Wanneer mensen jong zijn, denken zij dat zij alles kunnen doen en bereiken; de wereld ligt aan hun voeten. Maar naarmate mensen ouder worden en nadat zij flink gefaald hebben of nadat ze een puinhoop van hun leven gemaakt hebben, denken ze dat zij vervolgens niets meer kunnen doen en bereiken.
ii. Zo zat Mozes in een levensfase waarin hij dacht dat hij niets en niemand wat te bieden had. Hij had nota bene iemand vermoord, hij was de prins van Egypte en nu zit hij 40 jaar lang aan de rand van de woestijn met een hoop schapen. Vanuit dit minderwaardige zelfbeeld gaat hij met God in discussie.
F. In vers 11 zei Mozes tegen God: ‘Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ Dan komt in vers 12 het beste antwoord dat Mozes van God kan krijgen: ‘Voorzeker, Ik zal met u zijn. . .’
i. Het maakt niet uit wie Mozes is, hierin is belangrijk wie God is en dat Hij met Mozes zal zijn. De kwalificatie ligt dus niet in de persoon, maar in God. God kwalificeert mensen voor de taak waartoe God hen roept. God roept niet de gekwalificeerden, God kwalificeert de geroepenen!
ii. In hoofdstuk 4:10 probeert Mozes er nog steeds onderuit te komen door te zeggen dat hij een spraakbelemmering heeft. God antwoordt: ‘Wie heeft de mens een mond gegeven? Of wie maakt iemand stom, doof, ziende of blind? Ben Ik het niet, de HEERE?’
a. Het maakt dus totaal niets uit: Ik Die jou een mond gegeven heb, zal de woorden in jouw mond leggen.
1. Mozes’ probleem was dat hij te veel op zichzelf en op zijn eigen bekwaamheid vertrouwde en totaal niet op God.
2. Hetzelfde gebeurt met ons. God vraagt ons om iets te doen, maar omdat wij voornamelijk naar ons eigen kunnen kijken, en/of naar alles wat in het verleden misgegaan is, denken wij dat wij niet kunnen doen wat God van ons vraagt.
(i) Ook voor ons geldt dat het niet uitmaakt wie wij zijn, het allerbelangrijkste is wie God is!
iii. Na een hoop gemor en nadat God Zichzelf aan Mozes bewees, gaat Mozes erop uit om te doen wat God van hem vraagt. En dan komen we bij de volgende 9 hoofdstukken.
I. Exodus 5-13 – In de hoofdstukken 5-13 lezen wij over de tien plagen, namelijk: het water in de Nijl werd bloed, kikkers, muggen, steekvliegen, veepest, zweren, hagel, sprinkhanen, duisternis en de dood van alle eerstgeborenen.
A. Het doel van deze plagen was drieledig:
i. Om Egypte te veroordelen voor hun zonden tegen God
ii. Om de valse Egyptische goden in diskrediet te brengen
iii. Om de enige weg van redding/verlossing aan Israël bekend te maken
B. Als je de plagen in Exodus tegenkomt, zou je jezelf kunnen afvragen waarom er tien plagen waren. Blijft God dingen net zo lang uitproberen om de farao over te halen, maar dat God er keer op keer niet in slaagt? Nee!
i. Ieder van de eerste negen plagen was een aanval op een bepaalde god, die door de Egyptenaren werd aanbeden. En de boodschap was simpel. De God van de Hebreeën is veel machtiger dan alle goden van de Egyptenaren bij elkaar.
ii. Geen van deze negen plagen was bedoeld om Israël te verlossen. Slechts de laatste plaag, de vloek van de dood op alle eerstgeborenen, en Gods oplossing daarvoor waren bedoeld om Israël te bevrijden uit hun slavernij.
iii. Het enige dat de mensen kon redden van de dood van hun eerstgeborenen was het smeren van het bloed van het lam op de deurposten. (Exodus 11-12)
iv. De doodsengel zou die nacht om 24:00 uur naar Egypte komen en alleen die huizen overslaan die het merkteken van het bloed op de deurposten droegen. Trouwens in het Engels heet het Paaslam Passover wat overslaan betekent.
a. Alleen door het vergoten bloed van het lam konden zij gered worden, geen ander soort bloed kon hen redden.
b. Om gered te kunnen worden moesten de mensen niet alleen het bloed op de deurposten smeren, zij moesten het lam ook die avond opeten. Het lam moest een deel van hen worden.
1. Zo is het ook met ons. Wij moeten niet slechts weten dat Jezus voor ons aan het kruis gestorven is, wij moeten Jezus aannemen als onze Verlosser en Heer, Hij moet door de wedergeboorte in ons komen wonen.
(i) Johannes 1:12a – “Maar allen die Jezus aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden…”
c. Het is ook bijzonder, dat hun kalender op dit moment voor altijd veranderde. Vanaf dat moment begon het nieuwe jaar niet in januari, maar in april. Zij kregen een nieuwe start en zo ook wij. Wanneer wij deelnemen aan Jezus, het lam voor ons geslacht, zullen wij een nieuwe start krijgen.
1. 2 Korinthe 5:17 – “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.”
II. Uiteindelijk liet de Farao Israël gaan, nadat God Egypte trof met de dood van alle eerstgeboren, in het geval van de Farao de kroonprins. Zo begon de Exodus uit Egypte.
Johannes 5:39 –“U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen.”
I. De hele Bijbel gaat om Jezus Christus en het is aan ons om in de Bijbel te graven om Jezus te gaan ontdekken.
A. Zoals de Israëlieten niet slechts het bloed op hun deurposten moesten aanbrengen, maar het lam ook moesten opeten, zo is het voor ons niet voldoende om slechts te weten dat Jezus Zijn bloed voor ons vergoten heeft aan het kruis.
Wij moeten bewust voor Jezus kiezen en Hem aannemen als onze Verlossen en Heer, Hij moet door onze wedergeboorte in ons komen wonen.
i. 2 Korinthe 6:2 – “God zegt: ‘Wanneer de tijd daarvoor gekomen is, luister ik naar je, op de dag van de redding help ik je.’ Nu is de tijd daarvoor gekomen, nu is de dag van de redding.” (NBV)