Mattheüs 16:13-20 – De belijdenis van Petrus maakt mij een collega van God
I. In mijn voorbereiding op de studie van vanmorgen ging ik op zoek naar de belangrijkste levensvragen die men zichzelf anno nu moet stellen.
Er zijn natuurlijk verschillende oogpunten van waaruit de vragen voort kunnen komen. Als je bijv. een evolutionist zijn top 10 levensvragen op laat schrijven dan zal zijn top 10 er anders uit zien dan als je het aan een Buddhist zal vragen.
Waar ik naar zocht en wat ik ook gevonden heb zijn meer algemene levensvragen die een doorsnee Nederlander evt. zou stellen. Dit is wat ik gevonden had:
A. Top 10 van levensvragen die u zichzelf kunt stellen:
B. Dit zijn op zich geen verkeerde vragen, maar ik zou deze persoonlijk niet als de top 10 levensvragen beschouwen.
C. Wat hebben deze 10 vragen gemeen?
i. Zij hebben allemaal met het tijdelijke, vergankelijke en kwetsbare leven hier op aarde te maken.
II. Waar wij vanmorgen in onze studie van het Evangelie van Mattheüs naar gaan kijken is DE allerbelangrijkste vraag die men zichzelf hoort te stellen.
A. Want deze vraag weegt oneindig veel zwaarder dan alle andere levensvragen bij elkaar opgeteld. En het is een vraag waar elk mens mee te maken zal krijgen.
Deze keer pakken wij het op in Mattheüs 16:13:
Mattheüs 16:13-20
Vers 13-14 – “13Toen Jezus gekomen was in het gebied van Caesarea Filippi, vroeg Hij aan Zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? 14Zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen: Jeremia of een van de profeten.”
I. Jezus bracht Zijn twaalf discipelen naar Caesarea Filippi, omdat Hij zich steeds meer terug trok van de Joodse menigten, zodat Hij Zich steeds meer kon richten op het toerusten van de 12.
A. Caesarea Filippi ligt zo’n 45 km ten noordoosten van het Meer van Galilea en de inwoners waren voornamelijk niet- Joods.
B. Het was een bolwerk van afgoderij. Er stond als het ware op elke hoek een tempel van Baäl. In één van de bergrotsen was een grot uitgehold waarvan men zei dat dat de geboorteplaats was van de natuurgod Pan.
C. Ook stond er een witte marmeren tempel ter ere van Caesar, de godheid van Rome.
i. Te midden van al deze religieuze relikwieën stond Jezus daar met Zijn discipelen en stelde hun de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?”
II. “14Zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen: Jeremia of een van de profeten.”
A. In Mattheüs 14 zagen wij dat Herodes Antipas, die Johannes de Doper had laten onthoofden, echt dacht dat Jezus Johannes de Doper was die uit de dood was opgestaan.
i. Het is dus goed mogelijk dat deze “sommigen” waarover de discipelen het hadden, de opvatting van Herodes aanhingen.
B. De profeet Maleachi (Mal.3:23) had geprofeteerd dat de profeet Elia terug zou komen als voorloper van de Messias. In hun ogen was dit dus een mogelijkheid.
i. Ook de wonderen en tekenen die Jezus deed, én de boodschap van bekering deed denken aan de bediening van Elia. Vandaar dat “sommigen” dachten dat Jezus Elia was.
C. Zowel Jeremia als Jezus spraken een oordeel uit over de tempel. Beiden hadden negatief geprofeteerd over de toekomst van Israël.
i. Op basis hiervan dus hadden “sommigen” deze vergelijking gemaakt.
III. De drie grote persoonlijkheden die hier genoemd worden, geven aan, dat men Jezus zeer hoog had staan; maar helaas niet hoog genoeg, want zij zagen niet in dat Jezus daadwerkelijk de langverwachte Messias is.
IV. Zoals toen geloven mensen vandaag de dag verschillende dingen over Jezus, over Wie Hij was, over Wie Hij is.
A. Sommigen geloven dat Jezus een belangrijke profeet was. Zelfs de Moslims geloven dit. (Isa)
B. Anderen geloven dat Jezus daadwerkelijk als mens heeft bestaan en dat Hij heel veel goede dingen had gedaan.
C. Anderen geloven zelfs dat Jezus gekruisigd werd zoals het in de Bijbel staat.
i. Maar zoals het voor de mensen in de tijd van Jezus niet genoeg was om Hem hoog te hebben staan, om geweldige dingen van Hem te denken, zo is het vandaag de dag ook niet genoeg om te geloven dat Jezus een belangrijke profeet was of dat men in de historische Jezus gelooft.
a. Daarom stelt Jezus de volgende vraag aan Zijn discipelen én aan een ieder van ons vanmorgen:
Vers 15 – “Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben?”
I. De “U” in deze vraag is nadrukkelijk; Jezus zegt met klem: “Maar U, wie zegt U dat Ik ben?”
A. Jezus weet wat de menigten van Hem denken en dat is voor Hem minder belangrijk. Voor Jezus is wél belangrijk wat Zijn discipelen van Hem vinden; discipelen waarin Hij reeds 2,5 jaar lang dag in dag uit heeft geïnvesteerd.
i. Uiteindelijk draagt Jezus Zijn werk over aan hen, dus het is van essentieel belang dat de discipelen zelf overtuigd zijn van Wie Jezus is. Vandaar de nadruk op “U”!
II. De “U” in deze vraag is ook meervoud. Jezus stelt de vraag aan al Zijn discipelen, dus ook aan ons vanmorgen.
A. Daarom vertegenwoordigt het antwoord dat Petrus in het volgende vers geeft alle discipelen, dus ook ons vanmorgen.
III. Dit is de allerbelangrijkste levensvraag die elk mens zichzelf moet stellen: “Wie zeg ik dat Jezus is?”
A. Wie de mens gelooft dat Jezus is. Wie u/jij gelooft dat Jezus is, is niet een zaak die je kan blijven negeren. Misschien vind je dit totaal niet relevant. . .
B. Maar uiteindelijk moet ieder mens bij God verantwoording afleggen omtrent deze levensvraag.
i. Hebreeën 9:27 – “Eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel.” (nbv)
a. En het oordeel komt neer op deze vraag: “Wie zeg IK dat Jezus is?”
b. Deze vraag heeft maar één juist antwoord. Vs. 16:
Vers 16 – “Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”
I. Petrus belijdt hier dat Jezus dé Christus is.
A. Integenstelling tot wat velen denken is Christus niet de achternaam van Jezus. Hij heet niet Heere Jezus Christus.
i. Nee. Heere is een titel. Hij is de Heere, de Meester, de Koning der koningen en ik ben Zijn onderdaan.
ii. Jezus is Zijn naam. In het Hebreeuws is het Yeshua wat afgeleid is van Yehoshua. Dit betekent “YHWH (of God), de Verlosser”.
iii. Christus spreekt van Zijn missie. Christus betekent Gezalfde oftewel Messias. Hij is de langverwachte Messias van Wie God vanaf Genesis 3 al had beloofd dat Hij komen zou.
B. Door te belijden dat Jezus dé Christus is, zegt Petrus dat Jezus de vervulling is van de honderden profetieën / voorspellingen van het Oude Testament in de Bijbel.
i. Petrus zegt hiermee dat het moment aangebroken is dat God Zijn koninkrijk zal gaan vestigen.
ii. Petrus zegt hiermee dat Jezus de vervulling is van de beloften in Jesaja 29:18, 35:5 en 61:1:
a. Mattheüs 11:5 – “blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd;”
1. Jezus, de Christus is de Enige in heel de geschiedenis van de mens Die deze profetieën uit Jesaja heeft vervuld.
(i) Dus wat Petrus hier zegt: “U bent de Christus” is helemaal juist!
II. In tegenstelling tot alle afgoden van die tijd, die levenloos waren, die uit hout, steen en metaal door de mens gemaakt werden, belijdt Petrus dat Jezus de Zoon van de levende God is.
A. Hiermee zegt Petrus dat Jezus Zelf de levende God is. Hier betekent “Zoon van” dat Jezus dezelfde natuur heeft, dezelfde essentie heeft als die van God de Vader.
i. Het is zo mooi om te zien dat wij, omdat Jezus de belichaming van God is, ook daadwerkelijk kunnen zien dat de God van de Bijbel een levende God is.
Vers 17 – “En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.”
I. Petrus heeft niet zelf bedacht dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God. Dit is aan Petrus door God Zelf geopenbaard.
A. Dit principe van openbaring gold toen en geldt vandaag de dag nog steeds.
i. De enige reden waarom ik een wedergeboren christen ben, waarom ik een discipel van de Heere, Jezus Christus ben, waarom ik Hem navolg en dien, is omdat God de Vader d.m.v. de Heilige Geest Jezus aan mij geopenbaard heeft.
a. Het is geen eigen verdienste. Het is niet zo, dat ik na wikken en wegen tot het besluit ben gekomen dat Jezus inderdaad is Wie Hij beweert te zijn.
B. Nee, het is de Heilige Geest Die de ongelovige mens Jezus laat zien.
i. Johannes 15:26 – “. . .wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen.
a. Jezus sprak deze woorden tot Zijn discipelen tijdens Zijn afscheidsspeech. Hij zegt hiermee dat wanneer de Heilige Geest gekomen is met Pinksteren, dat het Zijn hoofdtaak, Zijn core-business is om Jezus als de Christus, als de Zoon van de levende God aan de mens bekend te maken.
1. En zoals God dat aan Petrus bekend gemaakt heeft, zo heeft God dat ook aan mij bekend gemaakt.
Vers 18 – “En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.”
I. In vers 17 noemt Jezus Petrus: “Simon Barjona”. Simon is zijn geboortenaam, maar Jezus heeft hem de naam Petrus gegeven toen Hij hem voor het eerst riep om Hem na te volgen.
A. Johannes 1:43 – “En hij leidde hem tot Jezus. Jezus keek hem aan en zei: U bent Simon, de zoon van Jona; u zult Kefas genoemd worden, wat vertaald wordt met Petrus.”
II. De naam Petrus betekent “kleine steen”. Het woord petra betekent rots. Jezus zegt dat Hij hierop Zijn gemeente gaat bouwen.
III. Ik geloof dat Jezus dit nadrukkelijk zegt om het contrast te laten zien dat Petrus en de andere discipelen eigenlijk niet zo indrukwekkend waren vergeleken met de onwankelbare steenrots waarop Jezus Zijn gemeente bouwt.
A. Maar wat is die petra, wat is die rots waarop Jezus Zijn Gemeente bouwt?De inhoud van de belijdenis van Petrus.
i. De petra waarop Jezus Zijn gemeente bouwt is het onwankelbare feit dat Hij de Christus is, dat Hij de Zoon van de levende God is, dat Hij God is.
ii. Luister goed: elke andere opvatting over Jezus wankelt, op elke andere opvatting over Jezus kan niet gebouwd worden, althans het zal niet staande blijven.
a. Dus alhoewel de mormonen en de Jehova’s getuigen allebei beweren dat zij in Jezus Christus geloven, geloven zij niet in de inhoud van Petrus’ belijdenis.
1. Zij hebben wel hetzelfde vocabulaire of woordenlijst, maar zij hanteren een andere definitie.
IV. Ik vind het zeer bevrijdend en geruststellend dat Jezus Degene is Die Zijn Gemeente bouwt. Tegelijkertijd voel ik me ontzettend verantwoordelijk voor de bouw van Zijn gemeente.
A. Want God heeft er bewust voor gekozen om mensen van vlees en bloed te gebruiken om Zijn gemeente te bouwen.
B. God koos de twaalf discipelen aan wie Jezus Zijn missie heeft overgedragen om Zijn missie voort te zetten.
C. 1 Korinthe 3:9a – “Want Gods medearbeiders zijn wíj.”
i. Markus 16:19-20 – “19De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God, 20maar zij gingen overal heen om te prediken, en de Heere werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden. Amen.”
D. Jezus bouwt Zijn Gemeente, maar Hij is teruggegaan naar de hemel; lijfelijk is Jezus dus niet meer op aarde. Hoe zit dat dan?
i. De Bijbel leert ons dat wij Gods medearbeiders zijn. Maar hoe ziet die samenwerking er uit? Hoe werken wij samen met God? Hoe werken wij samen met Jezus als Hij er niet is?
a. Deze vraag wordt beantwoord met Pinksteren.
E. In Handelingen 2 werd met Pinksteren de Heilige Geest op alle discipelen uitgestort. Op dit moment in de geschiedenis van de mensheid werd de kerk van Jezus Christus geboren en ontvingen alle discipelen bovennatuurlijke kracht om de Gemeente van Jezus Christus te gaan bouwen.
De Heilige Geest, ook de Geest van Christus genoemd, krijgt inwoning bij mij als Zijn discipel en zó verricht Jezus Zijn bouwwerk door mij heen.
i. Jezus heeft mijn lichaam en mijn ziel als het ware bezet met Zijn Geest. Zolang ik voorrang geef aan Zijn Geest bouwt Jezus Zijn Gemeente door mij heen.
ii. Ik ben Zijn handen en voeten, Zijn stem, Zijn ogen, Zijn hart voor de mens. Maar ik ben dat alleen als ik mezelf elke keer weer opnieuw aan Hem overgeef.
a. Want ik heb ook de keus om Jezus géén voorrang te geven. Ik heb ook de keus om mijn eigen gang te gaan, om mijn eigen ding te doen.
b. Ik heb ook de keus om door mijn eigen koppigheid en eigenwijsheid de Gemeente af te breken ipv dat ik de Gemeente opbouw.
c. Door mijn eigen koppigheid en eigenwijsheid kan ik het geloof ín, en het vertrouwen óp God in mijn broers en zussen afbreken ipv opbouwen.
1. Om dus een effectieve medearbeider van God te kunnen zijn dien ik Hem in alles voorrang te geven. Dien ik Hem de regie uit te laten voeren over mijn leven.
V. Doordat God Zelf d.m.v. Zijn Heilige Geest bij de gelovigen inwoning heeft, kan niets en niemand tegen de Gemeente van Jezus Christus op, ook de satan niet.
A. Jezus zegt hier in vers 18: “en de poorten van de hel zullen de Gemeente niet overweldigen.”
i. Poorten spreken van kracht en van macht. Jezus zegt hiermee dat zelfs alle kracht en alle macht van satan en van de demonen Zijn Gemeente, Zijn kerk, niet kan tegenhouden en niet kan uitroeien.
a. De reden waarom de Gemeente van de Heere Jezus Christus hier op aarde stand blijft houden is het volgende: vers 19.
Vers 19 – “En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.”
I. Jezus heeft aan Zijn disicpelen, dus ook aan ons, wij die wedergeboren zijn, volmacht gegeven.
A. Jezus zegt tegen Zijn discipelen dat Hij hun de sleutels van het Koninkrijk der hemelen zal geven.
i. Iemand met de sleutels bepaalt wanneer een deur open en dicht gaat. De persoon met de sleutels is degene die de toegang geeft of weigert.
ii. Elke zondag komt Marcel hier om 08:25 uur aan om het schoolgebouw met de SLEUTELS open te maken opdat wij toegang krijgen.
iii. En elke zondag, rond 12:30 uur verzoekt Marcel iedereen vriendelijk doch dringend het gebouw te verlaten, zodat hij de boel weer kan afsluiten en alles op slot kan doen.
a. Hier zegt Jezus dat Hij elke ware discipel de sleutels heeft gegeven om het Koninkrijk der hemelen voor mensen te openen en dicht te doen.
b. Dit is een gigantisch groot voorrecht en tegelijkertijd een gigantisch grote verantwoordelijkheid.
II. Jezus zegt: “Wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.”
A. Hier zien wij de volmacht die Jezus aan Zijn discipelen schenkt.
i. Wanneer ik het Evangelie met iemand deel en deze persoon komt tot geloof dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God; wordt wederomgeboren; wordt vervuld met de Heilige Geest; volgt Jezus na; dan heb ik hier op aarde de volmacht om tegen deze persoon te verklaren dat zijn of haar naam in het Boek des Levens geschreven staat.
ii. Wanneer ik daarentegen het Evangelie met iemand deel en deze persoon blijft koppig; of eigenwijs; boos op God; vindt het onzin; en wíl niet geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God; dan heb ik hier op aarde de volmacht om tegen deze persoon te verklaren dat hij/zij na de dood voor eeuwig gescheiden zal zijn van God, van Zijn liefde en van Zijn heerlijkheid.
a. Dus, de transactie die tussen die persoon en mij op dat moment plaatsvindt wordt zowel hier op aarde als in de hemel bindend.
1. Nog simpler gezegd: wat ik als branche medewerker als bindend verklaar, wordt tegelijkertijd op het hoofdkantoor als bindend verklaard.
Vers 20 – “Toen verbood Hij Zijn discipelen dat zij tegen iemand zouden zeggen dat Hij Jezus, de Christus, was.”
I. Jezus zat hier alleen met Zijn twaalf discipelen. Het was een intiem gesprek. De dingen die Jezus aan hen vertelde, waren alleen voor hun oren bestemd, omdat zij daadwerkelijk geloofden dat Hij de Christus is, de Zoon van de levende God.
A. Alle andere mensen, alle andere zogenaamde aanhangers van Jezus waren niet geïnteresseerd in Jezus en in hoe Hij Zijn heilsplan ten uitvoer zou brengen.
B. Nee, de Joodse menigten wilden Jezus voor hun karretje spannen, zodat Hij hen zou verlossen van de bezettingsmacht van het Romeinse rijk.
C. Dus wilde Jezus Zich niet openbaren aan mensen die Hem niet oprecht wilden kennen, navolgen en dienen.
i. Dit doet God vandaag de dag nog steeds. Hij openbaart aan de mens Wie Jezus is. En Hij doet dat op basis van de hartsgesteldheid van de mens.
ii. Staat het hart van de mens open voor Hem, dan zal God Zichzelf en Jezus aan die persoon openbaren.
iii. Staat het hart van de mens niet open voor Hem, dan zal Jezus Christus voor die persoon verborgen blijven.
I. Hoe zit het vanmorgen met jou? Heb jij jezelf ooit afgevraagd Wie Jezus daadwerkelijk is? “Wie zeg jij dat Jezus is?”
A. Misschien heb je ooit in je leven iets van Jezus meegekregen, maar door alle foute keuzes die je in je leven hebt gemaakt, door omstandigheden waar je zelf geen controle over had, ben je Jezus uit het oog verloren. “Wie zeg jij dat Jezus is?”
B. Misschien kom je al jaren lang in de kerk, maar doordat je Jezus niet volledig de voorrang in je leven hebt gegeven, heeft God Jezus niet volledig aan jou geopenbaard, waardoor je niet een juist beeld van Jezus hebt. “Wie zeg jij dat Jezus is?”
II. Misschien loop je al jaren lang mee in het christendom. Maar omdat je het idee hebt dat Jezus los van jouw inzet Zijn Gemeente bouwt, ben je onverschillig geraakt in jouw toewijding voor de dingen van God.
A. Misschien heb je zoiets van: “Ah, joh, Jezus bouwt Zijn Gemeente toch?!? Waarom zou ik me druk maken om de kerk, dat loopt wel. Ik heb genoeg problemen waar ik mijn handen aan vol heb.”
i. Als jij dat denkt, praat dan na de dienst even na.
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl