Mattheüs 10:24-31 – De moeilijkheidsgraad van discipelschap en Gods belofte daarin
I. Toen ik een aantal keren geleden een begin maakte met het schriftgedeelte dat wij vanmorgen gaan behandelen, vroeg ik jullie: “Wat is stap nr. 1 ofwel de 1e stap in het Christen zijn?” M.a.w. wat volgt direct na het moment van de wedergeboorte?
II. Tegenwoordig zien wij in de praktijk, dat, wanneer mensen een bewuste keus hebben gemaakt om christen te worden, er uiteenlopende dingen met hen gebeuren.
In de preek van 14 juli had ik een aantal praktijkvoorbeelden genoemd.
III. Ik had niet de reden genoemd waarom er zo veel verschillende dingen met mensen gebeuren nadat zij christen geworden zijn.
A. Bijvoorbeeld als het Evangelie niet zuiver of volledig gebracht wordt en als er dan op basis van het onzuivere of onvolledige Evangelie een keus door iemand gemaakt wordt om christen te worden, dan is niet alleen de grond waarop zij kiezen verkeerd, maar alles wat daarna volgt zal gekleurd zijn door het instemmen met een onzuiver of onvolledig Evangelie.
i. Tenzij God hen brengt naar een plaatselijke gemeente waar het Woord van God rechtgesneden wordt en zij zich onderwerpen aan het gezag van Gods Woord.
a. Dit is slechts één voorbeeld. Maar helaas is het wel iets wat grootschalig voorkomt.
IV. In de laatste preek over dit onderwerp had ik uit de Grote Opdracht laten zien, dat het allereerste wat met een christen dient te gebeuren nadat hij/zij wedergeboren wordt, is om een discipel, een leerling van Jezus Christus te zijn.
A. Een leerling van Christus te zijn is voor de echte christen niet optioneel.
i. Het is niet zo, dat je een echte christen kan zijn zonder dat je tegelijkertijd een discipel/leerling van Jezus bent.
a. Het echt christen zijn en het leerling van Christus zijn, zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.
B. Door alle vier de Evangeliën heen wordt er alleen maar gesproken over “discipelen” van Jezus. Nergens worden de volgelingen van Jezus in de Evangeliën christenen genoemd.
i. Pas in Handelingen 11:26 worden de discipelen voor het eerst christenen genoemd; en dit door buitenstaanders.
V. Ik blijf hierop hameren, omdat niet iedereen die zichzelf christen noemt een discipel/leerling van Jezus Christus is.
A. Denk aan de zogenaamde christelijke basis- en middelbare scholen in ons land.
i. Omdat er ‘s ochtends een gebed wordt uitgesproken of omdat er een bijbelverhaal voorgelezen wordt, wordt het een christelijke school genoemd.
a. Maar als je willekeurig een leerkracht of een directeur van de school vraagt of hij/zij een discipel van Jezus Christus is, dan is het antwoord ‘nee’.
B. Denk aan de mensen die in zowel de katholieke als de protestantste kerk als kind gedoopt zijn.
i. Uitzonderingen daargelaten, maar als je hun vraagt wat hun geloofsovertuiging is, dan zullen zij zeggen dat zij christelijk zijn.
a. En als je hen vraagt of zij discipelen van Jezus Christus zijn zoals de Bijbel het bedoelt, dan is het antwoord ‘nee’.
C. Ook in de Evangelische kerk zijn er zat mensen die ooit christen geworden zijn, die naar de kerk gaan, die zelfs een taak in de kerk hebben, maar die geen echte discipelen van Jezus Christus zijn.
i. Dit is te zien aan de vrucht van de geest die in hun leven ontbreekt.
ii. Dit is te zien in het gebrek aan toewijding aan Jezus en aan Zijn werk; aan de Grote Opdracht.
iii. Dit is te zien aan de foute keuzes die zij blijven maken.
iv. Dit is te zien aan hun wereldsgezindheid, aan hun liefde voor de wereldse dingen.
v. Dit is te zien aan hun trots waardoor zij zichzelf veel geestelijker voordoen dan dat zij daadwerkelijk zijn.
D. Onder de Engelstaligen wordt er gezegd van een bepaald soort christen dat hij/zij “on fire” is voor Jezus Christus of dat hij/zij geheel “sold out” is voor Jezus Christus.
i. Dit betekent simpelweg, dat die persoon zich geheel heeft toegewijd aan Jezus, dat die persoon er helemaal voor gaat, dat Jezus Christus het allerbelangrijkste is in zijn leven, dat hij niets anders uit het leven wil halen dan het behagen van Jezus Christus, koste wat kost.
a. Maar alhoewel men dit soort christen een “on fire” voor Jezus of een “sold out” voor Jezus christen noemt, noemt Jezus Zelf zo’n christen een discipel/leerling.
Dus stap nr. 1 in het christen zijn is om direct na de wedergeboorte een discipel te zijn.
I. In de laatste preek hadden wij gekeken naar de Bijbelse definitie van een discipel, dus gaan wij er vanmorgen geen tijd meer aan besteden.
A. Wij gaan wel kijken, hoe Jezus een discipel ziet en hoe Hij mij/ons als discipelen bemoedigt en versterkt.
Mattheüs 10:24-31
Vers 24 – “De discipel staat niet boven de meester en de slaaf niet boven zijn heer.”
I. Het is vanzelfsprekend, dat een leerling niet boven zijn meester staat en de slaaf ook niet boven zijn heer.
A. Per definitie staat een leerling onder zijn meester v.w.b. kennis, wijsheid en ervaring. En de slaaf staat sociaal en economisch onder zijn heer.
i. Een echte discipel is onderwijsbaar, hij is leergierig en hij wil van zijn meester leren.
ii. Een echte slaaf wil zijn heer gehoorzamen en behagen.
II. Ik vind hieraan zo mooi, dat Jezus enerzijds de vrije keus van de mens laat zien en anderzijds de soevereiniteit van onze almachtige God.
A. Ik mag zelf kiezen of ik wel of geen discipel van Jezus Christus wil zijn. Nu heb ik die keus jaren geleden gemaakt, maar ik moet elke dag opnieuw, soms zelfs van moment tot moment teruggrijpen naar die keus en als het ware elke keer weer opnieuw kiezen om Jezus na te volgen.
B. Tegelijkertijd als ik eenmaal die keus heb gemaakt om een discipel van Jezus te zijn, dan bevind ik me niet alleen in een meester/leerling relatie met Jezus, maar ook in een slaaf/heer relatie.
i. Ik ben vrijgekocht met het bloed van Jezus Christus, Die in mijn plaats, voor mijn zonden aan het kruis, mijn doodstraf op Zich heeft genomen.
ii. De Bijbel zegt tot twee keer toe in 1 Korinthe 6 en 7 dat ik duur gekocht ben.
a. Dit betekent, dat ik niet meer mijn eigen eigendom ben. Ik ben Gods eigendom. Ik behoor Hem toe.
b. God is dus mijn Heer, ik ben Zijn slaaf en Hij heeft het in alles wat mijn leven betreft voor het zeggen.
III. Maar ik ben mens, ik ben eigenwijs, ik ben opstandig, ik ben vatbaar voor de misleiding van satan, ik denk nog te vaak dat ik het beter weet dan mijn Meester, dan mijn Heer.
A. En elke keer wanneer ik mezelf niet onderwerp aan Zijn hand, dan plaats ik mezelf boven mijn Meester en boven mijn Heer.
i. Misschien ben je het op dit moment niet eens met hoe God jouw leven leidt. Misschien denk je dat het anders moet gaan. Misschien denk je zelfs dat het God niets kan schelen wat er op dit moment met jou gaande is.
a. Als jij het beter weet dan Jezus, dan heb je jezelf boven Hem geplaatst. En dit gaat ten koste van je ziel.
b. Het zal je slopen. Het zal je depressief maken. Het zal je verbitteren. Het zal je verlammen.
Beide voorbeelden in dit vers, discipel/meester en slaaf/ heer laten ons duidelijk zien, dat het hier gaat om onderworpenheid aan God, onderworpenheid aan Jezus, mijn Meester en Heere!
Vers 25 – “Het moet genoeg zijn voor de discipel dat hij wordt zoals zijn meester, en dat de slaaf wordt zoals zijn heer. Als ze de Heere van het huis Beëlzebul genoemd hebben, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!”
I. Het is ook vanzelfsprekend, dat het de bedoeling van een discipel is om van zijn meester te leren opdat hij uiteindelijk wordt zoals zijn meester, én de bedoeling van een echte slaaf is om zijn heer te dienen om uiteindelijk als zijn heer te worden.
A. Lukas 6:40 – “Een discipel staat niet boven zijn meester, maar iedere volmaakte discipel zal net als zijn meester zijn.”
i. Hier zegt Jezus expliciet, dat de volmaakte oftewel de volleerde leerling zal zijn als zijn meester.
II. De Bijbel leert ons, dat Gods werk in mijn leven is om mij innerlijk te doen veranderen naar het beeld van Jezus Christus.
A. 2 Korinthe 3:18 – “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naarhetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.”
i. Hier zegt de apostel Paulus, dat ik, terwijl ik mijn ogen gericht houd op Jezus, van binnen-in word zoals Hij is.
a. Als ik mezelf elke ochtend opnieuw geef aan Jezus Christus, aan Zijn zaak; als ik mezelf verdiep in Gods Woord, het mezelf eigen maak en het gehoorzaam; als ik de dingen van de wereld loslaat en Jezus koste wat kost navolg, dan houd ik pas mijn ogen gericht op Hem.
b. Als ik mezelf onderwerp aan Zijn heerschappij, aan Zijn meesterschap, als ik mijn leven toewijd aan het leren van Jezus, mijn Meester, dan zal God ervoor zorgen dat ik zal worden als Jezus.
Vers 25a – “Het moet genoeg zijn voor de discipel dat hij wordt zoals zijn meester, en dat de slaaf wordt zoals zijn heer.”
III. Het moet genoeg zijn, ik moet niet meer willen worden dan Jezus, want dat is trots.
A. Dat was de fout die Lucifer gemaakt had; hij wilde zichzelf boven God verheffen, hij wilde meer zijn dan God.
IV. Het gevolg van het worden als Jezus is, dat men mij ook zal gaan behandelen zoals men Jezus heeft behandeld.
Vers 25b – “Als ze de Heere van het huis Beëlzebul genoemd hebben, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!
I. Beëlzebul is een andere naam voor satan.
II. Tot meerdere malen toe hebben de Farizeeën en de schriftgeleerden Jezus ervan beschuldigd, dat Hij demonen uitdreef door de kracht van satan.
A. Hier zegt Jezus, dat zij HEM satan genoemd hebben.
i. Als men Jezus satan noemen dan zal men ook van Jezus’ discipelen zeggen, dat zij bij satan horen.
B. In de ogen van de religieuze mensen is het één pot nat. Jezus zegt hier, dat ik kan verwachten, dat men mij zal gaan behandelen zoals Jezus door de haters behandeld werd.
i. Maar, er is geweldig nieuws!
Vers 26 – “Wees dus niet bevreesd voor hen, want er is niets bedekt wat niet geopenbaard zal worden, en er is niets verborgen wat niet bekend zal worden.”
I. Jezus bereidde zijn discipelen voor op wat hen zou overkomen. Maar tegelijkertijd bemoedigt Jezus hen en ons door ons aan te sporen om niet bang te zijn.
Want er is niets bedekt wat niet geopenbaard zal worden en er is niets verborgen wat niet bekend zal worden.
A. Mensen, er komt een moment wanneer God mij volledig in het openbaar zal rechtvaardigen. God zal mij publiekelijk, voor alle mensen en alle engelen van verdenking en blaam zuiveren.
i. Wat men in dit leven onterecht, verkeerd over mij gedacht heeft, waarvan men mij onterecht heeft veroordeeld, hoe men onterecht over mij geroddeld heeft, zal eens allemaal door God rechtgezet worden.
a. God zal mij van alle verdenking en blaam zuiveren! En omdat ik dit weet, hoef ik voor niemand bang te zijn. Ik hoef niet bang te zijn voor wat mensen van mij denken. Ik ben hierdoor vrijgemaakt van de vrees van mensen, van de vrees van wat mensen van mij denken.
Vers 27 – “Wat Ik u zeg in het duister, zeg het in het licht; en wat u hoort in het oor, predik dat op de daken.”
I. Er is niets, maar dan ook niets wat geheim is of hoort te zijn in het christendom.
A. Wat God voor zonsopgang in mijn tijd van gebed en bijbelstudie tot mij zegt, dat hoor ik met mensen te delen.
B. Wat God met Zijn zachte stem in mijn oor fluistert oftewel wat God tot mijn hart spreekt, dat hoor ik bekend te maken.
i. Jullie weten dit niet, maar het komt heel vaak voor, dat wat God ‘s ochtends vroeg tot mij spreekt, wat God mij laat zien, precies is wat ik nodig heb om iemand die ik op die dag spreek, te bemoedigen of te versterken of te corrigeren.
a. Daarom is het zo belangrijk om allereerst van God te horen ipv de sociale media of de krant of e-mail.
Vers 28 – “En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.”
I. Nogmaals spoort Jezus ons aan om niet bang te zijn, alleen nu doet Hij er een schepje bovenop.
II. Jezus zegt nadrukkelijk, dat wij niet bang hoeven te zijn voor mensen, in het bijzonder vijandige mensen. Want het allerergste dat een vijandig mens mij kan aandoen, is, dat hij/zij mijn lichaam kan doden.
A. Natuurlijk is mijn aardse lichaam belangrijk, het is op dit moment de tempel van de Heilige Geest, het is datgene waardoor God mij momenteel gebruikt om Hem te dienen.
B. Maar uiteindelijk is mijn aardse lichaam slechts een tijdelijke huisvesting voor wie ik daadwerkelijk ben en dat is mijn ziel.
i. Mijn lichaam is van tijdelijke aard, het is vergankelijk, het is sterfelijk. Maar nadat ik mijn aardse lichaam afleg d.m.v. de dood, zal God mij een ander lichaam geven dat voor eeuwig blijft bestaan. Ook mijn ziel is iets dat voor eeuwig blijft bestaan.
a. Jezus zegt hier, dat wij juist God moeten vrezen, omdat Hij alleen de macht heeft om zowel ons nieuwe lichaam en onze ziel voor eeuwig in de hel te werpen.
1. Jezus waarschuwt ons hier niet mee, dat wij moeten oppassen, anders werpt God ons in de hel. Nee, Jezus maakt alleen de vergelijking tussen de beperkte macht van de mens en de almacht van God.
Vers 29 – “Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om.”
I. In de tijd van Jezus werden twee kleine vogeltjes voor bijna niets op de markt verkocht.
A. De mensen aten deze kleine vogeltjes als hapjes zoals wij vandaag de dag een bitterbal eten. Hoe dan ook, Jezus haalt dit aan om de nietigheid van zo’n vogeltje te benadrukken.
i. Maar ondanks de nietigheid van zo’n klein vogeltje, weet God wanneer één zo’n nietig vogeltje neervalt.
Vers 30 – “En ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld.”
I. Er staat letterlijk dat de haren van uw hoofd genummerd zijn.
A. Afhankelijk van haarkleur heeft de gemiddelde mens tussen de 110-140 duizend haren op zijn/haar hoofd en volgens Jezus heeft God deze allemaal genummerd.
i. Ondanks dat sommigen van ons echt OCD zijn, durf ik te zeggen dat geen van ons onze haren geteld heeft.
ii. Jezus geeft dit aan om ons te laten zien, dat God zelfs deze, voor ons nietige dingen, belangrijk vindt.
iii. Maar. . .
Vers 31 – “Wees dus niet bevreesd, u gaat veel musjes te boven.”
I. Als God zo nauwkeurig omgaat met nietige vogeltjes en met de haren op mijn hoofd, hoe veel meer nauwkeurig en zorgzaam zal God dan niet met mij omgaan.
A. Als een discipel van Jezus behoor ik tot het allerbelangrijkste dat voor God bestaat.
B. Als Zijn discipel ben ik Gods oogappel, ik ben de kostbare parel, ik ben de schat die verborgen is op de akker, ik ben Gods lieveling en ik ben duur gekocht.
i. Ik hoef voor niets en voor niemand te vrezen, want God vindt mij belangrijk.
II. God vindt u/jou belangrijk. Zo belangrijk zelfs, dat Hij zo ver gegaan is om het jou mogelijk te maken om Zijn discipel, Zijn leerling te worden.
A. Het enige dat je hoeft te doen, is jezelf verloochenen, je kruis opnemen, d.w.z. sterven aan je eigen ik, en jezelf elke dag aan Jezus onderwerpen en toewijden.
i. Dit is discipelschap!
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl