Mattheüs 10:1-15 – Stage lopen bij Jezus
I. Vanmorgen maken wij een begin met Mattheüs 10. Tot nu toe heeft de schrijver Mattheüs ons laten zien, dat Jezus de door God beloofde en langverwachte Messias is.
A. Hoofdstuk 1 geeft ons het bewijs, dat Jezus de Messias is d.m.v. Jezus’ afkomst; dat Jezus vanuit het menselijke oogpunt afstamt van Abraham en van koning David.
B. In hoofdstuk 1 en 2 zien wij d.m.v. Zijn geboorte en alles wat daar omheen draait, het bewijs, dat Jezus de Messias is.
C. Wij zien God de Vader Jezus bevestigen bij Zijn doop door Johannes de Doper, waarna Jezus gedoopt wordt met de Heilige Geest en God de Vader zegt: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb”.
D. In hoofdstuk 4 zien wij, dat Jezus als de 2e Adam de verzoeking van satan niet alleen weerstaat, maar geheel ontkracht door beroep te doen op Gods Woord.
i. Op elke verzoeking van satan kwam Jezus terug met de woorden: “Er staat geschreven!”
E. Wij zien Jezus prediken: “Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
F. Wij zien Jezus in de bergrede Zijn discipelen onderwijzen over het Koninkrijk van God en hoe anders het is vergeleken met de foute opvattingen van God in die tijd.
G. In hoofdstukken 8 en 9 zien wij Jezus Zijn macht over ziekte, over verlamdheid, blindheid, over de dood, over de natuur en over het bovennatuurlijke uitoefenen.
Kortom, Mattheüs heeft in de eerste negen hoofdstukken een waterdichte zaak neergezet. Jezus vervulde alle kwalificaties van de Messias die in het Oude Testament geschreven staan; en door al deze dingen vast te leggen, heeft Mattheüs vanuit de Schrift en de praktijk bewezen, dat Jezus inderdaad de Messias is.
II. Nu het duidelijk is, dat Jezus de Messias is, richt de schrijver zich op de praktijktraining van de discipelen.
A. Jezus heeft inmiddels biddend Zijn keus gemaakt in wie Hij gaat investeren, wie Hij gaat discipelen, aan wie Hij het arbeiden in de oogst over zal laten.
B. Jezus heeft inmiddels 18 maanden lang met zijn discipelen opgetrokken.
i. Hij heeft hen niet alleen over het Koninkrijk der hemelen verteld en onderwezen, maar Hij heeft het ook in de praktijk laten zien.
a. Bij alles waar Jezus Zich mee bezig hield, waren Zijn discipelen betrokken; zij hebben tot op dit punt dus genoeg gezien en meegemaakt.
Nu is in hoofdstuk 10 de tijd aangebroken om met Zijn discipelen de volgende stap te nemen. Jezus biedt hen hier voor het eerst de gelegenheid om zelfstandig hun geloof uit te dragen door hen op een zendingsreis te sturen.
Mattheüs 10:1-15
I. Nogmaals: tot nu toe heeft Jezus alles Zelf gedaan en Zijn discipelen hebben Jezus min of meer geobserveerd.
A. Maar nu betrekt Jezus hen bij het echte werk. Hij delegeert Zijn Messiaanse taak aan hen.
B. Nu moeten wij deze opdracht niet zien als de ‘grote opdracht’, want dat komt pas na Jezus’ dood en opstanding uit de dood.
i. Dit kunnen wij zien als een stage-opdracht waarin de discipelen in de praktijk mogen brengen wat zij van Jezus gezien en geleerd hebben.
Vers 1 – “En Hij riep Zijn twaalf discipelen bij Zich en gaf hun macht over de onreine geesten om die uit te drijven, en om iedere ziekte en elke kwaal te genezen.”
I. Uit onze eerdere studies van hoofdstuk 9 hebben wij gezien, dat Jezus o.a. macht heeft over onreine geesten oftewel demonen.
A. Ook hebben wij in hoofdstukken 4 en 9 gezien, dat Jezus in alle steden en dorpen in Galilea iedere ziekte en elke kwaal onder het volk had uitgeroeid.
Nu Hij Zijn discipelen erop uit stuurt, geeft Hij hun dezelfde macht over demonen en om iedere ziekte en kwaal te genezen.
Vers 2 – “De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon die Petrus genoemd werd, en Andreas, zijn broer; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer;”
Vers 3-4 – “3Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, die ook Thaddeüs genoemd werd; 4Simon Kananites en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.”
I. Dit is de eerste keer, dat de 12 discipelen door Jezus de 12 apostelen genoemd worden.
A. Het Centrum voor Bijbelonderzoek (CvB) definieert een apostel als volgt: “In het algemeen kan men zeggen dat een apostel iemand is die met een bepaalde opdracht door een hogere autoriteit uitgezonden is en die die hogere autoriteit dan ook vertegenwoordigt.”
B. De 12 discipelen worden hier door Jezus dus apostelen genoemd, omdat zij voor een specifieke taak uitgezonden worden.
i. Na hun terugkeer van deze zendingsreis en in de rest van het Evangelie van Mattheüs worden zij weer discipelen genoemd.
C. Na Jezus’ hemelvaart is het uitgezonden zijn voor de 11 overgebleven discipelen definitiever van aard en worden zij dus vanaf die tijd definitief apostelen genoemd.
II. De eerste was Simon die Petrus genoemd werd. Dit betekent niet, dat hij de eerste was die Jezus gekozen had, want in Joh. 1 zien wij, dat Andreas de eerste was die door Jezus geroepen werd.
A. Hiermee bedoelt de Bijbel, dat Petrus de voornaamste was oftewel dat Petrus de leider van de 12 was.
i. Ik zou eigenlijk veel meer tijd willen besteden aan het bestuderen van deze 12 discipelen, want wij kunnen er zo veel van leren. Maar omwille van de tijd gaat dat niet lukken.
III. Ik wil wel benadrukken, dat Jezus geen hoogbegaafde of hoogopgeleide mannen heeft uitgekozen voor deze taak.
A. Nee, dit waren hele eenvoudige mensen. Vier waren van beroep visser. Dit betekent op zich al, dat zij niet goed konden leren, want zij hadden hun beroep van hun vaders moeten leren, omdat zij laag gescoord hadden op de CITO toets van die tijd. En de rest, tja dat waren ook geen mensen van aanzien.
i. Deze 12 hadden geen theologie gestudeerd, zij hadden geen diploma’s, hadden geen invloed op de politiek, hadden geen netwerk, geen vermogen.
a. Kortom, zij hadden Jezus eigenlijk niets te bieden.
IV. En dit feit is voor mij zeer bemoedigend! Want dit laat mij zien, dat God niet afhankelijk is van het kunnen van de mens, maar dat God gewone en eenvoudige mensen kan en wil gebruiken in Zijn werk.
A. Want Hij is het Die Zijn discipelen in staat stelt om Zijn werk te verrichten.
i. Dus de vraag die ik zo vaak van mensen hoor wanneer het gaat om God te dienen: “maar, wie ben ik?” is totaal niet aan de orde!
V. Als ik mezelf ten eerste toewijd om een discipel van Jezus te zijn d.w.z. dat ik mezelf toewijd om een leerling van Jezus te zijn, dan zal Hij mij in staat stellen om Zijn werk te doen.
A. Zonder dat wij dieper op dit onderwerp ingaan, wil ik alleen zeggen, dat de manier waarop men zichzelf kan toewijden om een leerling van Jezus te zijn, is door zichzelf te geven aan het werk van de Heere in en door de plaatselijke kerk.
i. Het is onmogelijk om een toegewijde discipel/leerling van Jezus te zijn als je geen actieve deelnemer bent aan het gemeenteleven.
a. Deze 12 trokken tot op dit moment anderhalf jaar lang elke dag met Jezus en met elkaar op. Dat is gemeente zijn!
Geen van deze 12 kwam onregelmatig bijeen. Geen van deze 12 had andere prioriteiten. Deze 12 kwamen koste wat kost bij Jezus en bij elkaar.
VI. Voordat deze 12 als apostelen uitgezonden werden, hadden zij zichzelf eerst bewezen discipelen te zijn.
A. Het discipel zijn, het leerling zijn is een noodzakelijke voorwaarde om vervolgens als apostel uitgezonden te worden.
Vers 5-6 – “5Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, 6maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.”
I. Het heil oftewel de redding van God moest volgens het Oude Testament middels Israël tot de wereld komen.
A. God had Israël in leven geroepen om hèt middel te zijn om Zichzelf aan de wereld bekend te maken.
B. De bedoeling die God vanaf het begin met Israël voor ogen had, was, dat door Israël alle andere volken op aarde zouden inzien, dat de God van de Bijbel de enige echte levende God is.
i. En dat in en door Hem alleen redding mogelijk is.
II. Ook was het zo, dat Israël haar Messias verwachtte; de heidenvolken hadden geen weet van deze Messias, laat staan dat zij Hem verwachtten.
A. Dus is het logisch, dat Jezus Zich eerst richt op de verloren schapen van het huis van Israël, om hun te laten weten, dat hun langverwachte Messias gekomen is.
III. Natuurlijk houden God de Vader en Jezus van de heidenvolken en van de Samaritanen.
A. In Johannes 4 zien wij, dat Jezus per se door Samaria heen moest gaan om naar Galilea te reizen, omdat Hij de Samaritaanse vrouw en vele andere Samaritanen uit haar stad Sichar wilde redden.
B. In Mattheüs 8 zien wij, dat Jezus Zich ontfermt over de Romeinse soldaat wiens knecht verlamd en met veel pijn thuis lag.
i. Het feit, dat ik als niet-Jood hier in Zijn dienst sta, getuigt van het feit, dat God absoluut van heidenen houdt.
Vers 7 – “En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
I. Het is geen toeval, dat Jezus hen opdraagt om deze boodschap te verkondigen.
A. Toen Johannes de Doper zijn bediening uitoefende, was zijn boodschap precies hetzelfde:
i. Mattheüs 3:1-2 – “In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, en zei: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’.”
B. Bij het aanbreken van de bediening van Jezus was het eerste wat Jezus zei, precies hetzelfde:
i. Mattheüs 4:17 – “Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’.”
C. In al Zijn onderwijs in de synagogen aan de menigte, aan de 12 discipelen, in de Bergrede, vóór Zijn arrestatie tijdens het Pascha en gedurende 40 dagen lang na Zijn opstanding uit de dood had Jezus gesproken over het Koninkrijk van God en hoe het leven in het Koninkrijk eruit hoort te zien.
i. Bij Jezus draaide Zijn boodschap om het Koninkrijk der hemelen.
a. De termen het ‘Koninkrijk der hemelen’ en het ‘Koninkrijk van God’ zijn uitwisselbaar; zij betekenen hetzelfde.
II. Wanneer er sprake is van een koninkrijk, dan is er sprake van een koning. En de Bijbel leerde het Joodse volk, dat er een moment zou komen, dat er een Koning oftewel dé Messias zou komen om te regeren over Israël. Men verwachtte Hem!
A. Alleen was Gods plan voor Zijn Koninkrijk anders dan men had verwacht. In de tijd van Jezus was Israël bezet door het Romeinse rijk en de Joden dachten, dat de komende Koning hen zou bevrijden van de bezettingsmacht. Maar zo ging dat niet.
i. Uiteindelijk zal Jezus, wanneer Hij bij Zijn wederkomst terugkomt, Zijn Koninkrijk fysiek gaan vestigen en Hij zal persoonlijk regeren als de Koning der koningen.
B. Maar voor nu is het eigenlijk heel simpel: Gods Koninkrijk bestaat waar Jezus Christus regeert.
i. Dus toen ik door mijn wedergeboorte een kind van God werd, begon Jezus Christus te regeren over mijn leven. Omdat ik op het moment dat ik Jezus Christus vertrouwde voor mijn redding, mezelf had overgegeven aan de heerschappij van God.
a. Daarom zegt men ook vaak, dat iemand zijn/haar leven aan de Heere heeft gegeven.
ii. Jezus Christus regeert als Koning wanneer ik als wedergeboren christen Hem koste wat kost navolg, wanneer ik het christelijke leven uitdraag door het Woord van God koste wat kost te gehoorzamen.
iii. Het merendeel van Jezus’ onderwijs draaide om het Koninkrijk van God dat in de harten van mensen een realiteit zou zijn.
a. De boodschap was dus, dat de Koning gekomen was en dat Hij in de harten van mensen wilde regeren.Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
Vers 8 – “Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets.”
I. Jezus gaf hun de opdracht om het werk van de Koning, om het werk van de Messias uit te voeren. Jezus delegeerde Zijn taak aan hen! Jezus zei hiermee: “Ga en doe wat ik doe!”
II. Alles dat je zal doen, het prediken van het Evangelie, het genezen van zieken, het reiningen van melaatsen, het opwekken van doden, het uitdrijven van demonen, is, omdat het jou door God gegeven is.
A. M.a.w. de apostelen zullen het werk van de Koning ten uitvoer brengen, omdat God hen voor niets daartoe in staat stelt.
III. Zij hebben deze bekwaamheden van God als kado ontvangen en omdat zij het voor niets ontvangen hebben, wil God dat zij het voor niets weggeven.
A. In die tijd waren er veel kwakzalvers, oplichters die zogenaamde kracht hadden om mensen te genezen of te bevrijden van demonen.
i. Alleen vroegen zij de mensen een hoop geld voor hun dienst. En wanhopige mensen willen best wel wat geld neerleggen.
B. De Bijbel leert ons in 1 Timotheüs en Titus 1, dat de dienstknechten van God en in het bijzonder voorgangers, niet uit moeten zijn op oneerlijke winst.
i. De apostel Petrus schrijft in 1 Petrus 5:1-2 – “De ouderlingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: ‘Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar vrijwillig;’”
a. Gods Woord is hierin duidelijk en toch worden vandaag de dag mensen opgelicht in de naam van Jezus.
Vers 9-10 – “9Voorzie u niet van goud of zilver of kopergeld in uw gordels, 10of van een reiszak voor onderweg of twee stel onderkleren of sandalen of een staf. Want de arbeider is zijn voedsel waard.”
I. Jezus zendt de apostelen uit om Hem en Zijn Koninkrijk te vertegenwoordigen. En omdat de Koning Degene is Die hen uitzendt, verzekert Hij Zijn discipelen, dat Hij voor hun levensonderhoud zal zorgen.
A. Hij zegt hier, dat zij niet van tevoren een budget moeten opstellen en vervolgens voldoende geld meenemen voor de reis. Nee, Jezus zegt, dat zij helemaal geen geld mee moeten nemen.
B. Ook geen reiszak, die normaliter gevuld is met eten en drinken voor onderweg. Geen extra kleding en ook geen staf oftwel een wapen om zichzelf te verdedigen tegen rovers en wilde dieren.
i. M.a.w. Jezus wil, dat Zijn apostelen volkomen afhankelijk zullen zijn van God, want de arbeider is zijn voedsel oftewel zijn levensonderhoud waard.
II. God weet als geen ander wat mijn gezin en ik nodig hebben. En als ik mezelf aan God geef als Zijn vertegenwoordiger, als ik mezelf in de oogst inzet als arbeider, dan zal God voor ons levensonderhoud zorgen. Punt uit!
A. Hoe God dat doet, is Zijn zorg. Ik hoef mij alleen maar te schikken naar Zijn wil en Zijn Woord. Ik hoef mij alleen maar door Hem te laten leiden waar Hij mij hebben wil, waartoe Hij mij zendt.
i. Jezus was hier heel duidelijk over waar Hij Zijn apostelen wilde hebben.
ii. Vandaag de dag is Jezus net zo duidelijk, alleen is het zo, dat Hij alleen duidelijk spreekt tot Zijn discipelen en niet tot naamchristenen.
Vers 11 – “Welke stad of welk dorp u ook zult binnenkomen, onderzoek wie het daarin waard is; en blijf daar, totdat u weer vertrekt.”
I. De apostelen moesten wat speurwerk doen. Zij moesten onderzoeken wie het waard was om hen te ontvangen.
A. Jezus wilde, dat Zijn apostelen slim te werk gingen.
i. Hij wilde, dat zij bij iemand thuis terecht kwamen die hen en hun boodschap omarmde en Hij wilde, dat zij in dat huis bleven tot hun vertrek uit dat dorp.
a. M.a.w. Jezus wilde niet, dat zij hun tijd verspilden door telkens te verkassen wanneer zij een beter aanbod kregen.
Vers 12-13 – “12En als u een huis binnengaat, begroet het dan. 13En als dat huis het waard is, laat dan uw vrede erover komen, maar als het dat niet waard is, laat dan uw vrede tot u terugkeren.”
I. Het was gebruikelijk om mensen te begroeten met “Shalom” wat “vrede” betekent of “Shalom aleichem” “vrede zij met u”.
A. Jezus zegt hier, dat wanneer Zijn apostelen mensen vinden die open staan voor God en voor het Evangelie, zij de mensen van het huis Gods vrede toewensen.
i. Dit is een zegen die zij kunnen uitspreken, want wanneer iemand openstaat voor het Koninkrijk van God, dan is het gevolg, dat zij inderdaad de vrede met God en de vrede van God zullen krijgen.
ii. Daarentegen, wanneer iemand niet openstaat voor God en voor het Evangelie, dan kunnen de apostelen niet Gods vrede over hen uitspreken.
a. Want wanneer iemand Gods Koninkrijk niet volledig aanvaardt, dan zal hij niets te weten komen van de vrede met God en de vrede van God.
Vers 14 – “En als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, vertrek dan uit dat huis of die stad en schud het stof van uw voeten.”
I. Wanneer de Joden vanuit een gebied van de heidenvolken of de Samaritanen terug naar Jeruzalem kwamen, was het gebruikelijk, dat zij heel demonstratief de stof van hun sandalen af klopten. Zij deden dit, omdat zij Jeruzalem niet wilden bezoedelen met iets heidens.
A. Jezus zegt hier, dat wanneer iemand niets te maken wil hebben met Zijn apostelen of het Evangelie, hij deze mensen moet behandelen alsof zij heidenen zijn.
i. M.a.w. zij moeten demonstratief laten zien, dat zij verder niets met hen te maken willen hebben.
II. Voor alle duidelijkheid: dit betekent niet dat wij onze (nog niet) gelovende familieleden, onze vrienden, kennisen, collega’s, schoolgenoten enz. moeten verwerpen.
A. Nee, voor deze mensen blijven wij bidden, dat zij tot geloof zullen komen en wij zullen blijven proberen om hun Jezus te laten zien.
i. Maar, als iemand tot meerdere malen toe duidelijk maakt, dat hij/zij niets met Jezus Christus en het Evangelie te maken willen hebben, dan moet je je biddend afvragen of God wel of niet wil hebben dat je je tijd en energie in die persoon blijft steken.
Vers 15 – “Voorwaar, Ik zeg u: Het zal voor het land van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad.”
I. Hieruit blijkt, dat Gods oordeel verschillende gradaties kent, maar dat weet ik niet zeker.
II. Het wel duidelijk is, dat alhoewel Sodom en Gomorra bij uitstek hét voorbeeld zijn van steden die door God streng veroordeeld waren, het voor degenen die Jezus Christus bewust verwerpen nog erger zal zijn op de dag van het oordeel.
A. Dit, omdat de Koning der koningen Zichzelf aan hen heeft getoond én omdat Hij Zijn vertegenwoordigers persoonlijk naar hen gestuurd had.
i. De kennis van Jezus Christus brengt verantwoordelijkheid met zich mee.
a. Als ik bijvoorbeeld in onze kerkdienst de waarheid over Jezus Christus gehoord heb, dan houdt God mij verantwoordelijk voor die kennis.
b. En als ik mezelf vervolgens niet onderwerp aan Jezus Christus als de Koning van Gods Koninkrijk, dan zal God mij op de dag van het oordeel veroordelen.
III. Het is dus zaak, mensen, om Jezus Christus de plaats in je leven te geven die Hem toebehoort.
A. Jezus is Messias, Jezus is de Koning der koningen. De vraag is: regeert Jezus Christus over jouw leven?
Bijbelstudie en Uitleg Stage lopen bij Jezus – Mattheüs 10:1-15 – Calvary Chapel Haarlemmermeer
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl