Mattheüs 7:7-12 – Carte blanche of niet
I. Vier weken geleden alweer zijn we begonnen met Mattheüs 7.
A. Vers 1-6 heeft voornamelijk te maken met een overkritische houding jegens je broer of zus in Christus.
i. Jezus gaat in vers 1-6 in tegen de zelfingenomen houding van de mens waarbij men anderen loopt af te kraken.
a. Dit bedoelt Jezus met “Oordeel niet”.
II. Vervolgens spreekt Jezus in vers 7-11 over gebedsverhoring en dan sluit Hij dit gedeelte af met wat vaak “de gulden (gouden) regel” genoemd wordt, “the golden rule”.
A. Deze gulden regel is het meest eenvoudige en tegelijkertijd het meest diepgaande gebod dat Jezus ons geeft. Jezus zegt:
i. Vers 12 – “Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten.”
a. Dit heeft puur te maken met hoe wij die wedergeboren zijn, met mensen horen om te gaan.
ii. Jezus noemt hier simpelweg een andere manier om het één-na-grootste gebod in de Bijbel te verwoorden.
a. Mattheüs 22:34-40 – “34Toen de Farizeeën gehoord hadden dat Hij de Sadduceeën de mond gesnoerd had, kwamen zij bijeen. 35En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: 36Meester, wat is het grote gebod in de wet? 37Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dit is het eerste en het grote gebod. 39En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. 40Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.”
III. Ik haal dit aan, omdat Jezus het hier over het liefhebben heeft en dat het oordelen oftewel het overmatig kritisch zijn jegens je broer of zus totaal geen plaats heeft in het Koninkrijk van God.
A. Daarom zegt Jezus: “Oordeel niet”.
IV. Zoals ik afgelopen keer zei, dat het de mens eigen is om zich zorgen te maken, is het ook de mens eigen om op alles en iedereen kritiek te hebben.
A. Maar het probleem hiermee is, dat de mens in zijn zondige natuur niet in staat is om accuraat / rechtvaardig te kunnen oordelen.
i. Jezus zegt in Joh. 7:24 – “Oordeel niet naar wat voor ogen is, maar vel een rechtvaardig oordeel.”
B. De mens die té gauw een oordeel velt of die té gauw kritiek heeft op een ander, doet dit altijd zonder dat hij/zij over alle relevante informatie beschikt.
i. Bijv. als ik met een van jullie wekelijks een gesprek voer waarin je mij week-in-en-week-uit vertelt hoe je man of vrouw op alle fronten tekort schiet, dan heb ik slechts een eenzijdig verhaal.
ii. Dan zou ik met de kennis die ik d.m.v. de gesprekken over die persoon heb gekregen en ook door mijn eigen observaties, die nu gekleurd zijn, mijn eigen conclusies kunnen trekken.
iii. Maar omdat ik niet alle relevante informatie heb, kom ik niet tot een rechtvaardig oordeel. Ik oordeel die persoon op basis van een eenzijdig verhaal, op basis van onvolledige informatie, op wat voor ogen is; schijn!
C. En weet je, al heb je beide kanten van het verhaal gehoord, al beschik je over alle relevante feiten, dan ben je nog steeds een vergankelijk mens die niet in staat is om een rechtvaardig oordeel te kunnen vellen.
i. Want wij kunnen ondanks dat wij misschien over alle relevante feiten beschikken, niet oordelen over hetgeen in het hart van de mens verborgen zit.
a. Alleen God kent het hart van de mens. Als mens zijnde ben ik niet in staat om de motieven van het mensenhart rechtvaardig te kunnen beoordelen.
D. Maar Jezus geeft ons in vers 7-8 de belofte, dat God ons Zijn rechtvaardige ogen zal geven om wél een rechtvaardig oordeel te kunnen vellen, om wél onderscheid te kunnen maken zonder dat wij de ander afkraken, om lief te hebben zonder dat wij altijd kritiek hebben.
LEES MATTHEUS 7:1-12
I. Jezus zegt in vers 1-6 anderen niet onrechtvaardig te bekritiseren, maar wel geestelijk onderscheid te kunnen maken.
A. En vervolgens wijst Jezus Zijn discipelen en ons de weg om dit te kunnen doen.
Vers 7-8 – “7Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. 8Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden.”
I. Jezus geeft ons hier geen carte blanche om maar te eisen wat ons hartje begeert.
Nee. De context leert ons, dat dit puur te maken heeft met het tot God bidden voor de juiste hartsgesteldheid jegens anderen én voor de wijsheid en het onderscheidingsvermogen om tot een accuraat en rechtvaardig oordeel te kunnen komen.
A. Want al is door Gods genade de balk uit ons eigen oog gehaald, hebben wij Gods wijsheid nodig om precies te weten hoe wij een broer/zus kunnen helpen om een splinter uit hun oog te kunnen halen.
B. Ook hebben wij Gods wijsheid nodig om te kunnen onderscheiden wie een hond is, wie een zwijn is en wie een valse profeet is.
i. Dus, nee, God geeft ons hier geen carte blanche, maar een specifieke belofte voor een specifieke nood.
II. Voor alle duidelijkheid, dit is een belofte die Jezus alleen aan Zijn discipelen maakt. De eerste kwalificatie om aanspraak te kunnen maken op deze belofte is dat men wedergeboren is.
Aan het begin van de Bergrede staat dit:
A. Mattheüs 5:1-2 – “1Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. 2En Hij opende Zijn mond en onderwees hen.”
i. Dit zijn degenen die omschreven worden in de zaligsprekingen; de armen van geest, zij die treuren, de zachtmoedigen, zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, de barmhartigen, de reinen van hart, de vredestichters.
a. De “ieder die bidt” in vers 8 duidt dus zuiver en alleen op alle waarachtige discipelen van Jezus.
B. Als discipelen van Jezus denk ik dat het onze grootste nood is om te bidden, zoeken en kloppen om Gods wijsheid.
i. Het is menselijk onmogelijk om geestelijke zaken te kunnen beoordelen oftewel te onderscheiden zonder dat God het ons geeft. En volgens Jezus is gebed de primaire weg om aan Gods wijsheid te kunnen komen.
a. Jakobus 1:5 – “En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.”
C. In de Bijbel geeft God ons alle principes die we nodig hebben, maar Hij geeft ons geen specifieke instructies of methodes of regels voor elke mogelijke situatie.
i. Situaties en omstandigheden veranderen voortdurend en ze zijn ook per persoon weer anders.
ii. Iedereen is uniek. Leeftijd, geestelijke volwassenheid, Bijbelkennis, persoonlijkheid, achtergrond, opvoeding e.d. zijn allemaal factoren waar rekening mee gehouden moet worden.
iii. Iedere persoon heeft een unieke aanpak nodig en daar hebben wij naast Gods Woord de Heilige Geest voor nodig.
a. Als je de wijsheid wil krijgen om een broeder te helpen die vastzit in zijn zonden, of als je het onderscheidingsvermogen wil krijgen om honden, zwijnen en valse profeten te herkennen, ga dan, zegt Jezus, naar je Hemelse Vader toe in gebed en bid, zoek en klop.
1. “Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden.”
III. Nogmaals, de “ieder” die bidt, zoekt en klopt duidt op een discipel van Jezus. Dit is dus de eerste kwalificatie om aanspraak te kunnen maken op deze belofte. Je moet wedergeboren zijn.
De tweede kwalificatie om aanspraak te kunnen maken op deze belofte is dat je in gehoorzaamheid aan God de Vader leeft, dat je in je doen en laten God behaagt.
A. 1 Johannes 3:22 – “en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is.”
i. Hier leert de Bijbel ons, dat wij zullen ontvangen wat wij van God vragen wanneer wij Hem gehoorzamen en doen wat God behaagt.
ii. Natuurlijk behaagt het God wanneer wij Zijn Woord gehoorzamen, maar ik denk zelf dat wij meer kunnen doen om God te behagen.
a. “en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is.”
IV. De derde kwalificatie om aanspraak te kunnen maken op deze belofte is, dat onze motieven zuiver zijn.
A. Jakobus 4:3 – “Als u bidt ontvangt u niets, omdat u verkeerd bidt: u wilt alleen uw eigen hartstochten bevredigen.” (nbv)
i. De reden waaróm wij tot God bidden is van essentieel belang. Bidden, zoeken en kloppen wij vanuit egoïstische redenen, dan geldt de belofte niet.
V. De vierde kwalificatie om aanspraak te kunnen maken op deze belofte is, dat wij onderworpen moeten zijn aan Gods wil en aan Zijn heerschappij.
A. Het is onmogelijk om aanspraak te maken op deze belofte als wij verdeeld zijn in onze toewijding, als wij trachten om zowel God als de mammon (de wereld) te dienen.
B. Over de mens die met één voet in Gods Koninkrijk staat en de andere voet in de wereld zegt Jakobus dit:
i. Jakobus 1:7-8 – “7…zo’n iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere. 8Hij is een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen.
a. Ben je een lauwe christen, ben je een vleselijke christen, ben je een wereldse christen, ben je een zondagschristen, dan kan je het wel vergeten. Maar…
ii. 1 Johannes 5:14 – “En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.”
a. De christen die niet verdeeld is in zijn/haar toewijding aan God, de christen die onderworpen is aan Gods wil en heerschappij, die bidt naar Gods wil.
1. Johannes zegt hier heel duidelijk, dat God wanneer zo’n christen naar Zijn wil bidt, hem of haar verhoort. Punt uit!
VI. Tenslotte moeten wij volharden om aanspraak te kunnen maken op deze belofte.
A. De woorden bid, zoek en klop zijn werkwoorden en taalkundig gezien staan ze hier als tegenwoordige imperatieven.
i. M.a.w. Jezus zegt: Blijf bidden, blijf zoeken, blijf kloppen. Ga net zolang door totdat je het krijgt!
B. Alhoewel het bidden, zoeken en kloppen wel van een progressie spreekt, komt het er simpelweg op neer dat d.m.v. het bidden, zoeken en kloppen je iets van God wil ontvangen.
Vers 7-8 – “7Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. 8Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden.”
Vers 9-11 – “9Of is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? 10Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? 11Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.”
I. In vers 7-8 geeft Jezus ons het principe en hier geeft Jezus ons Zijn onderbouwing.
II. In vers 11 noemt Jezus ons slecht. Hier spreekt Jezus over de gevallen mens, over zijn zondige natuur die hij van Adam geërfd heeft.
A. Jezus spreekt hier over de gevallen, gebroken mens die een Redder en Verlosser nodig heeft. De gevallen en gebroken mens waarvoor Jezus aan het kruis gestorven is om hem met God te verzoenen.
III. Maar ondanks dat de mens van nature slecht/kwaad is, is hier op aarde de ouder-kindrelatie een van de sterkste die er is.
A. Uitzonderingen daargelaten hebben ouders heel veel voor hun kinderen over. Ouders offeren heel veel voor hun kinderen op. Ouders hebben het beste voor met hun kinderen en zorgen voor hun kinderen.
i. En als de gebroken mensheid al zo veel voor haar kinderen doet, hoe veel meer zal de volmaakte God, Die liefde is, doen voor Zijn kinderen die tot Hem bidden?
Vers 12 – “Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten.
I. De volmaakte liefde van God de Vader komt in Zijn kinderen tot haar recht wanneer Zijn kinderen anderen behandelen zoals zij behandeld willen worden.
A. Stel, dat je het op dit gebied voor het zeggen hebt en zonder enige beperking maak je voor jezelf een lijst waarop je je hartsverlangens schrijft over hoe je door anderen behandeld wil worden.
B. Je moet dit zien als een “wish list”. Je mag dromen, je mag het zo gek maken als je het zelf wil.
C. Als je die lijst eenmal af hebt, dan mag je daarmee aan de slag gaan om anderen op DIE manier te gaan behandelen.
i. Menselijk gezien is dit onmogelijk, want wij zijn van nature egoïstisch. Alles draait om mij!
ii. Maar, stel dat dit wel mogelijk is. Hoe anders zal het leven zijn als wij meer en meer met elkaar en met anderen op deze manier om zullen gaan?
iii. Mensen, dit omschrijft het leven in Gods Koninkrijk.
a. Dus, blijf tot God bidden, blijf God zoeken en blijf bij God aankloppen totdat je anderen liefhebt en behandelt zoals jij geliefd en behandeld wil zijn.
Vers 7-8 – “7Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. 8Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden.”
Bijbelstudie en Uitleg Carte blanche of niet? – Mattheüs 7:7-12 – Calvary Chapel Haarlemmermeer
Studie van het Bijbelboek Mattheüs door Stan Marinussen, Calvary Chapel Haarlemmermeer: calvarychapel.nl